Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen vermaen-Liedeken, Het Cxcij. Liedeken.op de wijse: Droefheyt heeft my bevanghen. Ofte: Hoort vrienden al te samen, etc.?Noorders uytGodt ghesproten,Ga naar margenoot+
Broeders en Susters fijn,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 434]
| |
Ga naar margenoot+Lieve medeghenoten
Die daer vergadert zijn.
Ga naar margenoot+Ick wensche u ghenade
Ga naar margenoot+En vreed’ van Godt den Heer
Ga naar margenoot+Altijdt vroech ende spade,
Ga naar margenoot+Dat u gheloof vermeer.
En Christelijcke zeden
Van u worden volbrocht,
Ga naar margenoot+Als rechte Christ en leden
Ga naar margenoot+Door sijn bloet dier ghecocht.
Ga naar margenoot+En dat ghy meucht volherden
Ga naar margenoot+Tot u tijdt zy vervult,
En ghy van deser eerden
Te samen scheyden sult.
Ga naar margenoot+En dan wordt opghenomen
Ga naar margenoot+Al in den wolcken claer,
Ga naar margenoot+Als de Heere sal comen
Ga naar margenoot+Met sijn Engelsche schaer.
Ga naar margenoot+Ons lieffelijck vergaren
Was my een groote vreucht,
Doe wy te samen waren
Met herten seer verheucht.
Ga naar margenoot+T’was van het woordt des Heeren
Ga naar margenoot+Dat wy deden vermaen,
Ga naar margenoot+D’welck Christus dede leeren
Zijnde int Schup ghegaen.
Wy deden u te weten
T’verstandt van desen zaet,
Ga naar margenoot+Ten moet niet zijn vergheten,
Salt ons comen te baet.
Lichtveerdich opghenomen
Moet het oock wesen niet,
Want als t’vervolgh sal comen,
Vergaet het soo men siet.
Sorghe, alsoo wy hooren,
Van sorghe en wellust
Doet oock Gods woordt versmooren,
Dat het wordt uytgheblust.
| |
[pagina 435]
| |
Maer die het nu ontfanghen
Diep in een herte reyn,
Sullen nae haer verlanghen
Vruchten brenghen ghemeyntGa naar margenoot+
Hierom mijn uytvercooren,
Als ghy te samen gaet
Om Godes woordt te hooren,
Soo volght doch desen raet.
Verganckelijcke dinghen
Al schijnen sy seer soet,
En wilt niet mede bringhen,
Wt den herte sy doet.
En weest sober met waken,Ga naar margenoot+
Hebt daer op neerstich acht,
En overlegt u sakenGa naar margenoot+Daer met dach ende nacht.
Met neerstighen ghebeden
Tot Godt nacht ende dach
Sult ghy u tjdt besteden,
Dat het zaet groeyen mach.
Pause.
Sober moet hy oock leven,Ga naar margenoot+
Bedwinghen t’vleesche broos,
En wachten u daer neven
Van Satans stricken loos.
Alsdan int hert gaet schieten
Een sulcke wortel goet,
Sal Godt op u uytgieten
Den dauw met overvloetGa naar margenoot+
Dat boven uyt sal groeyen
S’gheloovens eerste gras,Ga naar margenoot+
Waer uyt de vruchten vloeyen
En voortcomt het ghewas.
Dat ghy als men gheborenGa naar margenoot+
Sult worden heel ghesont,Ga naar margenoot+
Gods kinder uytvercorenGa naar margenoot+
Te houden sijn verbont.
Doch uyt ghenaden goedichGa naar margenoot+
| |
[pagina 436]
| |
Ga naar margenoot+Soo als rancken eersaerm,
Te draghen overvloedich
Edel vruchten bequaem.
Nemmermeer te vermonden
Ga naar margenoot+Sijn deuchden valiant,
Ga naar margenoot+Maer dese te verconden
Ga naar margenoot+Met daedt int gantsche lant.
Ga naar margenoot+Leeft ghy dan soo volherdich
Ga naar margenoot+Tot in den doot altijt,
Soo sult ghy de Croon weerdich
Ontfanghen met jolijt.
In Christus Ga naar margenoot† schuer hier boven
Ga naar margenoot+Sult ghy hebben de rust,
Ga naar margenoot+Godt dancken ende loven
Nae uwes herten lust.
Ga naar margenoot+Dit wilt vastelijck hopen,
Daer van u niet en wendt,
Ga naar margenoot+Maer campen ende lopen
Ga naar margenoot+Tot comt het salich endt.
Ga naar margenoot+Ick doe u t’samen groeten
Met s’Heeren goedicheyt,
Dat wy noch scheyden moeten
Is my van herten leyt.
Laet ons blijven te samen
Ga naar margenoot+Verbonden in den Gheest,
Och vrienden al met namen
Mijner ghedachtich weest.
Ga naar margenoot‡Gheloeft zy Godt de Heere,
Sijn Ga naar margenoot† macht en Majesteyt,
Sijn glory en sijn eere
Ga naar margenoot+Wordt heerlijck uytghebreyt.
|
|