13 oktober 1931: Coenen aan Ritter
Een blad aan beide zijden beschreven. Briefhoofd als op de brief van 3 september 1929.
Zeer Geachte Heer Ritter,
Mijn eerste verzoek is, dat gij, als het zoover komt, mij voor de radio over het nieuwe boek van Eva Raedt de Canter laat spreken. De schrijfster wil dit héél graag.
Vervolgens kreeg ik opdracht u, namens haar, nog eens tot een gezamenlijke eetpartij te noodigen. Aan u het tijdstip daarvoor vast te stellen.
Ten slotte, mijn particulier, maar dringend verzoek of gij uw best wilt doen ‘iets’ voor mevr Eva te vinden, een rubriek, een medewerking, een baantje, wat ook. Want tegen Januari wordt zij bij vH. en W, zuinigheids- en malaise-wege, opgezegd en heeft dan voorloopig hoegenaamd niets om van te leven, dan mogelijk nu en dan een vertaling...
Met mijn besten groet, hoogachtend
uw dw
F. Coenen