De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] UIT HET DAGBOEK I. Uw gracie vlindert Uw gracie vlindert door mijn huis, het is een droomvol zacht geruisch, een mei-gefluister, waarnaar ik, die zoo schuw en bang versmacht mijn teersten liefdedrang, ademloos luister... Een verre groet uit sprookjesland, weerklinkt van elken kamerwand uw lach mij tegen, en valt rondom mijn droeven droom, gelijk ten boomgaard, zacht en vroom, meibloesemregen... Uw woord, blij als een vlindervlucht, heft, in de blauwe lentelucht, mijn donkre zorgen; zóo zijgt de dauw, die godlijk-zoet de koele loovren groeien doet naar blijden morgen... Ik zing voor mij dit eenzaam lied; dat ik u liefheb, weet ge niet, uw hart zou breken... Zoo wil ik dragen, vroom en stil, mijn liefde, die niet sterven wil, en niet mag spreken. Vorige Volgende