Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan W.A. Kramers‘Clos Fleuri’, Chemin de Moneiret, aux Quatres-Chemins-des Routes, Toulon (Var) 28 september 1932
Zeer geachte Heer Kramers,
Mag ik U lastig vallen met de vraag of U myn brochure tegen Hankes Drielsma, n.r.ct-Plemp van Duiveland e.t.q., boekske dat ik U in het begin van de maand toezond (tegelyk met een kaart), hebt ontvangen Dat ik hiernaar informeer is niét omdat ik aanspraak meen te hebben op ontvangstbericht, maar om te weten of U my misschien een accusé de réception hebt toegezonden, dat my, in dit geval, niét heeft bereikt. U moet weten dat ik, sedert een maand ongeveer, zoo goed als volkomen afgesneden ben van alle epistolaire relaties met Holland, toestand die ik vrees te moeten wyten aan een schobbejak van een brievenbesteller hier, die, uit zuidelyke gemakzucht - wy wonen nog al afgelegen: pour vivre heureux, vivons cachés!Ga naar eindnoot1 - myn correspondentie | |
[pagina 322]
| |
vermoedelyk verdonkeremaant. Nu sta ik volkomen machteloos tegenover dien vent, zoolang ik geen bewys heb, of, beter, geen ‘aanwyzing’ zooals dat in het hollandsch judiciair bargoensch heet, dat my brieven zyn toegezonden die ik niet in handen kreeg. Wilt U my daaraan hélpen? Zoo ja, dan zou ik U, indien dit niet te veel van Uw welwillendheid is gevergd, het volgende verzoeken: Schryf my s.v.p., onder gewóón couvert - niét zoo'n in het oog loopende geele, die ik anders verdomd mooi vind - het een of ander, het antwoord, b.v. op de vraag hierboven gedaan. En bevestig my, den volgenden dag, per aangeteekenden brief, den inhoud van Uw eersten. Kryg ik nu Uw aangeteekenden brief in handen - dien zal de schavuit niet durven vermoffelen! - en den anderen niet, dan weet ik waaraan my te houden, en dien, als ik ook van anderen, aan wie ik dat verzocht, concordeerende inlichtingen zal hebben ontvangen, eventueel een klacht in by de post-administratie hier. Ik denk dat deze brief uiterlyk zaterdag a.s. in Uw handen zal zyn gekomen. Zoudt U my maandagGa naar eindnoot2 den eersten brief (recommandée) en dinsdag den tweeden willen toezenden? By voorbaat myn zeer hartelyken dank. By manier van belooning voor Uw vriendelykheid in deze, een anecdote, waarmee U Uw collectie van journalistieke schunnigheden kunt verryken: Op 22 juni schreef my Schröder, J.C., myn en ook Uw vroegere hoofdredacteur aan de ‘Telegraaf’, een briefje, waarin hy - ik had den vent niets gevraagd en hem eenvoudig een ex. van myn boek ter-recensie laten toezenden: hy schryft voor bladen en tydschriften in Indië - waarin hy dan zegt dat hy, ‘naar aanleiding van je (myn) boek, in een van myn (zyn) dagelyksche artikeltjes in de “Telegraaf” eenige oude herinneringen had opgehaald uit je (myn) eersten tyd als correspondent van de Tel.’ Verder: ‘Het art. werd niet geplaatst en op myn vraag wat er de reden van was, ontving ik van Eddy H. ten antwoord dat er bezwaar tegen bestond dat je boek in myn rubriek behandeld werd als zynde een zeer speciaal onderwerp dat in de Boeken-rubriek thuis behoorde. Voilà!... Het spyt my dat het zoo is geloopen want ik had gaarne de aandacht op “In Opstand” gevestigd omdat ik by de lezing er van genoten beb en het als een van de beste avonturen-romans beschouw die ik in den laatste tyd onder de oogen kreeg...’ (onderstr. van my, C.).Ga naar eindnoot3 | |
[pagina 323]
| |
Een nog al opgetogen oordeel, zou men zoo zeggen, niet waar? Eh! bien, in de ‘Groene’ van 10 september hééft Barbarossa de ‘aandacht’ op myn boek gevestigd, en het - de aanhalingen en het résumé, die ruim de helft van zyn stuk in beslag nemen, buiten beschouwing gelaten - zooveel doenlyk ‘afgekamd’.Ga naar eindnoot4 De voornaamste grief van Zyn Roodbaardige Bescheidenheid tegen my is, dat ik - in een autobiographie! - voortdurend van my zelf spreek, en te gevoelige teenen heb. Nu! dié heeft Schröder, de gepersonifieerde lafheid, zeker niét! Bah! wat een vent. Wees verzekerd dat hy de loftrompet over myn