Aan F. Domela Nieuwenhuis
Parys, 15.6.93
59, rue Lepic
Waarde Nieuwenhuis,
Uw brief van 4 dezer ontvangen en had ik tot nu toe letterlyk geen oogenblik tyd om u even te antwoorden. Zelfs nu ben ik overstelpt met werk en weet letterlyk niet wat eerst te doen. Morgen stuur ik eene boekbeschouwing naar R.v.A.Ga naar eindnoot1 en deelde ik dit reeds mee aan Corn.Ga naar eindnoot2 Heb ik tyd dan komt ook
een ‘brief’ - Hoe dolgraag ik ook myn artikel in FigaroGa naar eindnoot3 in R.v.A. had gezien was het my, zooals gezegd, letterlyk onmogelyk een oogenblik tyd te vinden. Wilt gy my een allergrootst genoegen doen, vertaal het dan voor my. Had ik tyd, dan deed ik het zelven, maar 't is my onmogelyk. Ik werk thans mee aan tal van revues, waarvan de meeste niets opbrengen, maar dat doet my bekend worden en pluk ik later daarvan de... zilveren of gouden vruchten. Dat hoop ik tenminste. In de Revue BleueGa naar eindnoot4 vertaalde ik een gedeelte van de derde acte van ‘Einsame Menschen’ van Hauptmann, de schryver der ‘Weber’. De rest verschynt in de Société Nouvelle waaraan ik voor 't volgende nummer de vertaling van Multatuli's: Japansche Gesprekken: Dialogue japonais, zond. Wilt gy zoo goed zyn, nà de verschyning, die aan te kondigen in R.v.A.? Ja, ik ben wel van plan een deel ‘Bloemlezing’ van Multatuli uit te geven en een uitgever is reeds zoo goed als gevon- | |
den. Ik heb evenwel nog niet
genoeg voor een deel, maar dat zal niet lang meer duren. Maar veel brengt dat niet in. Men betaalt hier slecht. Het eerste duizendtal (‘édition’) wordt betaald aan den auteur met 350 à 400 fr. en dat kan n.l., wanneer de uitgaven talryker worden, verhoogd worden met 50 à 100 fr. per éditie, hoogstens tot 600 à 700 fr. Nu, voor Multatuli bestaat wel hoop, want wat ik reeds publiceerde trok veel de aandacht.
Allemane,Ga naar eindnoot5 dien ik naar aanl. van uw schryven bezocht, schynt my bezield met de beste voornemens voor Zürich.Ga naar eindnoot6 Hy heeft allergruwelykst het land aan de guesdisten, die trouwens in 't geheel niet meer socialistisch noch revolutionnair zyn. Hy gaat beslist met u en de revolutionnairen mee. - Wat betreft Argyriadès,Ga naar eindnoot7 dat is een ezel, die zich laat by den neus leiden
als een kind. Hy is geen cent waard en doet alles wat hem het z.g.n. comité revolutionnaire central (Vaillant)Ga naar eindnoot8 in het oor blaast. Rekenen kunt gy op dien dikken vreter niet, daar is i te vet en te mollig voor. Bovendien is hy dom en is zeer verdacht zyne artikelen - erg zwaar op de maag, par parenthèse - niet zelf te schryven. Bref, in myne oogen een groote O. - Stackelberg idem. Die blaast ook, in weerwil van zyne phrasen, elken dag meer den terugtocht. Hy is nog niet bekomen van den schrik, veroorzaakt door de verschillendeGa naar eindnoot9 ‘marmites’ die er in 't vorige jaar sprongen. Bovendien heeft hy, ‘au fond’ wat men noemt ‘le respect des grands hommes’, en is b.v. erg ontsticht door myn artikel in Figaro. Hoewel - dit zult gy toegeven met alle revolutionnaire socialisten die ik sprak - na de lezing er van niemand, die er voor een cent gezond verstand op