Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
Aan M. Douwes Dekker-Hamminck SchepelParis 8 rue Berthe 5.5.1900 Geachte Mevrouw Gister ontving ik de Brieven.Ga naar eindnoot1 Veel x dank. 'K snuffelde al wat in 't laatste deel, en vond daarin - een ontdekking! - dat eenige van de Sprookjes van Gezag al eens vertaald waren door een zekeren Cte d'Estrey. - In de Bibliothèque Nationale zocht ik die vertalingen zooëven op, en vond ze. Goed zyn ze niet. De edele graaf is hier en daar leelyk aan 't knoeien geweest. Myn vertalingGa naar eindnoot2 van de Sprookjes dateert van 91-92, en toen kende ik die van d'Estrey niet. En aan de revues waar ik die vertalingen publiceerde wisten ze er waarschynlyk ook niets van, anders hadden ze de mynen niet genomen. - Ja dat is mislyk, dat Légendes orientales d'après le mdnuscrit arabe.Ga naar eindnoot3 Maar dat ‘kleedde’ en stond heel knap en geleerd. Ik vond ook de Annales de l'Extrème Oriënt met dezelfde sprookjes en 't mislyke, laffe nootje van die recueil allemand. Ik vergat op iets te antwoorden in uw brief, en nog al wat kapitaals in myn oog. U zegt: ‘ik weet niet of u zelf gelooft aan een betere maatschappy, een maatsch. van vrye menschen.’ - Niet erg. U hebt zeker een kleine geloofsbelydenis over 't hoofd gezien in de ‘Par.’ (twee regels trouwens, ternauwernood) ‘Ik schrijf zonder de minste hoop, en alleen uit behoefte aan uiting.’ Nog al duidelyk, niet waar?Ga naar eindnoot4 Ik wacht met ongeduld - dat ongeduld vindt u toch niet onbescheiden of indringend? - op brief van u. - In afwachting daarvan heel hartelyk uw dw A.C. |
|