De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] X. In de stilte De grijze scheemring sluimert om mij heen, mijn hart is stil, ik voel het niet meer leven, alleen een stem, klagend van oud geween, voel ik beschroomd in 't aamloos zwijgen beven... Waarom, mijn kind, zijt gij zoo kort gebleven? Gij zijt de lente, die met u verscheen, gij zijt een boschnimf, licht in klare dreven, en 's levens vreugden dansen om uw schreên. Nu ben ik droef gelijk in oude dagen, alleen met 't leven, dat ik niet versta; ik ben zóo eenzaam, dat ik niet kan klagen, en als een blinde door het leven ga... Mijn meikind, boschnimf, glans van Gods Genâ, 't is al zoo stil, zie ik uw licht niet dagen? Vorige Volgende