De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] O stille en schuchter klagen O stille en schuchter klagen van eigen diep verdriet, en gaan met de dolende dagen in bange en zwaar-gedragen smart van mijn smachtend lied... O smeekend vouwen de handen naar Schoonheid, Liefde en Licht, waarvan de Vreugde-landen met zuivere vlammen branden in Godes aangezicht, en staan op donkere wegen als een arme dompelaar, en zien, beschaamd en verlegen, het schoone Land van Zegen van verre maar... Ik heb den weg verloren en niemand reikt me een hand... Wie zal mijn smeeken hooren, en leidt me, verjongd en herboren, naar het Beloofde Land? Al mijn zwijgende, zwoegende dagen, vol armoe, die trotsch zich verbergt, vol leed, dat niet luid wil klagen, ik moet ze geduldig dragen, en doen, wat mijn leven vergt... O stille en schuchter klagen van eigen diep verdriet, en gaan met de dolende dagen in bange en zwaar-gedragen smart van mijn smachtend lied... Vorige Volgende