Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen Gebedt ende danck-Liedeken, getogen uyt den 71. Psalm Davids, voor Ro. Re. Het Cxv. Liedeken.Op de wijse: Verblijdt u lieve Christen ghemeyn.
Ga naar margenoot+Heere, op u betrou ick vast,
Ga naar margenoot+Laet my niet gaen tot schanden,
Ga naar margenoot+Verlost mijn ziele van den last
Aller mijner vyanden:
Door u gherechticheyt helpt my,
Mijn stercke vasticheyt zijt ghy,
| |
[pagina 257]
| |
Ick vlie tot uwen handen.
O ghy mijn vaste borch en slot,Ga naar margenoot+
Mijn toeverlaet en Heere,Ga naar margenoot+
V rechte handt help my (O Godt)Ga naar margenoot+
T’gheschied’ tot ws Naems eere,
T’is mijn hop’ van der jonckheyt aen,Ga naar margenoot+
Door u ben ick onthouden saen
Van s’moeders lichaems teereGa naar margenoot+
Iae ghy Heer hebt my uytgheruckt,
Van u is mijn becomenGa naar margenoot+
Door u is mijn sake gheluckt,Ga naar margenoot+
Mijn sterckt is van u comen,
Laet mijnen mondt ws roems vol zijn,Ga naar margenoot+
Mijn ziel’ u stadich prijsen fijn,
Dancken met allen vromen.
Te rugg’ verwerpt my, Heere, niet,Ga naar margenoot+
Nu in mijn oude daghen,
En als mijn craqcht afneemt, aensiet
Mijns vyandts boose laghen,Ga naar margenoot+
Die nu hoogh roept met sijnen stem,
En seyt: Godt heeft verlaten hem,
Grijpt en wilt hem naejaghen.
En weest doch Heer van my niet wijdt,Ga naar margenoot+
Haest my te helpen spoedich,Ga naar margenoot+Schaemt en ontbreeckt haer t’gheener tijdt,
Com’ op haer overvloedich,
Die teghen mijn Ziel setten haer
Smaedt en schimp, bedecktse swaer
In al haer doen hooghmoedich.
Recht voortgaende, wil ick altoosGa naar margenoot+
Ws beroemens meer maken,
Vercondighen met mijne voos
Vwe gherechte saken,
Daghelijcx uwe salicheyt
Die ick om tellen onbereyt
Ben, en te swaer van sprakenGa naar margenoot+
En ick wil ingaen van der Ga naar margenoot† macht
Des Heeren nu te spreken,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 258]
| |
V gherechticheyt ick betracht,
Die altijdt is ghebleken:
Van joncx op hebt ghy my gheleert,
Noch word’ u lof van my vermeert,
Vercondicht onbesweken.
Ga naar margenoot+Niet en verlaet my doch, O Godt,
Nu ick oudt ben van Iaren,
Als ick grijs worde (jae Heer) tot
Ga naar margenoot+Dat ick noch mach verclaren
Kindts kinderen uwen arm sterck,
Die ghy (O Heere) stelt te werck
Voor u trouwe Dienaren.
Ga naar margenoot+Iae u gherechticheyt, hooh, rijck,
Reyckt: ghy doet groote dinghen,
Ga naar margenoot+O Godt, wie is doch ws ghelijck?
Ga naar margenoot+Ghy die mijn Ziel laet bringhen
Ga naar margenoot+In seer veel benautheden groot,
Verwecktse dan weer van den doot,
Doets’ uyt der aerden springhen.
Ga naar margenoot+Crachtich en groot maeckt ghy uyt, Heer,
Ga naar margenoot+Veel troost gaet ghy my gheven,
Soo danck ick u met Psalmen seer
Van uwe trou verheven,
Ick lofsingh u op’t Herpen-spel.
Ghy Heylighe in Israel,
Ga naar margenoot+Die eeuwich houdt het leven.
Ga naar margenoot+Kent, Heer, mijn lippen, die zijn bly
Dat ick u soo lofsinghe,
Ga naar margenoot+En mijn Ziel, die ghy maeckte vry,
Daghelijcx ick volbringhe
Wt te vercondighen het recht,
En u gherechticheyt niet slecht,
Dus ick int hert’ opspringhe.
Ga naar margenoot+Segt: die soecken mijn ongheluck,
Ga naar margenoot+Dat sy haer moeten schamen,
Vertsaecht, als ghyse stelt te ruck,
Door u cracht hoogh van namen:
O Godt Vader in s’Hemels Throon,
| |
[pagina 259]
| |
Door Iesum Christum uwen Soon
Moet dit doch worden, Amen.
|
|