Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Aan Julius PéeToulon, 12 maart 1937
Zeer geachte Heer,
Ja, dat is een heele rek: 1893-1937! Maar ik herinner my toch heel goed dat wy, in die dagen van Olim, gecorrespondeerd hebben. Ik meen dat wy toen, épistolairement, even gelachen hebben om Roland de Marais,Ga naar eindnoot1 die, in ik weet niet meer welke poging tot vertaling van Multatuli, een kerstboom een ‘cerisier’ had genoemd. Met deze zelfde post adresseer ik U, aangeteekend, twee boekdeelen, te weten het door U verlangde tweede (en laatste) deel van myn herinneringen: Van Anarchist tot Monarchist, en een exemplaar van den in 1929 verschenen bundel Uitingen van een reactionnairGa naar voetnoot*... een bloemlezing, als ik dat zoo mag zeggen, uit journalistieken arbeid in den loop van ongeveer dertig jaar. Ik weet niet of U het laatstgenoemde boek kent, vermoed van nièt, anders hadt U het zeker wel even genoemd, net als In Opstand dat U las. Laat my hopen dat de lectuur van dezen bundel met den vermetelen titel - denk eens aan: ik durf my, zonder blikken of blozen, een ‘reactionnair’ noemen! - Hier en daar, zooal niet overal, naar Uw ‘goesting’ zal zyn. Op blzn. 51-54 vindt U een herdenking van Multatuli, met wiens werken ik in wel zeer bizondere omstandigheden kennis maakte. Wat myn biographie betreft, zult U ongetwyfeld uit myn werk nu wel de gewenschte gegevens kunnen putten. Ik zou waarlyk niet weten wat daaraan nog toe te voegen. Bibliographische détails? Ik heb, buiten myn nu in Uw bezit zynde boeken en myn plus minus 40-jarigen, journalistieken arbeid - waarvan 16 als parysch correspondent van de Telegraaf -, niets ömvangryks geschreven. Voor memorie noem ik nog de Paradox, een 14-daagsch pamphlet, waarvan U, in myn laatste boek, de geschiedenis vindt, plus een aantal uittreksels. Un point, c'est tout, en U zult misschien, even als ik-zelf, denken dat het niet véél is! Uw boek over ‘Multatuli en de zynen’Ga naar eindnoot2 zal ik gaarne ontvangen en met belangstelling lezen. Ik zie daar net in een van-morgen ontvangen nummer van De Nieuwe EeuwGa naar eindnoot3 - ként U dit catholieke, hollandsche | |
[pagina 386]
| |
weekblad, dat my voorkomt een van de beste, misschien hèt beste (want aller-eerlykste!) van alle nederlandsche bladen te zyn? - ik merk daar, zeg ik, dat Uw boek nog al veel besproken is, en ik zie er met groote benieuwdheid naar uit. Indien het U mogelyk is, zooals U zegt voornemens te zyn, de aandacht te vestigen op myn beide memoireboeken, dan zult U my daarmee verplichten. Het eerste deel - In Opstand - is maar heel matig verkocht, wat U, vermoed ik, niet zal verwonderen. (Deze mededeeling strikt confidentieel! Niets schaadt den omloop, het debiet, van een boek ernstiger dan het gerucht dat een vorig werk van den schryver geen succes had.) Aan de pérs heeft dit nièt gelegen, want ik heb talryke, uitstekende recensies gehad in dagbladen en tydschriften van de meestuiteenloopende politieke schakeeringen. In het prospectus,Ga naar eindnoot4 waarvan ik hier een ex. insluit, zyn excerpten uit de meeste dezer besprekingen van In Opstand opgenomen. De critiek, in het algemeen, is oneindig gunstiger geweest dan ik verwacht had. Voor de aardigheid voeg ik hierby de ‘recensie’ van myn oude lyfs-vyandin de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Ik had ook een uittreksel van déze Boekaankondiging in het prospectus willen opnemen, een copieus uittreksel. Maar de uitgevers wilden daar niet aan! Jammer! (Ik ontvang dit knipsel by gelegenheid wel van U terug.) Mocht U, by het ‘aandacht-vestigen’ op myn boeken, in een eenigszins uitgebreide recensie, een excerpt van deze Nieuw Rotterdamsch - eerlyke en onbevangen, letterkundige critiek willen geven, dan héél graag! Indien U de gelegenheid vindt iets van den bundel Uitingen van een reactionnair te zeggen, dan zou ook dat my aangenaam zyn. Ook dit boek heeft zich verheugd in hetgeen men ‘een gunstig onthaal’ by de pers noemt. Op zeer enkele uitzonderingen na - en onder deze uitzonderingen kwam, natuurlyk, myn oude vriendin de Nieuwe Rotterdamsche Courant voor: zie, hieromtrent, pagina 413 van mya nieuwe boek - was dit onthaal buitengewoon sympathiek. Maar het bleef vrywel zonder uitwerking op het hollandsche publiek, dat toch kranten leest! Onbegrypelyk! Niét dat ik my beklaag! Grands dieux, non! Ik had niet het geringste succes verwacht, my geen gouden bergen voorgesteld, en de besprekingen van den bundel in de kranten verrasten my buiten mate door haar veelal opgetogen toon. Nog iets, om te eindigen. Indien U, hier of daar in een belgisch tydschrift een recensie van Van An. tot Mon. mocht ontmoeten, wilt U dan de vriendelykheid hebben, my dit met opgave van titel en datum, te | |
[pagina 387]
| |
signaleeren? Ik liet o.a. recensie-exemplaren adresseeren aan Boekengids (Antwerpen), de Bibliotheekgids (idem?), de Vlaamsche Gids, Dietsche Warande en Belfort.Ga naar eindnoot5 Met zeer vriendelyke groeten en in de hoop spoedig iets van U te vernemen, t.à.v.
Alexandre Cohen
p.s. Mag ik U, ter verspreiding onder Uw kennissen, eenige exemplaren toezenden van het hierby gevoegde prospectus? - U zult de doorhalingen in dezen brief wel willen excuseeren, niet waar? |
|