Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |
Aan W. van RavesteynToulon, 8 augustus 1934
Waarde Heer van Ravesteyn,
Het deed my genoegen weer eens iets van U te hooren, al spyt het my te vernemen dat er ook dit jaar niets van Uw reis naar dit mooie land met zyn aardige menschen kan komen. Zullen wy elkaar wel ooit in levenden lyve ontmoeten? Tot een naar-Holland-komen van my worden de kansen met den dag geringer: de reis is veel te kostbaar voor de ‘nouveaux pauvres’Ga naar eindnoot1 die wy zyn. Uw stuk: ‘Hebben wy reden’ enz.,Ga naar eindnoot2 plus het pamflet tegen ‘Koning Gorilla’Ga naar eindnoot3 kreeg ik te-gelyk met Uw brief. Wat het eerst-genoemde geschrift aangaat: is het wel noodig te zeggen, dat ik het on ne peut plus ééns ben met Uw conclusies? Ik dènk het niet, waar immers myn bundel ‘Uitingen v/e reactionnair’, door U in het ‘Critisch Bulletin’ zoo vriendelyk besproken, doordeesemd is van denzelfden geest. Uit myn hart gegreepen is, o.a., Uw opmerking, dat ‘wy leven in een maatschappy waarin de onwetendheid van de massa grooter is dan in eenige vroegere.’ - Ontegenzeggelyk! En dan Uw oordeel over de kranten, die voor de massa ‘denken’ en haar vergiftigen, over de sport, die haar tot een conglomeraat van bruten maakt, en over de onmenschelykheid van de technocratie. Amerika! Amerika en Moscou! (Te-gelyk met Gorilla, als drukwerk, zend ik U een afdrukje toe van een artikel over Duhamel's ‘Scènes de la Vie future’, dat ik een paar jaar geleden in ‘Den Gulden Winckel’ publiceerde. U zult, vermoed ik, het wel ééns daarmee zyn.) Nog een zin, die my, onder véle, in Uw geschrift heeft getroffen: ‘Geen tyd ging meer prat op zyn kennis. Nooit was de gemiddelde “beschaafde” mensch hoovaardiger op niets.’ En nooit ook was hy stommer, al heeft hy altyd den mond vol over Kennis-Wetenschap-Vooruitgang, de nieuwe drie-eenige Moloch en de onuitstaanbaarste van àlle goden en àfgoden. Naar aanleiding hiervan: ik geloof dat myn, overigens niet van gisteren dagteekenende afkeer van alle linksch-revolutionnaire leerstellingen, in hoofdzaak is voortgesproten uit de peillooze verveling, die de belyders van deze theorieën by my hebben opgewekt door hun pedant en eentonig gebazel over de Bevrydende | |
[pagina 342]
| |
Wetenschap en de Oneindigheid van den niet te stelpen Vooruitgang. Pestilentie, die, net als zooveel ándere pestilenties, van duitschen oorsprong is, en door de verschillende revolutionnaire partyen is overgenomen, als een besmetting, van nu wylen de Sozialdemokratie, dit universeele kweekbed van plat-materialistische schyn-geleerdheid en weetnietige verwaandheid. Nu Uw stuk weer. U schryft (pag. 677, onderaan): ‘doch ziehier nu de vierde en misschien diepste contradictie van onzen tyd. Tegelykertyd groeit en versterkt zich een macht, die de waarde en de beteekenis der individualiteit - het grootste acquisiet onzer beschaving, dus van 25 eeuwen - practisch tracht te vernietigen. Het is de Staat en de godsdienst van Staat en Natie, die zich inzonderheid in de laatste 50 jaar bezig is te ontwikkelen. Voor den godsdienst van Staat en Natie is het individu weer onbeteekenend. De Staat en de Natie worden gedeïficeerd en tot bykans almachtige goden verheven. Het geluk van het individu wordt onbeteekenend of onbeteekenend verklaard ten opzichte van deze goden.’ Het zal U, die - jammer voor U! - de ‘Action Française’Ga naar eindnoot4 niet leest, waarschynlyk verwonderen onder Maurras' pen dit te lezen: ‘Je crois qu'il faut subdiviser le problème individualiste en deux problèmes distincts: celui de l'individu dans l'Etat et celui de l'individu dans la Société. Soyons avec çindividu contre ÏEtat, mais avec la Société contre l'individu.’Ga naar eindnoot5 De corporatieve monarchie - laat my de definitie zóó samenvatten: u begrypt wat ik bedoel - van de a.f. is nóch fascistisch, nóch dictatoriaal, nóch theocratisch: de a.f. is in den Kerkban, Hitler niét!!!, en maakt géén afgod van den Staat. Verre van daar! De a.f., die met den dag in kracht toeneemt en haar invloed ziet uitbreiden - ik woonde, verleden zondag, een door 15-duizend menschen, voor het overgroote deel landen wynbouwers, bezochte meeting in de open lucht by, en daar is geen party in het land, die een dergelyke ‘rassemblement’ byeen kan brengen! - de a.f., zeg ik, wil het eind van de republiek, i.e. van het door en door verdorven regiem dat Frankryk naar den afgrond voert. Stel u de wereld voor zónder Frankryk, of met een onder den voet geloopen Frankryk! Om dit gevaar af te wenden bestaat er maar één middel: stérk zyn, met andere woorden, tot de tanden gewapend blyven. C'est triste, mais c'est comme cela! Ik tart U, met al Uw afschuw van den oorlog - afschuw die ik deel! - om een andere oplossing en een anderen uitweg te vinden... met Hitler en zyn bestiale volk van slaven ante portas.Ga naar eindnoot6 Ja, | |
[pagina 343]
| |
toch! daar is één andere oplossing (ook voor Holland, dat door de Duitschers wordt opgeëischt, en, aanstonds, opgevreten zal worden als een ‘germaansch land’): zich zonder slag of stoot en op genade of ongenade overgeven aan de helhonden aan den overkant van den Ryn... die dan de onderworpen wingewestelingen eenvoudigweg by hun Horde zullen inlyven, en, by den e.v. frischen, fröhlichen Krieg, aanvoeren, desnoods met de bajonet in den rug, tegen de rèst van het nog niet gegermaniseerde Heelal, à l'instar van de Elzassers, de Lotharingers, de Polen, de Denen van Schleswig, die, van augustus 1914 tot november 1918, de eer hadden für Gott, für Kaiser und Vaterland te vechten.Ga naar eindnoot7 Ziedaar het voorland van de holkoppige pacifisten, die het éigen land met zyn taal, zyn zeden, zyn gebruiken, zyn ethniciteit, de atmosfeer die zy er inademen, zyn overlevering, zyn kunst, kortom: al wat het begrip ‘vaderland’ omvat, niet willen verdedigen, en die, aanstonds, onder de uniform van den overweldiger, die géén gekheid verstaat!, zullen meehelpen om andere volken te knechten. Want zoolang het teutoonsche Beest niet definitief geslagen, vèrslagen en ‘zerstückelt’ zal zyn in veertig, vyftig autonome staatjes - daar waren er, als ik my niet vergis, plus minus 300 in 1648, by den vrede van Westphalen - zoolang bestaat er geen kans op vrede en kan er van ontwapening geen sprake zyn... Mussolini? Die kan en zal zonder Duitschland niets beginnen. (Tusschen haakjes: voor de diplomatieke triomfen van den blaaskaak BarthouGa naar eindnoot8 geef ik geen papieren sou! Eitel Schaum en schyn. Ik geef toe dat de tegenwoordige politiek van den quai d'Orsay, vergeleken by die van den niet te qualificeeren ‘apótre de la paix’, anders gezegd de Heilige Aristide - nicht gedacht soll seiner werden! - en by die van zyn discipel Paul-Boncour, op iets redelyks lykt. Maar dit is te danken aan de nu zelfs voor Engeland te ver gaande buitensporigheden van den schonen Adolf, méér dan aan Barthou's scherpzinnigheid. En buitendien ... Het in den maak en ongeveer beklonken zynde nieuwe verbond met Rusland, met het Rusland van de Sovjets en van Staline, waarvoor kwade trouw en de ongeldigheid van met ‘bourgeois’ en bourgeoisstaten aangegane verbindtenissen de voornaamste geloofsartikelen zyn, dit verbond ne me dit rien que vaille en kan voor Frankryk niet anders dan een duperie zyn.) Ik vrees ook dat U een beetje te optimistisch is wat het ‘geteld zyn van Hitlers dagen’ betreft, ofschoon de uitroeiïngs-expeditie van 30 juni,Ga naar eindnoot9 en, een week of drie later, de vermoording van Dollfuss,Ga naar eindnoot10 hem wel kwaad heeft gedaan... in het buitenland. Binnen de grenzen van het | |
[pagina 344]
| |