boek zou hebben gestoken in een blad waar hy vry zou zyn geweest om te zeggen wat hy er inderdaad van denkt. Maar in de ‘Groene’, die my sedert jaren vyandig is, en die, drie jaar geleden, H.W. van Loons stuk over ‘Uitingen van een reactionnair’ alleen daarom opnam omdat zy het aan v.L. niet durfden weigerenGa naar eindnoot5, in de ‘Groene’ heeft hy het alleen mogen be-spreken op de voorwaarde dat hy het boek zou kleineeren. Hy had dit kunnen weigeren? Zeker! Maar dan had hy de vyf gulden of de tien gulden niet gekregen, waarvoor deze lariehoer alles doet wat hem gelast wordt. Ik heb er een oogenblik aan gedacht hem een briefje te schryven. O! een paar regels, zonder toorn, en alleen met een beetje walging. Maar de vent is my te vies. Schryf ik ooit myn tweede deel - dit hangt van den uitgever af,... want van het debiet van het éérste! - dan zal ik, in de aan de Telegraaf ‘gewyde’ bladzyden, den rekel naar verdienste trakteeren. Ook, natuurlyk, zonder toorn! Want toorn is een kostbaar goed. Maar nu nog iets. Ik had op het boven aangehaalde briefje van Schröder met een paar regels geantwoord. En op 28.6. '32 schreef hy my weer: ... Het laatst in zake je boek is dat Eddy me schreef: ‘Als Cohen ons een boek zendt, kunnen we dit in de rubriek behandelen.’ Tusschen haakjes: de Telegraaf had al een recensie-ex. ontvangen, maar dit was waarschynlyk weer ‘verloren gegaan’, net als, drie jaar geleden, het recensie-ex. van ‘Uitingen v/e reactionnair’. N'importe! Ik liet Eddy H. voor den twééden keer een ex. toezenden door den uitgever, die my schreef dat hy dit gedaan, en zelfs met de Tel. daarover getelefoneerd had. Dit was begin juli. Wy zyn nu aanstonds in october, maar van de Tel. zag ik nog niets dat op een ‘behandeling’ van myn boek lykt. Het zs, trouwens, een moeilyk geval voor die gentlemen. Ik heb my, in myn boek, vrolyk gemaakt over hun professoralen medewerker Kaazemier, dat secreet!, en over hun dichterlyken redacteur, Clinge | |
[pagina 324]
| |
Doorenbos. Ik begryp hun tactiek van doodzwygen dus heel goed, maar waarom dan al die laffe smoesjes Nu Schröder weer:‘... De “Groene” heeft een specialen medewerker voor boekbespreking. In ieder geval zal ik de red. op je “In Opstand” attent maken... Ik zal er in een Indische periodiek, “Actueel Wereldnieuws”, over schryven.’ Kent U, by geval, dat ‘Actueel Wereldnieuws’? Hebt U, misschien, een abonné in Indië, die er op letten kan, en wil, of er, in dat tydschrift, - maandblad? weekblad? - in den loop van juli, augustus of september een beoordeeling van myn boek heeft gestaan? Het zou wel vermakelyk zyn indien Schröder-Barbarossa, misschien wel onder een ander pseudoniem dan ‘Barbarossa’, daar een recensie had geschreven in den toon van zyn brief aan my. Hy is er toe in staat! En het zou, casu quo, amusant zyn, of worden, hem deze variaties onder den neus te wryven. Misschien zou het ook mogelyk zyn dat U door bemiddeling van het agentschap Vaz Dias, dat, denk ik, ook wel indische tydschriften ontvangt, de door my begeerde inlichting kondt krygen, en, wie weet? een nummer van dat ‘Actueel Wereldnieuws’ met J.C.S.'s recensie van ‘In Opstand’... als hy die ten-minste schreef. Het spreekt van zelf, zeer geachte heer Kramers, - of zullen wy voortaan maar niet dit ceremonieuse gedoe over boord zetten en eenvoudigweg ‘Cohen’ en ‘Kramers’ schryven? - het spreekt van zelf dat U my de voor het een en ander te maken kosten opgeeft. Kunt U, voor de vergoeding daarvan fransche postzegels gebruiken? Hollandsche heb ik niet. Dit is een wel lange brief geworden. Toutes mes excuses! Maar misschien dat U de anecdote van Schröder-Barbarossa grappig vindt. Dan bèn ik geëxcuseerd! Met zeer vriendelyke groeten en myn geanticipeerden dank voor de te nemen moeite t.á.v.
Alexandre Cohen
Zoudt U my Uw aangeteekenden brief willen adresseeren onder couvert v/d G.W.? Zoo'n enveloppe van een letterkundig tydschrift imponeert hier in Frankryk, de postale en andere autoriteiten altyd. |
|