nahoudt, zal zeggen dat het door een bourgeois en ten voordeele van de bourgeoisie werd geschreven. Neen, wie lezen kan, begrypt dadelyk dat de schryver revolutionnair is en de lummels der soc. dem. officieele party aanvalt wegens hunne lamlendigheid en gebrek aan revolutionnarisme. Niet waar? - Stbg. is een phraseur, die zich dolgaarne zelf spreken hoort en indruk wil maken door declamaties en gebaren. Voilà tout. Ik begryp niet hoe ik dien man 3 jaar lang voor een intelligent mensch heb kunnen aanzien. Zedelyke en physieke moed ontbreken hem
geheel. Dat is dus ook al geen kracht. Daarby komt dat hy een innige haat heeft tegen de ‘Jungen’Ga naar eindnoot10 en hy verzekerde my onlangs: ‘qu'il n'avait pour les “jeunes” que le plus profond mépris, daar zy niet anders waren: que purement et simplement des anarchistes!’ Ouf! - Dus niets mee aan te vangen en dat is des te beter. Wat my aangaat, ik wil trachten als correspondent van een of ander blad, Temps Figaro, v.d. keer te komen naar Zürich. Als
| |
délégué kom ik bepaald niet, daar ik het nut van congressen niet inzie. D.w.z. van die soort congressen. Ik ben voor mynwerkers-congressen, spoorweg-idem en dgl. Ik geef evenwel toe dat het congres te Zürich ditmaal van belang zyn kan wegens den stryd tusschen revolutionnaire en parlementaire boerenbedriegers.
Gaat gy naar Z. over Parys? Dat mocht ik gaarne, dan kunnen we eens spreken. - GravesGa naar eindnoot11 boek is vreeselyk zwaar op de hand. Ik moet niets hebben van dat soort doctrinair anarchisme en de ‘Révolte’ verveelt my allervreeselykst. Ik geef hem nu en dan iets, vooral vertalingen uit de vreemde bladen, maar werk met veel minder plezier mee dan aan R.v.A. b.v. en vroeger aan l'Endehors,Ga naar eindnoot12 toen dat blad nog bestond. Das Leben Jesu ontving ik niet, wèl die Bibel.Ga naar eindnoot13 Stuur my s.v.p. een exempl. Leben Jesu. De kleine Johannes kreeg ik te leen van van Eeden, maar ik kon daarvoor geen uitgever vinden. - Ik zal probeeren een portret van ReclusGa naar eindnoot14 machtig te worden, maar ik weet waarlyk niet hoe? Naar hem gaan om er een te vragen doe ik liever niet, en bovendien is hy vertrokken naar Brazilië. Ook naar dat van PadlewskyGa naar eindnoot15 wil ik informeeren. Maar om hier portretten te plaatsen, dat is onbegonnen werk. Die van CiprianiGa naar eindnoot16 koopt niemand, want hy wordt niet beschouwd als ‘quelqu'un’. Het is een beste man, heel goed, maar voor zyn ideën geef ik geen sou en hy is vreeselyk ydel. Hy loopt altyd met een aantal levensbeschryvingen van zich zelf in zyn zak en
deelt die uit. Een belachelyk boekske en nog belachelyker doordat hy die zelf uitdeelt. Wanneer zal de menschheid daarvan toch eens genezen zyn, van fetichisme en gezag, meen ik.
Doe wat mogelyk is s.v.p. voor de vertaling en verschyning van myn artikel in R.v.A. Ik geloof dat dat zyn nut kan hebben, vooral ten opzichte van de neo-socialisten in Holland, de Troelstra'sGa naar eindnoot17 etc.
Kunt gy my ook zeggen of andere Hollandsche bourgeoisbladen, evenals de Amsterdammer (gele) van myn artikel spraken, en my die bezorgen? Dit ware my zeer nuttig.