Vaterland slikken ze alles. En nu, na den dood van den ‘loyalen’ Hindenburg, is hy de Alleenheerscher.Ga naar eindnoot11 Nee, ik zie hem nog niet vallen. De eenige lichtzyde aan de sombere situatie is dat de engelsche regeerders wakker beginnen te worden, dank zy de tydelyke - of definitieve? - verwydering van den ellendigen vredes-Tartufe MacDonald, wylen Briand's evenknie, wiens gallophobie en germanolatrie een onmiddellyk uitvloeisel zyn van zyn schots-puriteinsch en virulent anti-catholicisme!!! Nog een woord over den oorlog als verschynsel. Afschuwelyk? D'accord! Maar erger, in zyn gevolgen, is de vrede-tot-elken-prys, d.w.z. tot den prys van weerlooze onderwerping en dus tot slaverny. Nee! de dichter - ik weet niet meer wiè - heeft gelyk: Far better to have fought and lost
Than never to have fought at all,Ga naar eindnoot12
en als verachtelyke honden te worden behandeld door een Hitler... of door wièn anders ook. Een volk dat zich tot het uiterste heeft verweerd, ook tegen een verpletterende overmacht en dus zonder de geringste hoop op succes, wordt ten slotte door zyn overwinnaar, aan wien het zooveel inspanning heeft gekost en zooveel verliezen heeft toegebracht, met consideratie behandeld. (Zie, b.v., de zeer zachte bepalingen van den vrede van Vereeniging, die, in 1902, een einde maakte aan den zuid-afrikaanschen oorlog.) Ik zou over dit alles graag Uw meening eens willen hooren. Tot zoover over - en naar aanleiding van - Uw artikel in de ‘Stem’.
Het pamflet tegen Koning Gorilla kende ik natuurlyk. Het dagteekent van omstreeks 1887, het tydstip van myn correctorschap aan ‘Recht voor Allen’. Maar ik ben de schryver niet, en het vleit my niet dat U dit hebt kunnen dénken. Niet zoozeer om den inhoud en de ‘strekking’ van het ding, die ik destyds - à tout pêche miséricorde, même aux péchés de goût! - prachtig vond, maar om den erbarmelyken styl, die U, als U het geschriftje nog eens inkykt, ongetwyfeld ook zeer pover zal voorkomen. De auteur van het schotschrift, ‘althans’ de inspirator en de verstrekker van de gegevens, was Roorda van Eysinga, de man van Sentot's ‘Laatste dag der Hollanders op Java’.Ga naar eindnoot13 Myn zegsman? Domela Nieuwenhuis, die zeer bevriend was met Roorda, en o.a. in Clarens by hem | |
[pagina 345]
| |
logeerde na zyn ontslag uit de gevangenis in augustus 1887. Wat het pamflet zelf aangaat, hoe kunt U dit een ‘bekwaam gesteld ding’ noemen? Van den ‘styl’ sprak ik al. En wat de ‘strekking’ aangaat, ongetwyfeld heeft het geschrift, zooals U zegt, ‘toentertyd een groote werking uitgeoefend’. Welk pamflet van dezen aard werkt niét in op de massa? Maar dit kan voor U toch geen bewys van deugdelykheid zyn! Quelle pauvreté, dit ‘Asmodée’Ga naar eindnoot14-achtige geschrift-bestaat die flauwe, smakelooze Asmodée nog? - met zyn belachelyk-grove overdryvingen. (Myn tegenwoordig, en, trouwens, al van 1908 of daaromtrent dagteekenend fransch! monarchisme heeft niets uit te staan met de hier volgende critiek.) Kom! kom! Die Willem ui was misschien geen gentleman, en, vermoedelyk, geen interessante verschyning. Hy zal, dit neem ik voetstoots aan, wel eens een flesch wyn te veel hebben gedronken - de man zal zich vervééld hebben - en misschien lustte hy jenever, een akelige drank vind ik. Ik twyfel er niet aan dat hy wel eens een aardige meid in haar wangen zal hebben geknepen, en, horresco referens, in haar billen, tout comme moi... et vous, je suppose. Ook zal hy, als hy wat ‘op’ had, wel eens, vaak misschien, onaangenaam, ruw, onbeschoft, voire vlegelachtig zyn geweest jegens zyn permanente of toevallige omgeving... precies zooals dit een gewoon bourgeois, en, o! heiligschennende onderstelling, en bewust en georganiseerd of onbewust en lósloopend, proletaar wel eens overkomt. Laat ons aannemen, ofschoon ik er