De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Ik denk aan 't zwoegend volk Ach, kermis overal en feestroes allerwegen... Ik denk aan 't zwoegend volk, dat honger lijdt en zwijgt, en in zijn schamelheid verdoken en verlegen steeds dieper 't moede lijf naar donkere aarde nijgt... 't Geld sliert de handen door gelijk een gouden regen, die over ijdlen waan en boosheid nederzijgt, en 't laagste schoon maakt in zijn ruischend-milden zegen, maar 'k hoor een kranke stem, die om erbarming hijgt, voor 't zwakke wichtje, dat aan de armoe toegewijd, ter dorre moederborst van grooten honger krijt, 'k zie oude domplaars gaan ter schamele offeranden, en vrouwen, bleek van zorg, met saamgevouwen handen, en levens die vergaan in krotten zonder licht - en 'k voel de droefheid van mijn peinzend aangezicht... Vorige Volgende