De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] XI. Ik ben een droomer Ik ben een droomer, en mijn hart verstaat alleen den roes van liefdes overgave. Wat baten mij, eenzame, huis en have, waarover zeegnend, als een dageraad, úw blijde lach niet ruischend opengaat? Wat baat het, zoo 'k met drank en spijs mij lave, als niet úw hart aan míjn disch wordt verzaad? Wat nood, dat ik in koortsig zoeken drave, om schralen buit van ijdele aardsche macht, zoo niet uw zachte handen mij geleiden, en, aan het doel, úw liefde mij niet wacht? Ik ben een droomer, laat mij eenzaam lijden, en mag mijn droom geen wedermin verbeiden, laat mij dan, weerloos, zinken in den nacht. Vorige Volgende