Hartelyke groeten aan al de uwen, en beterschap met de gezondheid uwer vrouw.
t.t. J.A. Cohen
|
-
eindnoot1
- In Recht voor allen, 15 (1893), 75 (29 en 30 juni), verscheen een Boekbeschouwing, waarin Cohen achtereenvolgens besprak de karikaturenbundel Des bonhommes, de Franse vertaling van Henrik Ibsens Bouwmeester Solness, de Jagersverhalen van Ivan Toergenjev en de memoires van de Nederlands-Franse impresario Schürmann, Les étoiles en voyage. Veel plezier beleefde hij aan het polemisch talent van Léon Bloy in Le désesperé: ‘Waarin de schrijver met ongeëvenaard talent eenige journalisten en schrijvers afmaakt. De meedogenlooze kritiek, de heftige vormen... we bekennen het gaarne, de doodende smaad waarmee hij de aangevallen pershoeren overstelpt gaven ons eenige voldoening.’ Cohen signaleert eveneens de publikatie in de Mercure de France van enkele ‘zeer interessante’ brieven van Vincent van Gogh aan Emile Bernard.
-
eindnoot2
- Christiaan Cornelissen (1864-1943) was aanvankelijk leraar aan de Rijkskweekschool te Middelburg. Onder de naam Clemens schreef hij in Recht voor allen, waarvan hij in 1892 mederedacteur werd. Met Domela Nieuwenhuis en anderen redigeerde hij het zondagsblad Morgenrood. Hij was een belangrijk anarcho-syndicalistisch theoreticus, die veel invloed had op het in 1893 opgerichte Nationaal arbeidssekretariaat. Cornelissen vertrok in 1898, teleurgesteld in de anarchistisch-socialistische beweging in Nederland, naar Frankrijk. Zijn memoires (1936) zijn nog niet uitgegeven.
-
eindnoot3
- Cohen deed in zijn artikel voor de burgerlijke krant Le figaro, 39 (1893), 151 (31 mei) ‘Les social démocrates et leur propagande’ een felle aanval op de persoonsverheer-lijking bij de Duitse sociaal-democraten. Cohen beschrijft verkiezingsmateriaal als kopjes met het portret van Singer, pijpen met Bebel en Lasalle, een hele persoonscultus, die hij in strijd acht met de gelijkheidsdoctrine van het socialisme. Liebknecht heeft zijn uitspraak ‘wer parlementirt pactirt und wer pactirt trahirt’ ingeslikt. In Recht voor allen, 17 (1895), 87 (23 juli), p. 1-2 verscheen J.A. Cohen ‘De sociaal-demokraten en hunne propaganda in Duitschland’.
-
eindnoot4
- Het weekblad Revue politique et littéraire, gesticht in 1863, werd naar het blauwe omslag Revue bleue genoemd.
-
eindnoot5
- Jean Allemane (1843-1935) nam al vroeg deel aan de arbeidersbeweging. Hij was lid van de Commune, werd gedeporteerd naar Nieuw-Caledonië en keerde in 1879 na de amnestie naar Frankrijk terug. De allemanisten waren revolutionaire socialisten. Allemane was een tegenstander van de parlementaire richting, die in Frankrijk door Jules Guesde (1845-1922) werd vertegenwoordigd. De partij van Guesde was een marxistische arbeiderspartij, die zijn grootste aanhang in het Noorden van Frankrijk had. De guesdisten stelden zich op het standpunt dat de arbeidersklasse eerst de politieke macht moest veroveren door deelname aan de parlementaire strijd.
-
eindnoot6
- In Zürich zou van 6 tot 12 augustus 1893 het derde Internationale socialistische arbeiderscongres gehouden worden. Op de voorbereidende conferentie in maart 1893, te Brussel, werd bepaald dat alleen vakbonden, socialistische partijen en verenigingen die de noodzaak van de arbeidersorganisatie en de politieke actie erkennen, toegelaten zouden worden. Men meende zo de anarchisten te kunnen uitsluiten. Domela Nieuwenhuis en Cornelissen waren leden van de Nederlandse delegatie naar Zürich.
-
eindnoot7
- Paul (Panagiostis) Argyriadès (1852-1901), geboren in Griekenland, verbleef sinds 1872 te Parijs. In 1880 werd hij Fransman. Advocaat, en vanaf 1885 uitgever van La question sociale, in 1891 gevolgd door de Almanach de la question sociale. Hij was lid van het hoofdbestuur van het Comité révolutionnaire central.
