De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] De schrebieldenraapsters Ik zie ze wroeten, stijf en stram gestopen, bezijds de spoorbaan op het braakliggend land, waar 't rottend vuil der groote stad bij hoopen grauwe assche klaart in gouden zonnebrand. Een omgebogen haaksken in de hand, lijk schuwe dieren hongrend neergekropen, wroeten zij koortsig, elk naar zijnen kant, de bruine zenders en den afval open. 't Zijn havelooze kindren, bleeke vrouwen, schuw bedelvolk met tragisch aangezicht, de blikken strak naar 't schamel werk gericht, miserie-volk, scharlend in stom mistrouwen en nijdgen haat den schralen buit te gaar, in bonte reken knielend naast elkaar... Vorige Volgende