De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] VIII. Soms volgen mij... Soms volgen mij uw wonderstralende oogen, 'k zie hoe een glimlach glanst op uw gelaat, wanneer ik, stil-verrukt en zacht-bewogen, in puurder sfeer mijn woorden ruischen laat... Gij die zoo goed des dichters taal verstaat en door zijn lied den aardschen druk onttogen, met hem door schooner landen zweven gaat, in 't zuiver licht der blauwe hemelbogen, - wist gij, hoe 't arme hart mij sneller slaat, en, zoo 't mijn woorden te verbergen pogen, mijn ziel naar u ten gulden dageraad met lichtbeglansde vleuglen komt gevlogen, dan boog misschien uw zoet en schoon gelaat zich over mij in duldend mededoogen... Vorige Volgende