De tuin der fantasie(ca. 1935)–Frans Coenen, W.G. van de Hulst, G. Schrijver, J.B. Schuil, Theo Thijssen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De moeder. Verbitterd sprak hij In 't zadel wendend: ‘Vaarwel, o moeder! Nooit keer ik weer...’ En door de lanen Zag zij hem gaan en Sprak geen vervloeking, maar weende zeer. Sprak geen vervloeking... Doch, bijna blijde, Beval de maagden: ‘Laat immermeer Zijn zetel staan en De lampen aan en De poort geopend, de slotbrug neer.’ [pagina 120] [p. 120] Maar toen, na jaren, Melaatse zwerver Ter poorte klaagde: ‘Uw zóón keert weer...’ Zij zag hem aan en Vond gene tranen, Voor zóveel vréugde geen tranen meer! Geerten Gossaert. Uit: Ons Tijdschrift. 1914. Uitg. D.A. Daamen, 's-Gravenhage. Vorige Volgende