De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] XVIII. Avond Ik voel nu d' avond als een droef gelaat dat grijs- omsluierd naar mijn leed zich nijgt, en mij met stillen weemoed gadeslaat, maar roerloos-strak, vol koele raadslen, zwijgt... Ik voel nu d' avond als een klacht, die zijgt uit alle heemlen neer, stil voór me staat, smeekt als een kind, wie donkre vreeze dreigt, en dan, zwaar van der wereld smart en smaad, aan 't hart der moede zwervers sterven gaat. Ik voel nu d' avond als een ver, vreemd lied, dat, huiver-zacht, mij liefde brengt noch haat, maar eindloos droef is van een oud verdriet, dat groeide in mij en mij niet meer verlaat... Ik voel hoe de avond, roerloos, mij beziet... Vorige Volgende