De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] VII. O bloem, die bloeit... O Bloem, die bloeit bij eenzaamheid en zwijgen, in 't ruischend woud voor mij, voor mij alleen, die laaft mijn ziel met vreugden ongemeen, waarheen, vergodlijkt, zich mijn droomen nijgen... Bloem der verdoken liefde, die mijn schreên misschien vertrapten, toen 'k, in smachtend hijgen, moe van mijn dag, die zorgenzwaar verdween, op 't weeke mos mij zacht liet nederzijgen... O Bloem, die teere en wondre weelden baart, en uit de raadselvolle levensgangen, naar verre heemlen beurt mijn aardsch verlangen, gij, die mijn blik voor de Eeuwigheid verklaart, wie 's Hemels puurste en rijkste bronnen voeden, u zoekt mijn smart, mijn trots zal u behoeden... Vorige Volgende