De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] In den blijden morgen... O neen, de menschen gáan in de uchtend niet, zij hebben lichte vleuglen, zie, zij zweven... Is daar nog plaats voor kommer en verdriet? De smarten sterven, maar de vreugden leven. Niet spreken is het, wat de menschen doen, nauw fluistren is het, 't is een teeder zingen, zacht als de liedren, die van 't wuivend groen in alle blijde harten binnendringen... De menschen wandlen, daar is geen, die denkt aan zorg voor later of verleden dagen. Zij voelen slechts, wat gouden gaven schenkt de dauw der velden en de geur der hagen. Goeden noch boozen zijn het, die daar gaan, grooten van geest, dragers van kleine zorgen, maar schepslen, die voor 't zelfde Wonder staan, menschen, die blij zijn in den blijden morgen. Vorige Volgende