-
eindnoot8
- Edouard Vaillant (1840-1915) werd tijdens zijn medische studie in Duitsland socialist. Tijdens de Commune was hij gedelegeerde voor het onderwijs, daarna ging hij in ballingschap naar Engeland (tot 1880). Hij richtte het Comité révolutionnaire central op, waarin de blanquisten zich na de dood van Blanqui in 1881 verenigden. Het Comité koos voor de klassenstrijd en beschouwde zich als voortzetter van de Commune.
-
eindnoot10
- De Jungen (‘jeunes’) vormden de links-radicale, anti-parlementaire oppositie in de sociaal-democratische partij van Duitsland. Na de partijdag van Erfurt (1891) traden de meesten van hen uit de partij, zoals Bruno Wille, Albert Auerbach, Wilhelm Werner en Bernhard Kampffmeyer. Kort daarna ontstond de Verein unabhängiger Sozialisten, die zich sindsdien in anarchistische richting ontwikkelde.
-
eindnoot11
- De anarchist Jean Grave (1854-1939) was redacteur van La révolte. Cohen schreef in zijn Boekbeschouwing (Recht voor allen, 29 en 30 juni 1893) dat Grave in zijn La société mourante et l'anarchie (1893) teveel met de bourgeois discuteert: ‘Ons is het totaal onverschillig of de bourgeois ons àl of niet als “fatsoenlijk” beschouwen. Liefst zelfs niet.’
-
eindnoot12
-
L'endehors werd van mei 1891 tot februari 1893 door Zo d'Axa uitgegeven. Het was geen anarchistisch blad, maar de meeste artikelen waren openlijk anti-autoritair. Cohen publiceerde in de eerste jaargang ‘Filles et souteneurs’ (26, p. 2-3).
-
eindnoot13
-
Die Bibel. Ihre Entstehung und Geschichte (Bielefeld 1892) en Das Lehen Jesu (Bielefeld 1893) zijn twee brochures van Domela Nieuwenhuis. Beide hebben als ondertitel: Eine historisch-kritische Abhandlung zur Aufklärung des arbeitenden Volkes.
-
eindnoot14
- De broers Elysée (1830-1905) en Elie Reclus (1828-1904) waren beiden antropoloog en anarchist. Elysée ging in 1851 voor het eerst in ballingschap. Hij nam deel aan
de Commune (net als zijn broer, die tijdens de Commune directeur van de Bibliothèque nationale was) en werd daarom opnieuw verbannen. Zijn belangrijkste werk is La terre, verder schreef hij regelmatig in Le révolte, later in La révolte en Les temps nouveaux. Morgenrood, zondagsblad gewijd aan wetenschap, kunst en letteren (1893), 48, p. 381, bracht een levensbeschrijving met zijn portret.
-
eindnoot15
- Stanislaus Padlewsky was in 1878 in Russisch-Polen als socialist veroordeeld, in 1882 werd hij in Polen als agitator gevangengenomen. Generaal Seliverstoff, voormalig hoofd van de ine afdeling (politieke politie) te St.-Petersburg, had in begin 1890 een dynamietkomplot ontdekt, dat tot gevangenneming en veroordeling van verscheidene Russische uitgewekenen leidde. Seliverstoff probeerde Padlewsky over te halen om de Russische emigranten van de aristocratische Frans-Russische club te Parijs te bespioneren. Padlewsky schoot Seliverstoff neer, maar wist het land uit te komen. Zijn lijk werd later te San Antonio (Texas) gevonden.
-
eindnoot16
- Amilcare Cipriani (1844-1918) nam deel aan de campagnes van Garibaldi voor de Italiaanse onafhankelijkheid. Met Karl Marx was hij een van de oprichters van de Internationale (1864), hij speelde een belangrijke rol tijdens de Commune, wat hem op deportatie kwam te staan.
-
eindnoot17
- De Friese advocaat Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) verzette zich hoe langer hoe meer tegen de door Domela Nieuwenhuis voorgestane buitenparlementaire weg. Troelstra was als verslaggever van De Amsterdammer op het congres te Zürich, waar zijn sympathie naar de Duitse sociaal-democraten uitging. In 1894 gaf hij de stoot tot de oprichting van de Sociaal-democratische arbeidspartij (sdap).
|