Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan W. van RavesteynToulon, 11 october 1933.
Geachte Heer van Ravesteyn,
Nee, ik wist niét van u dat u gelegenheid had gevonden myn reactionnaire ontboezemingen te bespreken in De Stem.Ga naar eindnoot1 En dat u dit doen wilt vind ik des te aardiger, omdat, zoals u zegt, en ik natuurlyk verwachtte, een en ander in den bundel ‘niet bepaald met diverse van uw opvattingen strookt’. Maar, voegt u daaraan toe, ‘wat zou dat?’ Evidemment! U zult, vermoed ik, verwonderd staan, als ik u zeg dat ik De Stem, ‘een van de meest-gelezen, en, moet ik ook zeggen, critisch beste tydschriften in ons land’, niet kèn, noch ook ooit een nummer er van onder de oogen kreeg. Ik ben, sedert jaren, volkomen out of touch met Holland, een paar schaarsche, vriendschappelyke relaties daargelaten. Hollandsche kranten en tydschriften lees ik nooit. Wat de kranten aangaat, geloof ik niet veel te verliezen, en wat de litteraire tydschriften betreft, de goéde wel te verstaan, ben ik te arm om my daarop te abonneeren, wat ik anders zeker zou doen. De naam van Anthonie DonkerGa naar eindnoot2 is my bekend, en heeft myn belangstelling opgewekt - de drager van dit pseudoniem namelyk - door de sporadische lezing van De nieuwe Eeuw, een catholiek, uitstekend geredigeerd weekblad, waarvan ik, te haver en te gort, wel eens een nummer toegezonden kreeg, wat, tot myn spyt, nu óók heeft opgehouden. In de n.e. dan, las ik, nu en dan, passages uit stukken van Anthonie Donker, in de Letterkundige Kroniek van het blad aangehaald, en waaruit ik den indruk kreeg, laat my zeggen de zekerheid, dat hy zuiver denkt en goed schryft. Dit nu geeft | |
[pagina 336]
| |
voor my altyd den doorslag, by het beoordeelen van litterair werk. Het komt er voor my méér op aan hoe een schryver zegt wat hy te zeggen heeft, dan wat hy zegt. Want de eerlykheid - of de òneerlykheid - van een auteur blykt, voor my, uit zyn styl, niét uit zyn stof. Le style c'est l'homme même (Buffon dixit). En ik ben van dien Anthonie Donker gaan houden om zyn styl. Gebeeldhouwd en toch soepel hollandsch. Een hoe langer hoe zeldzamer verschynsel. De taal wordt in Holland vermoord, wat my daarom zoo verbittert, omdat het het éénige is, het vrywel-éénige, wat ik daarginder nog liefheb. Waarom staat er geen straf - vyf jaar tuchthuis, zonder papier en potlood, en, by récidive, levenslang - op het vermoorden van een mooie, ryke taal, en wèl op het moedwillig verdrinken van een hoerebaas of een kattekneppelaar? Het is waar: dan zaten 98 percent van de hollandsche journalisten, en 87% van de hollandsche ‘bellettristen’, in het rasphuis. Wat ik zoo heel erg niet zou vinden... ‘Waarmee ik maar zeggen wil’, dat ik het heel prettig vind juist in Anthonie Donker's Stem te worden besproken door u, van wiens eerbied voor uw taal de inleiding by Jaurès' ‘Geschiedenis der Fransche revolutie’Ga naar eindnoot3 getuigt. (U zult zeker wel willen vermelden dat de ‘nieuwe uitgave’ van dezen bundel verschenen is by Andries Blitz, Amsterdam. Nièt om zynentwil - de man gedraagt zich als een vlegel - maar my ten-pleziere. En hoe zoudt u anders ook een van 1929 dagteekenend boek kunnen bespreken en deze bespreking rechtvaardigen!) Van Andries Blitz gesproken... entre nous. Ik vermoed dat hy my bedrogen heeft, o.a. hièrin, dat hy, uit vieze zuinigheid, myn boek In Opstand niet heeft toegezonden aan alle bladen en tydschriften die voor een recensie-exemplaar in aanmerking kwamen, en die door my aangeschrapt werden op de my destyds door hem ad hoe toegezonden, gedrukte lyst: item zooveel exemplaren door hem ‘uitgespaard’. Gegeven uw oordeel over De Stem, valt het my moeilyk aan te nemen dat de redactie van dit tydschrift, een recensie-exemplaar van In Opstand ontvangen hebbend, het eenvoudigweg ter zyde gelegd heeft zónder het te bespreken. De gevolgtrekking ligt voor de hand: de uitgever van het boek heeft het vermoedelyk niét aan De Stem toegezonden, tenzy het aan de post verloren is gegaan. Quoi qu'il en soit, ik zou heel graag willen weten of de S. het boek al óf niét heeft ontvangen, en of men daar, in het laatste en dus negatieve geval, geneigd zou zyn het ‘alsnog’ te bespreken. Zoudt u zoo vriendelyk willen zyn daarnaar, in myn naam en ten mynen behoeve, te informeeren by Anthonie Don- | |