niets van wéét, dat hy een ploert was. Maar was hy een ‘vadermoorder’ - lees het, door het relaas van de omstandigheden aller-belachelykste verhaal van dezen manslag - en liet hy den minnaar van zyn tante ‘eenvoudig vergeven’, om het prestige der familie hoog te houden?Ga naar eindnoot15 Quel petit Néron!Ga naar eindnoot16 En vond men hem inderdaad meermalen ‘in de goten zyner residentie, waarop hy dan als een zwyn door zyn aanstaande onderdanen werd thuisgebracht’? Ik geloof er geen steek van! De schryver heeft vergeten te vermelden dat z.m. - of zyn aanstaande Majesteit - zich gewoonlyk ging bezuipen in ‘de Groote Slok’, waar Hy geregeld smousjaste met den voorzitter van den Hoogen Raad en den Legercommandant, opzettelyk daarvoor gecommandeerd. Het kan best zyn dat ‘Gorilla’ eens ergens de trappen is afgesmeten door een meneer die hem by zyn ‘maintenée’ in bed had gevonden. Dat vind ik zoo erg niet, en honni soit qui mal y pense. Maar dat hy zich zoo gedwee de trap liét afgooien - hy zal zyn degen niet by zich gehad hebben - dat is wel heel sterk in stryd met hetgeen de goed-gedocumen- | |
[pagina 346]
| |
teerde historiograaf ons vertelt van zyn beestachtig en moorddadig temperament. Wat een lydelyke Heliogabalus! Ik dènk er niet aan dit geschriftje, waarvan de lezing, de hèrlezing, na ±50 jaar, my, hier en daar, in een onbedaarlyken lach deed schieten, van a tot z te analyseeren. Maar neem alleen eens kennis van de volgende passage: ‘Zoo deed hy met zyn tweede vrouw een tocht door de hoofdstad van zyn land. De vrouwelyke bevolking... staken (sic) hem hunne (resic) kinderen toe opdat hy ze zegenen (!) zou. Maar wel verre dat hy het wenschelyk vond dat de kinderen tot hem kwamen, stiet hy moeders en kinderen vloekend van zich af, ja sloeg zelfs de hand aan zyn degen.’ En, pour la bonne bouche, dit: ‘Letterlyk niets was hem heilig: zoo had hy dezelfde maitres (sic) als zyn zoon. Deze vond eens by haar een sigarenkoker, die zyn moeder aan haar vader had geschonken. De zoon bracht het aandenken weder naar huis.’ - Tableau! ‘Moe! zei de prins, raai nou eens wat ik op Wiesjes nachttafeltje heb gevonden... Wiesje, moet je weten, is myn maitresse!... Pa zyn sigarenkoker, die je, op zyn verjaardag, in de fransche bazar voor hem hebt gekocht. Zoo'n smakkert!’ - ‘Nee! jonge, suste de vorstin, tot in het diepst van haar liefhebbend hart gewond, maar die zich goed hield, terwille van het vaderlyk en koninklyk prestige, nee! jonge, je vergist je. Dat is pa's sigarenkoker niet. Hy lykent er veel op, maar pa's naam: Willem Paul Frederik Alexander, die ik voluit in zyn koker geborduurd had, staat er niet in. En dus... Houd je pa in eere, jonge!’ Maar in het binnenst van haar gemoed klonk een voor de buitenwereld onhoorbaar: ‘Zoo'n ouwe smeerlap!’ Wat een kinderachtigheden! C'est a pleurer. En nù Uw brief. Nee! dat artikel van Schwarzschild las ik niet.Ga naar eindnoot17 Dat zit zóó in elkaar: U hadt my opgegeven dat het bedoelde stuk was opgenomen in het ‘Neue Tagebuch’ nù 17 (24 februari). Ik schreef er om, met toevoeging van 1 franc in postzegels, en ik kreeg 3 nos van het blad toegezonden, waaronder no 17, waarin het door U bedoelde artikel niet stond. Ik vond het verdrietig, schreef er niet wéér over en wilde U ook niet lastig vallen met het verzoek om toezending-in-leen van het artikel in questie. Voilà! Het boek van den Reichswehr-generaal: ‘De Weimar au Chaos’?Ga naar eindnoot18 Dit las ik óók niet. Ik kan geen boeken meer koopen, tot myn groote smart. Maar hoe hebt U Bainville's ‘Napoléon’ gevonden? Daar ben ik benieuwd naar. Kent U zyn ‘Histoire de France’? En zyn ‘Histoire de trois générations’? En zyn ‘Histoire de deux peuples’ (Frankryk en Duitschland) tot en met Hitler's troonbestyging? | |
[pagina 347]
| |
