Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd[Brieven 1901]Aan M. Douwes Dekker-Hamminck SchepelParis, 3.3.1901 8 rue BertheGa naar eindnoot1
Beste mevrouw,
Eindelyk weer eens wat nieuws van ons. Je zult dunkt me niet goed weten hoe je 't eigenlyk ‘met me hebt’, comme on dit. Och, ik was altyd een heel slordige en nalatige briefschryver - die graag brieven ontvangt maar ongaarne zelf schryft. 't Is nu al een maand of zeven minstens geleden sedert ik den laatsten keer aan myn vader schreef, met wien ik toch in goede verstandhouding ben. En dan moet er eerst zoo iets van ontevredenheid met me zelf, iets in den geest van wroeging in me opkomen om me aan 't schryven te krygen. En daar komt dan nog by dat myn broodwinning óók al uit schryvery bestaat zoodat pen en inkt in myn vrye uren een soort afschuw inboezemen. - Ik wou je ook wat sturen voor ik schreef en het heeft wat lang geduurd voor ik dat kón. Ik liet het portret van Dekker dat ik heb - dat van Overman, vergroot reproduceeren en stuur het je, in de hoop dat je het prettig zult vinden. Ik weet dat je de houtsnêeGa naar eindnoot2 náár dat portret niet mooi vindt, maar 't origineel wèl meen ik. Ik vind het heel mooi. Mocht je 't minder mooi vinden dan ik denk en hoop, reken my dan de goede bedoeling: je een genoegen te doen, aan. Ik ben niet meer aan de Petit Sou. Goddank! Ik kon het daar niet uithouden, by al dat krantencanaille. Ik had elken dag ruzie en heb een paar × byna moeten vechten. Einde Januari liep het heelemaal spaak en toen ze begrepen dat ik niet langer blyven wou - wat ik van plan was hun 1 februari te zeggen - kwamen zy my voor, en notifieerden my den 22 januari myn ontslag met ingang van 1 februari. Ik heb hen toen aan 't verstand gebracht dat dergelyke notificaties | |
[pagina 266]
| |
opzeggen. Niet om de knikkers maar om 't spel, dat begryp je wel. Ik was bly heen te gaan, maar stond er op tot 't laatst en in alles te worden behandeld comme il faut. Ik ben toen in functie gebleven tot den 1 maart en heb toen ‘le p.s.’ verlaten ‘Sans douleur’ zooals de tandentrekkers dat hier noemen. - Maar ik heb onmiddellyk wat anders aan de hand gekregen, wat my beter, oneindig beter bevalt. Aan een nieuwe revue - alwéér een - waarvan 't eerste nr. einde Maart verschynt, ben ik belast met de ‘revue des revues’ - een bezigheid bestaande in 't besnuffelen van alle mogelyke niet-fransche tydschriften en 't samenstellen van een rubriek uit de ontdekte materialen, Ik heb voor elk nr. een 15 à 20 blz. druks te leveren, wat nogal veel is 2 × in de maand. Maar ik geef wat ik wil, d.w.z. ik neem alleen dat op in myn rubriek wat my interesseert als 't van ernstigen aard, en niet stuit als 't meer anecdotisch van genre is. Zoo gaf ik voor 't eerste no. een groot gedeelte van een artikel over de europeesche wandaden in China, uit de ‘Contemporary Review’.Ga naar eindnoot3 T' is haarstraübend! De lezing er van heeft me ziek gemaakt, zenuwachtig ziek, dagen lang. T' is om 't uit te schreeuwen van medelyden en... haat. Dergelyke dingen versterken me nog - als dat n.l. mogelyk is - in myn overtuiging dat àlles ydel is, al ons streven, al ons doen. Niets helpt niets! Rien ne sert de rien. Och, och, wat heb ik een afkeer van de menschen, 't is niet te zeggen hoe. - Wat er op 't oogenblik in China gebeurt vergalt me myn weinige oogenblikken van kalmte, als ik er aan denk. Ik schaam me waarachtig - 't is de heilige waarheid - tot 't vervloekte blanke ras te behooren. - Ik zal je die revue sturen met dat artikel, maar 't beste was dat je 't in 't origineel en in extenso las, in de Contemporary Review van Januari. T' is 't eerste artikel, en getiteld The Chinese Wolf and The European Lamb. - Kaya gaat niet meer naar 't atelier al sedert ruim een maand niet meer. En voor dien tyd al lang niet meer dan een uur of 4,5 daags. Goddank dat die slaverny gedaan is. Als ik dat baantje maar houd dat ik nu heb. Ik verdien daar 300 frs. (p. maand), dat is 100 meer dan aan de p.s. Dat is juist wat wy noodig hebben om behoorlyk rond te komen. Maar méér is 't ook niet. Enfin c'est toujours cela. Vergeleken by vroegere, jarenlange onvoldoendheden is dit al héél mooi. - Ik heb op 't oogenblik een meute = een blaffende troep, schryfrekels achter myn hakken, vrienden en kameraden van 't war- en waterhoofdige Izakje Quérido. Frans Netscher schold me de huid vol in de ‘Holl. Revue’ van Januari. Die Netscher is een vriend van Q. by wien hy 2× in de week aan huis komt. Netscher is even overtuigd van Q's abracadabrante ylhoofdery als ik - maar Q. is | |
[pagina 267]
| |
een sociaal-democraat en N. een ‘streber’ die met alle geweld in de Kamer wil. Dáárom belikt hy de Troelstra's, de v.d. Goesen en de Quérido's. My scheldt hy uit voor ‘impotente anarchist’, ‘boum-boum révolutionnair’ (!) etc. etc. Maar hy vertelt zyn lezers niet wat ik van Q's geschryf zei. - Veel om de hakken heeft dat niet. T' is pover gescheld zonder de minste poging tot argumentatie. Natuurlyk, als ze argumenteeren zyn ze verloren. 't Is over nen (minuit). Ik ben moe en slaperig. Hartelyk gegroet van ons beiden t.t. A.C. Myn bloemlezing is nòg niet verschenen. Allerlei obstacles, nu weer 't papier voor de houtsnee. 'k Hoop toch over een dag of 14 te verschynen. Excuseer myn steeds afschuwelyker schrift! |
|