Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
Aan M. Douwes Dekker-Hamminck SchepelParis, le 12.5.1900 Waarde Mevrouw Vanmorgen uw tweede brief ontvangen - en nu antwoord ik al. Neen, ik ben heelemaal niet boos, en niet boos geweest ook, om wat u zei van grofheid, hier en daar. Ik wist wel dat, nader bezien die grofheid zoo erg niet zou blyken en ook dat ze niet vaak voorkwam. Och ja, die uitdrukking: stinkende politicus. Nu had ik wel kunnen zeggen: onwelriekende politicus maar dat gaf niet zoo goed weer den afkeer dien ik van dat racaille heb. Trouwens ter qualificatie van een politicus steekt het zoo nauw niet, wel? Ik geef heel gul toe dat grofheid leelyk is omdat, nu ja, omdat het grofheid is. - Wat me intrigeert is wat u zegt van een andere uitdrukking, een ‘leelyke’ die u ‘ongaarne herhaalt’. Ik heb er naar gezocht. Is het zóó bar? - Zeg me wat het is, en als ge 't liever niet herhaalt geef dan de bladzy even op, by gelegenheid. Ik ben daar op gesteld want ik weet niet wat het wezen kon, en ben me niet bewust het zoo erg te hebben gemaakt. Ik ben heelemaal een stemmingsmensch, een impulsief. Gy zult toegeven dat het fynstbesnaarde instrument ook zware noten soms kan uitkreunen. - Het doet me heel, heel veel genoegen dat u de Paradox zoo détailleert en analyseert. Het is myn eenig kind en ik houd dol van kinderen. Ja, dat artikel: Een beetje logica s.v.p.Ga naar eindnoot2 dat u signaleert, daar ben ik wel mee in myn schik, maar daar zyn andere artikels, en ook heel wat kleine stukjes, waarmee ik veel meer ben ingenomen. - Ik houd veel van Visioen,Ga naar eindnoot3 vooral 't laatste gedeelte. Dan van Voor Luccheni,Ga naar eindnoot4 van Emancipatie?Ga naar eindnoot5 en anderen. Ik zit op 't bureau van de Revue Blanche te schryven en heb de Paradox niet bij de hand. Maar ik herinner me daar een stukje, over 't liegen en waarheid spreken, naar verkiezing.Ga naar eindnoot6 Ik beschouw 't waarheid spreken niet als een plicht en vind liegen lang niet altyd leelyk. 't Kan vaak héél héél moedig zyn, vindt ge niet? En behalve dat moet het recht op leugen gevindiceerd worden al was 't alleen maar by wyze van klap-in-'t gezicht van de mislyke, hatelyke waaaaarheids moralisters. Ik ben in aanraking geweest met het walgelykste monster - monster in dubbele beteekenis - van de moraalpreekers-soort en 't bloed stygt me nog naar 't hoofd als ik aan dat wezen denk. - Ook ik houd niet - evenmin als u - van moordenaars en bedriegers in hun respectieve hoedanigheden. Maar als ik een | |
[pagina 247]
| |
moordenaar vergelyk by zyn rechters en by die lui die hem opsluiten en kwellen en pynigen, ja dan gaat myn hart open tot scheurens toe voor den armen moordenaar. O, die gevangenis! 't Schreeuwt om wraak wat ze dáár de menschen aandoen, 't Is allemaal zóó gemeen, zóó verfynd wreed, zóó vernederend - - - Ja, wat u zegt van kasten-onderscheid. Maar dat bestaat ook voor my niet. Ik zeg immers: ‘het idee van een klassenstryd stuit my tegen hoofd en hart. Wáár begint een klasse en wáár houdt ze op. ‘Wie zal de grenslyn trekken’ dat is nogal duidelyk, dunkt me. Als ik dus de woorden bourgeois en proletarier gebruik (ik doe 't niet vaak) dan doe ik dat in den sleur en bedoel aan den eenen kant (bourgeois) de lui die de baas zyn en 't laten voelen en aan den anderen (proletarier) de menschen die honger hebben. Ik voel niets hoegenaamd voor de arbeiders die geregeld naar hun werk gaan en hun pet afnemen voor den baas. Alles voor vagebonden, hoeren - arme meiden! - en dergelyke outlaws die behalve hun eigen jammerlyk lot nog de vernederende braafheid van die anderen te dragen hebben. Zoodra de proletarier kans ziet om baas te worden, dan doet hy 't - en is dan nóg onduldbaarder voor zyn ondergeschikten dan een altyd-patroon voor de zynen dit was. - En daar komen we nooit uit, nooit. Als ik spreek van vrymaking dan bedoel ik de integrale emancipatie van de individu. Ik ben vry, laat een ander zien dat hy ook zoo ver komt. En kan hy dat niet, nu dan zie ik er ook de noodzakelykheid niet van in. Socialist ben ik niet, was ik nooit ook niet toen ik misschien dacht dat ik 't was: - ‘Wie richt dwaalt’ haalt u aan, en zegt daarby dat dat myn eigen oordeel meteen - en vooruit - gevonnist is. Toch niet: ieder heeft het recht (d.w.z. die 't kan) te apprecieeren, te beoordeden. Dat brengt geen sanctie (of straf) mee. - Daar is een nuance, een heel breede nuance tusschen die twee begrippen. - Wie aan ‘publiek leven’ doet: politiek, letteren, rechtspraak regeerdery enz. behoort aan de critiek. 't Particuliere leven - ook van de ‘public man’ - gaat niemand aan. Bevalt de een of ander ons niet òm of door zyn particulier leven, welnu, dan gaan we niet met hem of haar om. En daarmee uit, ik bedoel dat daarmee het recht van oordeel of appreciatie ophoudt. - Myn leven? Eén groot verdriet en sedert ruim een jaar heviger, pynigender dan ooit. Ik wil u dat wel zeggen, maar sprak er tot nu met niemand over. A quoi bon. Ik wil ook niet dat een ander er iets van weet. U drie maal zoo oud als ik? Dus zoowat 108 jaar. Nu, dat zou ik u niet aangezien hebben. Twee ×? Ook niet. Ik ben byna 36. Kunt u myn brieven lezen? Ik vaak niet. Wat nog meer? Wat ik met myn kaart bedoel en myn ongeduld. Och, alleen | |
[pagina 248]
| |
dat ik graag gauw brief van u had. - Proeven denk ik u over een dag of 10 te sturen. Ik ben nog niet klaar met de eerste correctie. Wat die MeerkerkGa naar eindnoot7 zegt van Dekker: erg onwetend... maar origineel zou ik in uw plaats heel prettig vinden, 't Is zoo vleiend mogelyk. Ik weet niets, en ben zoo onwetend (in den zin van ongeleerd) als een karper. Ignorant comme une carpe, zooals ze hier zeggen. Wat ikGa naar eindnoot8 weet heb ik geraden, gevoeld, geahnt. - 'k Wou wel heel gauw eens weer naar Holland, alleen om met u te spreken. Gek? Ja dat kan wel zoo zyn. Misschien zoudt ge iets voor me kunnen doen. Ik zit in de hel en wil er graag uit. Maar zult ge niet kunnen. U zoudt er voor op reis moeten, een lange, vermoeiende reis. Een Jason's tocht - maar niet om een gulden vlies. Om iets helaas! onbereikbaars. U zult denken dat ik gek ben. Nu ja, wel een beetje en 't kan nog erger worden. Als ik maar willen kon.
Schryf me gauw weer en geloof me uw vriend Alexander CohenGa naar eindnoot1 |
|