De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] XVI. Laat deze liefde leven... Neen, o mijn God, laat deze liefde leven, laat me, als een vreugd, haar duldelooze pijn; wat kan in ruil het leven mij nog geven, dat even groot en smartlijk schoon mag zijn? Ik voel mijn ziel in zuiver licht geheven, de heemlen dicht, der eeuwen schoonheid mijn, en zijn alle aardsche smarten mij gebleven, 't is schreiend, Heer, dat ik mijn ziel verrein, en elken dag, al meer aan de aarde ontrezen, arm lijdend mensch, schooner voor U verschijn. Laat mij die liefde, ik wil haar niet meer vreezen, en kan dit zwak, droef hart niet meer genezen, mijn liefde zij de ruischende fontein, verborgen spruitend vóor Uw Godlijk Wezen... Vorige Volgende