[pagina 337]
| |
ker? Ik ken het adres van dit tydschrift niet. Maar ik bedenk daar iets: misschien ontving De Stem het boek wél, en besprak het dit, maar kreeg ik de recensie niet toegezonden. Ik zou, anyhow, willen weten hoe of wat. Iets anders: nu ik weet dat de ontvangst van ‘knipsels’ u welkom is, zal ik u heel graag daarvan voorzien, als my iets voor u interessants onder de oogen komt. Hierby al vast één. Emile BuréGa naar eindnoot4 is een van de beste fransche journalisten, wat niet weinig gezegd is. En wat méér beteekent en nog béter is: hy behoort tot het veel geringer aantal voorlichters der Openbare Meening die niét verkocht zyn aan de politie, of aan de Haute (of Basse) Finance, of aan dezen of genen, over ‘speciale fondsen’ beschikkende minister, of aan wat of wien anders ook. Ik heb hem een jaar of dertig geleden leeren kennen, in een socialistisch en anarchistisch milieu, waar, o.a., ook de my destyds uiterst sympathieke RakowskyGa naar eindnoot5 - later gezant van Soviétie in Parys, - frequenteerde. Buré was, op dat tydstip, socialist, collectivist, en een der oprichters van de, voornamelyk uit studenten bestaande, Groupe de la Jeunesse collectiviste in het Quartier Latin. Later vond ik hem terug als... chef de cabinet-adjoint van Aristide Briand (Saint-Aristide), met wien hy, tot het laatst toe, persóónlyk-vriendschappelyke relaties heeft onderhouden, maar wiens moorddadige politiek, na den oorlog - resultaat: Hitler! - hy, in de verschillende, successievelyk door hem gedirigeerde bladen, op de scherpste wyze afkeurde. Van de parlementaire en ministerieele dessous is niemand beter op de hoogte dan hy, die, als hy dat gewild had, en in de politiek was gegaan, al lang een keer of wat minister zou zyn geweest. Bref, een fatsoenlyk man, een esprit indépendant, en een journalist van den eersten rang, alles in één persoon! Ik zal u nu en dan iets van hem sturen. Kent u het werk van Jacques Bainville,Ga naar eindnoot6 o.a. zyn Histoire de France en zyn Napoléon? Van het laatstgenoemde werk bezit ik, by toeval, twéé exemplaren. Kent u het niét, dan zal het my een genoegen zyn het u toe te zenden. Het is de volmaaktste analyse van den ‘Corse aux cheveux plats’ - deze wel een beetje kleineerende definitie is van Auguste Barbier, de dichter van de ‘Iambes’ - die ik las. Onovertreffelyk!Ga naar eindnoot7 Het boekje ‘Mussolini en chemise’ ken ik niet.Ga naar eindnoot8 Kunt u misschien een ex. van uw vertaling daarvan missen? En kunt u van uw uitgever gedaan krygen dat hy my een ex. toezendt van uw boek over het Socialisme a/d vooravond v/d Oorlog?Ga naar eindnoot9 Dat zou my interesseeren. Àlles interesseert my, en ik ben niets minder dan een sectaire. Het is juist myn àfkeer van | |
[pagina 338]
| |
alle sectarisme die myn ‘reactie’ heeft veroorzaakt. (Onder ‘reactie’ versta ik tégen-actie.) Nee, van Benda (Julien),Ga naar eindnoot10 houd ik heelemaal niet. Hy is een aansteller. Zie zyn styl! Heel veel vriendelyks van
Alexandre Cohen
p.s. - Kent u missch. een tydschrift dat 1 of meer fragmenten zou willen opnemen v/myn op stapel staand 2de deel herinneringen? Een betalend tydschrift (De uitknipsels hoef ik niet terug!) |
|