De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Avondwijding Van al de torens vlammen gouden droomenbeelden der westerzon. O dat mijn lied nu bloei, mijn hart deze avondweelden ontvangen kon. Ik vind U altijd nader, altijd dichter bij mijn leven, God van Genâ; Uw stem ruischt in de stilt, waarin ik, kind gebleven, nu biddend ga... Ik zie Uw adem gaan door 't wuivend gras der weiden, en buig mijn hoofd, 'k wandel in wondren voort, en heb, in vroom belijden, Uw naam geloofd... Ik voel onzichtbre vingren de aardsche boeien slaken, waarin ik schrijd, en mij, arm, nietig mensch, de oneindge vleuglen raken der Eeuwigheid... O avond, wees mij goed, en vredig-schoon, en heilig, en zegen mij - vroom knielend vóor uw tabernaaklen ben ik veilig en God nabij... Vorige Volgende