Hij blijft in een huisje achter op hun erf.
Het huisje is van zinkplaten gemaakt.
Het heeft één deur en het heeft geen ramen.
Oom Cornelis heeft één bed, één tafel, één stoel en
één klerenkast in het huisje.
Het huisje is vol.
Hij zet zijn bord en kan en lepel en vork ook in de klerenkast.
Dat is alles wat hij heeft.
Oom Cornelis maakt het erf voor oma schoon.
Hij maakt ook kippen voor haar dood.
Oom Cornelis staat bij de deur van de keuken.
‘Wonny, heb je dat krant al gelezen?’
Hij en ma praten vaak over politiek.
Oma kookt vandaag bruine bonen met kip en zoutvlees.
‘Cornelis, ik heb één van die kippen nodig.’