De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Geef schoonheid mij... Geef schoonheid mij voor al mijn dagen, genadig God der Eeuwigheid, 'k wil elken last mijns levens dragen. Uw zwaarste wee blijmoedig schragen. zoo mij wat glans van schoonheid beidt. Geef vreugden mij voor gansch mijn leven, die aan Uw bron ontsproten zijn, en in Uw zuiver licht geheven, mijn komrend zwoegen wijding geven, mijn nacht der heemlen zonneschijn. Geef mij den zang der eeuwge sferen, waardoor Uw godlijke adem gaat; 'k wil met deemoedig hart U eeren, mijn gansche wezen naar U keeren, en knielen in Uw lichtgelaat... Geef mij den droom der wijde verten, en maak mijn schamel leven schoon, den eeuwgen drang der teedre herten, om vrij van band en aardsche smerten, te stijgen naar Uw glorietroon. Schenk mij een weerschijn van Uw wezen, een glimlach van Uw majesteit, en ik zal nacht noch nooden vreezen, maar, kind der Schoonheid, vroom verrezen, blij leven in Uw heerlijkheid... Schenk licht mij, uit Uw glans geboren, en vreugden, die der heemlen zijn, laat Schoonheid al mijn weg begloren, een verre klank der eeuwge koren, stil ruischen door mijn aardsch refrein... [pagina 135] [p. 135] Geef schoonheid, schoonheid aan mijn dagen, en weze Uw naam gebenedijd; wie Schoonheid heeft, zal niet versagen, hij mag een deel der heemlen dragen, een deel der eindlooze Eeuwigheid... Vorige Volgende