Nu iets over my-zelf, of, liever, over het werk waaraan ik bezig ben: het tweede deel van myn herinneringen. Ik vroeg U al eens of U misschien een uitgever voor my wist, en Uw antwoord was dat U er aan zoudt dénken. Welnu, in het augustus-nummer van de ‘Nieuwe Gids’ - dat wellicht al verschenen is, maar ik ontving niets - komt het begin voor, als fragment, van dit tweede deel. Ik denk, afgaand op hetgeen U in ‘Het Volk’ hebt gezegd van het éérste deel (‘In Opstand’), dat dit U wel zal interesseeren. Is dit inderdaad het geval, zoudt U dan, met dit fragment gewapend, niet eens willen probeeren een uitgever op te zoeken? En zoudt U my ook den titel en het redactionneele adres willen opgeven van een paar hollandsche tydschriften - U kent die, vermoedelyk, allemaal - die in aanmerking kunnen komen voor de publicatie van een paar fragmenten van myn 2de deel souvenirs? Kan dit iets zyn voor ‘de Stem’? Of voor welk ander periodiek, waarmee U in relatie staat? (Ik zélf weet van de hollandsche tydschriften niéts af: volkomen out of touch!) Van ‘Groot-Nederland’ kan, denk ik, geen sprake zyn. Meester Frans Coenen vindt - zooals hy ook in een bespreking van ‘In Opstand’ zei - myn styl te levendig, en zelfs ‘een weinig kwajongensachtig levendig’. Evidemment! Lévendigheid is Mr Frans' ondeugd nooit geweest, en kwajongensachtigheid evenmin.Ga naar eindnoot19 N'est pas gavroche qui veut! Herman Robbers, die den scepter zwaait over ‘Elsevier's Tydschrift.’ zal ook niets van my willen opnemen. Voor zoo ver ik weet zweeg hy over ‘In Opstand’ - ik, ten-minste, kreeg geen recensie van myn uitgever - en van myn bundel ‘Uitingen’ getuigde hy destyds, met de hand op het hart, denk ik, dat die hem deden denken ‘aan een wat stoffige en muffige doos met opgeprikte vlinders’. Voor dezen jolytigen spring in 't veld ben ik dus niet levend - of levendig genoeg.Ga naar eindnoot20 Hoe maak ik het die beiden: Herman Coenen en Frans Robbers, naar den zin? Jugez de mon embarras! Toe, doe Uw best eens voor een en ander: een uitgever voor myn tweede deel, en een of meer tydschriften die een fragment kunnen en willen opnemen. Ik onderstèl, zonder het te wéten en alleen afgaand op de hoofdjes van Uw enveloppen, dat U aan het hoofd staat van de Gemeentelyke Bibliotheek der stad Rotterdam. Is dit zoo, dan kent U, by naam ten-minste, alle uitgevers in het land, benevens hun respectieve specialiteiten, en bent U dus de aangewezen persoon om my, hieromtrent, in te lichten... en, eventueel, een handje te helpen. Ik, hiér, ben volslagen machteloos tot het aanknoopen van welke betrekking ook. | |
[pagina 348]
| |
Entre nous: Wiessing, myn oudste vriend in Holland, en die voor my door het vuur zou gaan, is al sedert een maand of wat doende om een uitgever op te scharrelen. Maar hy leeft zelf in voortdurende, nypende zorgen, en daar komt geen eind aan. Het laatst was hy bezig met Giltay,Ga naar eindnoot21 in Amsterdam, maar ik hoorde al sedert een paar maanden niets meer van dit heerschap, die er ‘eens over zou denken... er met zyn compagnon over spreken... er misschien wel idee in had... enz.’ Bref, de gewone hollandsche vlugheid! W. kan dat niet helpen! Gedurende dien tyd zit ik te barsten van ongeduld. Want ik heb, hoe zal ik het zéggen, een beetje haast! Ik word, in september, 70 jaar, en heb dus zoo héél veel tyd niet meer in het verschiet. En ik zou heel graag met schryven willen voortgaan, als ik de zekerheid had een uitgever te vinden voor myn boek. Het plaatsen van fragmenten, hier en daar, zou dit misschien kunnen vergemakkelyken. Daarby komt, dat de tydschriften, hoe karig ook, toch altyd iéts betalen en ik werk dan niet héélemaal pour le roi de Prusse. Dit is wel een lange brief geworden. Al myn excuses voor den tyd dien de lezing U zal kosten! Met heel veel vriendelyks t.á.v.
Alexandre Cohen. |
|