De opdracht.
Op een avond na 't eten moest Kees bij z'n vader aan 't bed komen. ‘Luister 's Kees,’ zei z'n vader, ‘er is elke maand een boodschap te doen, geld brengen naar een kantoor. Ik kan dat nou niet doen, nou ik ziek ben, en moe kan natuurlijk ook niet. Nou moet jij het doen.’
‘O, da's goed, pa,’ zei Kees, ‘wanneer moet het?’
‘Je moet vanavond; maar denk er om: niemand weet er iets van, en je mag er met niemand over spreken. En in de wachtkamer van het kantoor, daar zitten altijd een hoop mensen te praten, maar jij bemoeit je met niemand.’
‘Natuurlijk niet,’ zei Kees, die een kleur had gekregen.
‘Als 't je beurt is, ga je naar binnen. Het wordt in een boekje geschreven, dat zal moe je natuurlijk meegeven, en dat hou je in je zak, totdat je binnen bij de heren staat.’
‘In m'n binnenzak,’ zei Kees.
‘En rammel onderweg niet met het geld; vijf rijksdaalders.’
‘Elke maand twaalf en een halve gulden?’ dacht Kees hardop.
Z'n vader lachte even; toen werd hij weer rustig.
‘Bemoei je onderweg ook met niemand. Neem geen één jongen mee natuurlijk. Weet je de Passage in de Damstraat?’
‘Waar 't zo galmt, als je gilt?’ vroeg Kees.
‘Ja. Daar is een deur aan je linkerhand; je loopt de trap op; kamer 19, dat vind je wel, hè?’
‘Ja,’ zei Kees kalm.
Toen kwam z'n moeder met een papiertje met de vijf rijksdaalders en een zwart boekje. Kees stak het boekje in de binnenzak van z'n buis, en 't geld in z'n broekzak.
‘Beleefd ben je natuurlijk van zelf,’ zei z'n vader.
‘Hou je hand maar aldoor op het geld,’ sprak moeder, ‘en doe je zakdoek dan in je àndere zak.’
‘Moet ik alle maanden nou?’ informeerde Kees.
‘Als pa beter is, gaat die weer,’ zei z'n moeder.
‘Ik kan anders ook best alle maanden gaan, hoor,’ vond Kees.
‘Dat hoeft niet,’ antwoordde zijn moeder. ‘Ga nou maar vast weg, dan hoef je niet hard te lopen. Om negen uur gaat het dicht, maar 't is nog geen acht nu. Je loopt het best in een half uur...’
‘In nog geen tien minuten,’ verbeterde Kees.
‘Nou, kijk es aan,’ zei z'n vader half lachend.
Zo ging Kees weg. Hij was het dadelijk met zichzelf eens, dat deze geheimzinnige boodschap iets heel bijzonders was in z'n leven. Niemand mocht er iets van weten; het was dus 't secuurste, niet