Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
Aan H.P.L. WiessingParys, 29 maart 1911.Ga naar eindnoot1 4, Impasse Girardon.
Ga naar eindnoot2 Confidentieel
Beste Henki,
Deze brief is hermetisch vertrouwelyk, en voor jou alléén bestemd!!! Voici: Ik méén reden te hebben om te onderstellen - bewonder myn voorzichtige circonlocutie! - dat ‘men’ my er by De ‘Telegraaf’ uit wil werken. Wie die ‘men’ is wéét ik niet, daar is een reeks van kleine, vunzige plageryen - die ik je binnen kort misschien mondeling zal détailleeren... ik denk met Paschen naar Amsterdam te komen [dit óók vertrouwelyk) en hoop je dan te ontmoeten - een serie plageryen, uitgaande van ik weet niet wie, en schynbaar berekend om my tot ontslag-nemen te nopen. Nóg eens; ik méén. Weet absoluut niets zékers en vergis my misschien du tout au tout. Maar binnen de grenzen van het mogelyke zou ik graag zekerheid willen hébben. Is het ‘liedje uit’ aan de T, eh bien, tant pis. Prettig vind ik dat natuurlyk niet... ik had myn brood plus een groote mate van onafhankelykheid, twee zaken die zelden gepaard gaan buiten het schoone rentenierschap. Maar ik zal geen vinger verroeren om te blyven daar waar men my ‘assez vu’ heeft. Ik blyf wat ik was: indomptable. Dat ik graag wéten wil hoe en wat, zoo lang mogelyk vooruit, is verklaarbaar: ik wil, zoo noodig, tyd hebben naar iets anders om te zien. Indische bladen b.v. Misschien - très problématique, ceci! - iets over Holland! Enfin, nous verrons. Wat ik nu van jou verlang is dit: Ik moet weten wie, tegenwoordig, de ‘baas’ is aan de Telegraaf. Van Holdert hoorde ik sedert maanden niets. Onlangs vertelde my iemand - een medewerker aan de ‘Telegraaf’, maar géén redacteur ‘a demeure’ - dat H. ziek is, zich om niets meer bekommert, zich om niets bekommeren kan. En dat hy zoo goed als nooit op zyn directie-bureau komt, in de Raadhuisstraat, waar een jongere broerGa naar eindnoot3 van hem als directeur fungeert. Ik moet weten of dit alles waar is. Après tout is Amsterdam - met zyn 600.000 zielen - toch een kleinsteedsch nest waar iedereen àlles weet, of te weten kan kómen. Jy bent directeur van een groot week- | |
[pagina 309]
| |
blad, kent een hoop menschen, misschien en waarschynlyk zelfs occasionneele medewerkers aan de ‘Telegraaf’. Tracht uit te visschen wat ik weten wil: 1o. wie is de ‘baas’ aan de Telegraaf 2o. is Holdert - de oudste, myn directeur, quoi - nog altyd in functie comme tel, of is hy ziek en bemoeit hy zich niet meer met de ‘Telegraaf’ 3o. tracht te weten te komen - direct of indirect - hoe ik er vóór sta. Ik meen: of ze genoeg van my hebben - heel menschelyk en pardonnable sentiment, après tout... als ‘ze’ er dan maar rond voor uit komen en my niet, uit lafheid, trachten wèg te ‘pesten’. Dat zou ik ordinair vinden. Volgens contract moet men my drie maanden vóór den 15 september van elk jaar ‘opzeggen’ - dus vóór 15 juni - indien men niet stilzwygend de over-en-weersche verbindtenis voor een jaar wenscht te verlengen. Tot 15 juni in spanning zitten, een spanning mogelyk geagrementeerd door allerlei subalterne plageryen, wil ik niet. Cela me gaterait ma belle humeur. Is Holdert er nog en wordt de ‘pestery’ gecontinueerd, dan kom ik met Paschen over et je casse les vitres. En is hy wèg, respectievelyk: bemoeit hy zich niet meer met ‘De Telegraaf’, dan kom ik misschien óók naar Amsterdam om den effectieven ‘baas’ - eventueel: de effectieve bazen... wie is dat, wie zijn dat?, visch dat vooral uit!!! - te spreken. Neem een paar dagen den tyd om te ‘visschen’, vóór je my antwoordt. En zeg my de zaken nèt zooals je ze hóórt, ook, en vooral, wat aangaat de meer-of-mindere vastheid myner positie, als je dien-aan-gaande wat te weten kunt komen. Dit alles, encore une fois, hyper-vertrouwelyk. Misschien is het allemaal ‘verbeelding’ van my. Maar, quoiqu'il en soit, ik wil zekerheid. Dat is begrypelyk, pas? Ik ben luchthartig genoeg om me over alles - myn affecties uitgezonderd! - te troosten. Ik hèb, als Stirner: ‘meine Sach' auf Nichts gestellt’.Ga naar eindnoot4 Maar onzekerheid is my onduldbaar. Je hebt my niet geantwoord op myn laatsten brief, die een antwoord was op jouw laatste drie brieven. Toch wel ontvangen? En toch zeker niet bóós omdat ik je niets stuurde - niets sturen kón: daar was niets, hoegenaamd - over Briand? Drie dagen na 's mans aftreden was het alsof hy nooit bestaan had. Hoe maken jelui het, jy, Henriette en je drie (?) jongens? Happy | |
[pagina 310]
| |
fellow, drie kinderen! En ik, die zooveel van dat goedje houd, géén. Met veel liefs - ook van Kaya die jelui hartelyk laat groeten - aan jelui allemaal t.t. Sandro Antwoord my niet later dan 4 of 5 april. Want als ik naar Holland kom, met Paschen, d.w.z. den vrydag of zaterdag vóór Paschen, moet ik eerst verlof vragen en de menschen aan de T. tyd geven my te antwoorden. Ik wil dit niet ‘op het nippertje’ doen. Vind ik je 117 Valeriusstraat,Ga naar eindnoot5 als ik omstreeks 13 of 14 april te Amsterdam kom? En kan ik - eventueel, want ik blyf misschien niet eens een nacht te A - by jelui 12 uur logeeren? r.s.v.p..
C.
Steek je ‘licht’ niet op by Feenstra,Ga naar eindnoot6 den ‘zoeklicht-man’ v/d ‘Telegraaf’, dien je, zooals ik weet, wel eens op 't LeesmuseumGa naar eindnoot7 ontmoet. Hy is een ‘outsider’ en wéét van niets, al doet hy gewichtig! |
|