De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Zijt gij van alle vreugden... Zijt gij van alle vreugden niet verstoken, is schoonheid u geen bittre spotternij, wordt daaglijks niet uw teeder hart gebroken, mijn arm, schoon volk, om wien ik eenzaam schrei? Gij, die ik ken en liefheb, komt tot mij, ik weet een troostlied, zacht, onuitgesproken, ter bronnen van mijns harten poëzij heimlijk gevoed, en, lijk de roze ontloken in stillen gaard, wachtend heur schatten biedt, zoó reikt naar u de schoonheid van mijn lied, in stillen droomtuin van mijn ziel geboren. 't Ruischt om uw hoofd in teedren klankenval, en 't licht van zijn oneindge goedheid zal uw komrend hart en moê gelaat omgloren... Vorige Volgende