De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] De stoet der werkeloozen Het is eenlange, treurig-stille stoet, van stoere mannen in de kracht der jaren, met oogen, glansloos lijk hun dof gemoed, die, strak van wee, naar vage verten staren. Geen werk, geen brood, maar in het kruipend bloed het gif der wanhoop, - zóo, met loomen, zwaren, gedrukten tred, trekken de stomme scharen traag door de stad, die zwijgend hen begroet. Een kille najaarsregen schudt de blaren van 't welkend loover der kastanjelaren, die druipend langs de doode lanen staan... In vale verten hoor 'k de klokken zuchten, en tragisch-groot onder de grauwe luchten zie ik den stoet der werkeloozen gaan... Vorige Volgende