Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Aan F. Domela NieuwenhuisParys, 30.8.93 59, rue Lepic.
Waarde Nieuwenhuis,
Commençons par le commencement. - Neen, de hand op het hart, ik was in 't minst niet boos om uw vorig schryven, en was dat (die afwezige boosheid meen ik) dan ook niet de oorzaak van myn niet-schryven. - Maar ik had het vreeselyk druk met allerlei werk. Ik ben bezig de laatste hand te leggen aan de vertaling in 't Fransch van een drama van Gerhart Hauptmann (de auteur der ‘Weber’) getiteld ‘Einsame Menschen’.Ga naar eindnoot1 M'n vertaald stuk wordt dezen winter waarschynlyk opgevoerd te Parys, helaas niet in een groot, veelbetalend theater, maar in een théâtre d'art, wat voor my van belang is, in 't opzicht van ‘bekend worden’. Wat ik thans doe, behalve nu en dan - te zelden, helaas, - een artikel in een groot Parysch blad, als Matin, Figaro etc. brengt my geen sou in, maar ik hoop later de vruchten te plukken van die werkzaamheid. Eindelyk geloof ik myn weg te hebben gevonden, maar er behoort taai geduld en ausdauer toe om er te komen, en om 't vol te houden. Enfin, ik heb thans hoop, iets wat vóór een jaar niet het geval was, en hoop doet leven. - Wèl vond ik de reden die gy opgaaft voor het niet-plaatsen van m'n laatste artikel gezocht. Herinner ik my wel, dan noemde ik aan het einde van die brief den heer Pablo Lafargue,Ga naar eindnoot2 een ellendige huichelaar, en daartoe bepaalde zich de geheele, zoo gewraakte scheldery. Ook geloof ik dat myn artikel overvloeide van teksten, ontleend aan collectivistische proza en die dus, à la rigueur, konden beschouwd worden als bewysgronden. Als gy al de zwyneryen en schurkenstreken dier lui kendet, en wist zooals ik ze weet, op hoe smerige wyze dat ontuig konkelt, kwanselt en principes verloochent om in 't zadel te komen, dan zoudt gy het woord ellendige huichelaar, toegepast op één der chefs de file dier smeerbende niet betrachten als te kras. Zoolang ik in R.v.A. schreef, - en ook in andere, zelfs bourgeoisbladen zooals Figaro etc. diende ik steeds, of meende ik te dienen, m'n idée, dat natuurlyk critiseerbaar is. Indien de lezers van R.v.A. op de hoogte zyn van de politieke verhoudingen en de toestand der verschillende partyen in Frankryk, geloof ik daartoe veel te hebben bygedragen. Ook erken ik dat gy my steeds eene groote mate van vryheid liet myne meening te zeggen. Maar aan den anderen kant is | |
[pagina 55]
| |
het onpleizierig voor my steeds te worden beschuldigd van overdryving, dáár waar ik - dit zult gy erkennen - jaren voorheen reeds voorspelde wat thans zonneklaar is. Ik geloof niet, dat gy na het z.g.n. congres van Zürich nog een schaduw van illusie hebt overgehouden betreffende Duitsche en Fransche marxisten. Gemeene kerels vindt hy de bourgeois niet eens. - Ook moet ik u zeggen dat gy u vergist als gy zegt dat ik meer en meer individualist wordt. Ik bèn nog wat ik steeds was: een revolutionnair, die op elke wyze en met alle middelen de hedendaagsche orde wil omverwerpen. Alleen zyn my de oogen opengegaan voor vele dingen die my verborgen waren en wil ik voornamelyk van geen opoffering van het persoonlyke in den mensch ten voordeele (?) van de gemeenschap hooren. Ook verkies ik eerlyk gesproken, de hedendaagsche maatschappy, die ik toch haat als de pest met al de haat waarover ik beschik - en die is niet gering! - boven een dwangstaat als die van de firma Liebknecht,Ga naar eindnoot3 Guesde en Co. en zal ik die lui tot den dood bekampen met al den spot, de ironie en... de bewyskracht waarover ik disponeer. Overigens ben ik met allen en stryd met allen die op revolutionnaire wyze een eind willen maken aan alle onderdrukking, onverschillig hoe ze zich betitelen: communist, socialist of anarchist. Dit is een duidelyke geloofsbelydenis, niet waar, en voor zoover gy my kent, in alle oprechtheid en eerlykheid afgelegd. Belang zocht ik nimmer, en zal ik dat ook wel nooit doen. Niet uit verdienstelykheid, neen, maar uit natuur. Ik ben nu eenmaal zoo. - Gy behoeft my niet te zeggen, dat gy my niet van belangzucht hebt beschuldigd. Dit weet ik zeer goed, maar ik zeg het alleen maar, omdat ik niet wil dat men uit myn publiceeren van artikels in bourgeoisbladen, concludeert winzucht, zooals die ezel van de Amsterdamsche Courant, dien ik voor de tweede maal niet eens te antwoorden my verwaardigde. Myn eerste artikel tegen de Duitsche officieelen schreef ik hoofdzakelyk om die lui en hunne fransche rotgenoten de pest in te jagen. Ik zou het zelfs voor niets hebben gepubliceerd. Het werd ook niet ‘koninklyk’ betaald zooals de ‘Amsterdamsche’ correspondent insinueerde, maar heel eenvoudig 5 sous (25 centimes) per regel. Dit ging dien rekel niets aan en hy schynt vrywel gek te zyn als-i veronderstelt dat ik hem na zal loopen met een nota voor den Figaro. Hoogstens geef ik hem een paar welgemeende opdonders als ik hem by toeval eens ontmoet. A propos, vindt gy myn antwoord aan dien vent goed? Zeg my dat eens. Hy wilde je er met de haren bysleepen, maar dat gelukte niet. - Na de ballotages (Zondag) zal ik een brief voor R.v.A. schryven. - Ik zocht al myne oude artikels op en | |
[pagina 56]
| |
wil thans boven den volgenden brief het volgnummer van het totaal zetten. Dat is my gemakkelyker. Wanneer wordt myn feuilleton, gy weet wel dat uit het Russisch,Ga naar eindnoot4 opgenomen? Waarom wordt dat nu nooit geplaatst? Het is prachtig mooi, en men beloofde my destyds het in Maart of April te plaatsen. Nu volgt het eene feuilleton het andere op, maar het myne komt nooit. Als gy 't niet wilt, zie het dan ergens anders te plaatsen, in Morgenrood of zoo iets. Naar de boeken zal ik aanvraag doen. - O daar vergat ik haast iets belangryks. Wees zoo goed, maar s.v.p. dadelyk want er is groote haast by, voor my en den ‘Mercure de France’ (een mooi tydschrift waaraan ik medewerk) aan de ‘Dageraad’ vergunning te vragen tot het reproduceeren van het portret van Multatuli, dat voorkwam in aflevering 9 van den achtsten Jaargang, Multatuli-nummer.Ga naar eindnoot5 Ik vertaalde reeds vele fragmenten van Multatuli, en daar ik dat portret bezit wenschte ik en de Mercure ook, dat te reproduceeren voor het volgend nummer, Septembre. Echter er is haast by. Wilt gy er dus even naar vragen s.v.p. Ik geloof niet dat ze dat zullen weigeren. Gaarne had ik antwoord, op het laatst, vóór of op 5 september. By voorbaat dank. De groeten aan allen, met name aan Theodoor,Ga naar eindnoot6 van uw vriend
J.A. Cohen
Jammer dat gy niet over Parys kwaamt. Excuseer myn vreeselyk schrift. |
|