De stille bloei(1925)–Richard de Cneudt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Fabriekswerkers Lusteloos, in lange reken, zie 'k de moegeslaafden gaan; 'k voel mijn hart van weedom breken, en ik staar hen zwijgend aan... 'k Hoor geen kreet van vreugde stijgen uit den stillen, stommen stoet; ziet - ze gaan in 't drukkend zwijgen van hun lichteloos gemoed. Moe van 't werk en loom van zorgen hebben zij den lach verleerd, en naar 't licht van blijdren morgen nooit hun strakken blik gekeerd... Traag en loom kruipt door hun aadren 't bloed, dat nooit van jubel zwol, en van 't dol geraas der raadren is hun hoofd nog zwaar en vol... Loom begonnen, moe geëndigd, scheidt hun dag den tragen tijd, en de strijd des broods bestendigt, zonder hoop, hun schamelheid... Aan den slaafschen plicht geketend, in miserie's nijdgen schroom, zonder vreugden, arm, onwetend van der Schoonheid gulden droom, - gaan zij voort in lange reken, talloos, en toch droef-alleen, en geen blijde woorden breken lichtend door hun zwijgen heen, gaan zij langs de smalle wegen, waar der schaamlen weemoed ligt, en alleen de fijne regen kust hun droevig aangezicht... Vorige Volgende