Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermdAan M. Douwes Dekker-Hamminck-SchepelZondag, 17.6.1900 Beste mevrouw, Vandaag eerst heb ik gelegenheid te antwoorden op uw lieven brief van 9 dezer. Ik had het zoo druk en kleine briefjes (zoo'n acquit-de-conscience-correspondentie) wil ik u niet schryven. - Ik heb gelukkig, met byna niemand correspondentie. De meeste menschen die ik ken - en veel zyn die niet in getal -, boezemen me geen interesse genoeg in om met met hen van ‘gedachten te wisselen’ zooals dat heel pompeus genoemd wordt. Dat komt doordat die stakkers er gewoonlijk heelemaal geen gedachten op na houden, of, tenminste, geen ongekauwde. En ik heb frisch spul noodig, anders gaat het niet. Ik ben 't heelemaal eens met wat je denkt van Mirbeau's schryvery.Ga naar eindnoot1 't Walgt me onzeggelyk. - Ik ben geen nuttigheidsmensch, geen utilitaire en heb 't land zelfs aan die soort exclusivistische schepsels. Maar entweder...oder. Wat niet nuttig is moet mooi zyn, mag alleen mooi zyn of anders weg er mee. En | |
[pagina 249]
| |
nu is M.s litteratuur - die van het ‘Journal d'une femme de chambre’ en ook van een ander boek, ongeveer een jaar geleden verschenen en getiteld: ‘Le Jardin des Supplices’ - evenmin nuttig als mooi. De schryver maakte door zyn boek heen (J.d'F.d.ch.), den indruk van zyn vryen tyd door te brengen in keuken en stal, om daar met meiden, knechts en tables-de-nuit reinigers te praten over de min of meer vieze hebbelykheden van haar of hun respectieve patroons en mevrouwen. En nu heb je nog maar een fragment gelezen. Maar 't heele ding - een 300 bladzijden zeker - hangt aan mekaar van liederlykheden met, hier en daar, iets aardigs. In 't algemeen heb ik het land aan al wat ‘littérateur’ is van beroep: Een afkeer byna even groot en innig als myn dégout van de krantenlui. En dat ik myn kost moet verdienen met die vuiligheid. In heel de wereld is geen strict-respectabele krant, 't Zyn allemaal bordeelen waarvan 't personeel - een enkele uitgezonderd, en ik heb het geluk zoo'n paar excepties te kennen - klaar staat, of ligt of kruipt, voor ieder die geld heeft. - Nu, myn medeplichtigheid bepaalt zich tot het schryven in die dingen, zooals myn medeplichtigheid aan al wat my walgt zich bepaalt tot, nu ja tot het leven in dien mislyken hoop die het menschdom is. Myn troost... en myn absolutie vind ik hier in: dat ik myn ‘medemenschen’ dikwyls heel aangenaam ben. Dat is een allerprettigst satisfactie, en ook de hoofdreden waarom ik niet uit wil stappen - 't Doet me plezier dat myn artikel over die PolnaGa naar eindnoot2-zaak je interes-seerde. Ja, 't is een liederlyk zoodje, die heeren anti-semieten. - Verbeeld je, dat ik nooit veel met joden, qualitate qua, ophad, en ook in myn jonge jaren, op school, nooit een jood tot kameraad had. Ik denk dat dat kwam wegens hun gebrek - in 't algemeen - aan moed. Ze laten zich alles of a peu prés alles welgevallen. Deden ze dat niet, dan waren de anti-semieten niet half zoo agressief, want die lafaards kruipen in hun schulp zoodra ze een tegenstander ontwaren die zyn tanden toont. Nu dan, ik houd niet van de joden om de aangegeven reden. Maar nu wil ik jood zyn, ik die er niet op lyk, noch physiek, noch moreel en dien zeker niemand, op 't gezicht alleen, zou uitmaken voorGa naar eindnoot3 ‘sale juif’. En ik zou ook zoo héél graag de hersens inslaan van dien lafhartigen DrumontGa naar eindnoot4 die in veilige hinderlaag achter zyn krant èlken dag stookt en hetzt: mort aux Juifs!’ ‘Mort à Drumont’ lykt me 't eenige geschikte antwoord op die leuze. O, 't is één laffe laaghartige, schunnige moordenaarsbende! Ik ben nieuwsgierig naar Paaps stukGa naar eindnoot5 omdat gy er herhaaldelyk over spreekt. Ik las niets van hem nog, noch Jeanne Collette, noch Vincent Haman. Als hy my die twee boeken sturen wilde, zou my dat | |
