29 augustus 1931: Ritter aan Coenen
Hooggeachte Heer Coenen,
Bij mijn thuiskomst van vacantie vind ik uw brief. Ik zal natuurlijk doen, wat ik kan. Wel zal het eenigen tijd moeten duren, voordat er spijkers met koppen geslagen kunnen worden, aangezien de eenige mogelijkheid om mevrouw de Raedt in de gelegenheid te stellen tot het houden van een periodieke voordracht-reeks, buiten het gewone litteraire programma om gaat, en ik die aangelegenheid eerst met de directie der Avro moet bespreken, die thans in het buitenland vertoeft. Zoodra ik eenig houvast heb, zal ik zoowel u als mevrouw Raedt bericht doen geworden. - Inmiddels met de meeste hoogachting en met vriendelijke groeten,
P.H. Ritter Jr.
Het blijkt dus dat het niet gaat om maandelijkse boekbesprekingen maar om maandelijkse (literaire?) voordrachten.