Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan Jan EngelmanToulon, 13 juni 1937
Zeer geachte Heer Engelman,
Ik voel een beetje gêne U dezen brief te schryven, die den schyn heeft iets in den trant van een maanbrief te zyn, en dat toch niet is. Wat my, na lang aarzelen, beweegt myn schroom op zy te zetten, is de vrees dat een brief van U aan my, en, wie weet? ook de zending van Uw uitgever - Uw poëtisch werk - verloren zyn geraakt. U schreef my ddo 29 april: ‘Een paar dagen geduld, en ze (Tuin van Eros, Het Bezegeld Hart, en De Dyk) zullen U bereiken.’ Tot nu toe ontving ik noch Uw Gedichten, noch ook een ontvangstbericht, den U door my ddo 3 mei geadresseerden bundel Uitingen van een reactionnair betreffend. Ik liet dit boek, voor alle zekerheid, aan teekenen, en ik denk dus dat het U heeft bereikt. Het uitblyven van het een en ander maakt my een beetje ongerust wat de wederwaardigheden van een gedeelte myner correspondentie aangaat. U dient te weten dat ik, in myn hoedanigheid van ‘fascist’ - ik ontvang de Action Française! - in het verdomboekje sta by een of twee gemoscovitiseerde brievenbestellers, die het, met betrekking tot de ‘ennemis du Peuple’, waartoe ik natuurlyk behoor, vermoedelyk niet al te nauw nemen. Ik ben dus nooit zéker of ik alles ontvang dat my zou moeten bereiken. | |
[pagina 399]
| |
Vandaar de perplexiteit, waaraan een paar regels van Uwe hand een eind kunnen maken. Met zeer veel vriendelyks, t.á.v.
Alexandre Cohen
p.s. - Van morgen af tot en met begin augustus ongeveer zal myn adres zyn: Chez M. Edouard Gros, à Flins-sur-Seine (S.-et-O.). Dit is dicht by Parys. Indien Uw voornemen mocht zyn tusschen deze beide data naar Parys te tygen, zou het my verheugen U te ontmoeten. Ci-inclus een paar ‘eerlyke’ recensies v/m boek. Het is waar dat n.r.c.tGa naar eindnoot1 noch TribuneGa naar eindnoot2 reden hebben de me porter dans leur coeur. (Het stuk van de Tribune zal ik wel van U terug mogen ontvangen.) Nog iets! Ik vroeg U in myn kaart van ik-weet-niet-meer-welkendatum of myn boek besproken zou kunnen worden in het door U gestichte (en nog geredigeerde?) tydschrift De Gemeenschap. Ook hierop kreeg ik ‘uiteraard’ (afgryselyk woord!) geen bescheid. |
|