[pagina 250]
| |
plezier doen. - Je begrypt wel dat ik nooit of byna nooit geld heb om boeken te koopen. En nu, sedert en jaar of vyf heelemaal niet. Myn onafhankelykszin - ik kàn niets doen tegen myn zin, ...en dat bezorgde my o.a. de reputatie van een luiaard te zyn - kwam me altyd duur te staan; duur nl. wegens de sommen die ik tengevolge van die hebbelykheid niet ontving. Niet dat ik leut heb in armoe lyden: O heere neen! Ik houd van luxe, heb behoefte aan luxe, aan die luxe nl., die vertegenwoordigd wordt door mooie voorwerpen en comfort - de etery is my vry onverschillig - maar ik kan die luxe niet koopen, of betalen, met de geringste opoffering van myn vryheid. Ik zou niet kunnen leven zonder de faculteit van alles en allen die me niet bevallen naar den drommel te sturen. Ik kreun onder den minsten dwang of contrainte en zou de mooiste (financieel gesproken) positie laten schieten om een hartgrondig ‘stik’ te kunnen zeggen aan 't adres van myn ‘broodheer’. Ik kan heel veel werk (als ik 't mooi vind) voor niets doen maar voor al 't geld op de wereld niets dat ik niet mooi vind of dat in myn oogen, my zou vernederen. En dat is te lastiger omdat ik van geld houd, om al 't mooie dat er voor te krygen is. Och, ik zou zoo graag schatryk willen zyn. En myn armoede is er my te drukkender om. - Maar toch als ik myn vryheid moest missen:... dan liever arm, maar met, als compensatie, als onmisbare compensatie die heerlyke ‘stik-zeggery’. Dat ‘stik’-zeggen is geen grofheid maar die vier letters condenseeren zoo uitstekend wat ik meen. Hierin een artikel dat ik dezer dagen schreef in een parijsch blad, le ‘Soir’. Ik had overal je geschreven maar de lui van die krant veranderen dat overal in nous, dat het gewone journalisten-bargoensch is. Ook supprimmeerden ze de onderteekening - een pseudoniem - om aan myn artikel iets redactioneels te geven. Dan zag 't er uit alsof zy zelf zoo knap waren. - Ik heb hen daarover een paar onaangenaamheden gezegd - ik vind dat myn artikel er nu zoo dom uitziet, zoo krantemanachtig - en zal wel geen letter meer in dat ding schryven. Tant pis! Voor u schreef ik voor de aardigheid in 't maleisch op wat ik Innoh zei over haar ‘mooie oogen’. In die krant wou ik dat niet doen, want ik wil niet dat een of andere smeerpoes dat uit het hoofd leert, ‘par coeur’, om er dan die lieve meisjes mee te vervelen. Die ‘jeune femme’ van wie ik spreek, is myn vrouwtje en wy beloofden die kabayas die ook zullen hebben. Als ik een half uur met ‘wilden’ gesproken heb dan is myn afkeer van den beschaafden nog sterker dan gewoonlyk. Ook die lieve, naïeve ‘wilden’, in alles even gracieus en gedistingueerd en natuurlyk, van zelf, ‘natuurlyk’ is altyd gracieus. - Hoor eens, 't zal moeilyk zyn | |
[pagina 251]
| |
iets voor u te vinden in de omstreken van Parys, voor zoo korten tyd als gy hier denkt te blyven. En vooral nu, met de tentoonstelling.Ga naar eindnoot6 Voor 6 maanden, voor 3 ook nog, maar voor minder tyd niet. Maar ik heb een ander idee. Morgen of overmorgen zal ik daaromtrent weten hoe of wat. Waarschynlyk kan ik een kamer voor u vinden in ons huis. Je weet al dat 't mooi gelegen is. Dan zyn er in de onmiddellyken nabyheid allerlei vervoermiddelen naar buiten. En dat biedt ook de eenigste mogelykheid om veel by elkaar te zyn. Myn vrouwtje is alleen 's avonds thuis en zou nooit tyd hebben naar buiten te gaan. Ik zal alles zoo goed mogelyk bezorgen, hoor. Wees niet ontstemd omdat ik niet altyd onmiddellyk antwoord - ik kan niet altyd - en u tòch vraag om my gauw te antwoorden. - Kun je my die ‘Vrye Socialist’ ook sturen waarin myn Paradox-artikel werd aangehaald? Nu eindig ik, anders wordt myn brief te zwaar. Schryf gauw weer en weer heel hartelyk gegroet van ons beiden uw A.C. |
|