Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[Folio Aaa4v]
| |
Op de wyse: van den 16. Psalm, Bewaert my Heer weest doch mijn toeverlaet.
Ga naar margenoot+VVAnneer com ic noch int Hemelsche lant
Ga naar margenoot+Die aldersalichste wooninghe schoone,
Ga naar margenoot+O ghy dach die altijdt houdt synen stant,
Boven ghenoechlijck in des Hemels Throone
Ga naar margenoot+Daer alle dinghen vastlijck naer 'tbeschryven
En oock sekerlijck onverandert blyven.
Ia oft desen dach verschenen waer,
En ten eynd' waren al tijdtlijcke dinghen,
Ga naar margenoot+Hy schijnt den salighen heyl'gen seer claer,
Ga naar margenoot+Maer den Pelgerims en den Vremdelinghen
Schijnt hy als deur den spiegel onvolcomen,
Ga naar margenoot+Ock waer ick in die claerheyt opghenomen.
Lieflijck en vreuchdenrijck is desen dach,
Den Borgheren die in den Hemel woonen,
Ga naar margenoot+Maer Eva kindren suchten met gheclach,
Ga naar margenoot+Om het verdriet 'twelc haer hier gaet vertoonen
Want bitter en verdrietlijck zijn dees tyden,
Ga naar margenoot+Daer in sy veel angste en smerte lyden.
Ga naar margenoot+Hier wort de mensch deur veel zonden verleyt
Ga naar margenoot+In veel lydens, aenghevochten met vreesen,
Bevanghen, en met veel sorghen verspreyt,
Ga naar margenoot+Met veel curieusheyt verstroyt in desen,
Ga naar margenoot+Met veel ydelheyts verstrickt heel verdroten,
Met veel dolinghen beset vast besloten.
En met veel arbeyts verteert en beswaert
Door 'taenvechten, wellust doet hen verswaecken
En pynicht hem deur het ghebreck vervaert
Ga naar margenoot+O wanneer comt een eynd' van desen braecken
Van desen swaren arbeyt niet om gronden,
Ga naar margenoot+Wanneer word' ic vry van den dienst der zonden.
Mijn God wanneer sal ick aen u alleyn
Ga naar margenoot+Ghedencken en in u gantschlijck verhooghen,
| |
[Folio Aaa5r]
| |
Onghehindert en onbeswaert gantsch reyn,Ga naar margenoot+
In vryheyt staen (lief Heer) voor uwen ooghenGa naar margenoot+
Wanneer worter doch ghestadighen vrede,Ga naar margenoot+
Van buyten binnen, even stercken mede?Ga naar margenoot+
VANDEN swaren aenstoot verlost doch myGa naar margenoot+
Laet my die heerlijckheyt uws rijcx aenschouwen
Wanneer sal ic doch eenich zijn en ghy,Ga naar margenoot+
Wanneer com ick in u rijck met betrouwen,Ga naar margenoot+
D'welck ghy uwen beminden uytvercooren,
Van eeuwicheyt hebt toebereyt te vooren.
By dit gheslacht ick als een ballinck bin,
Och Heer in der vyanden landt verlaten,
Stryden ontmoet my altijdt meer en min,Ga naar margenoot+
Troost, sterckt en comt my lieve Heere te batenGa naar margenoot+
Dits mijn suchten laet u hulp openbaren,Ga naar margenoot+
Want 'swerelts troost is maer enckel beswaren.
Lief Heere ick niet anders en begeer,
Dan uws nu inwendich hier te ghenieten,Ga naar margenoot+
Maer ick word' afghetrocken even seer,Ga naar margenoot+
Kant niet begrypen, die doet my verdrieten,
Alsoo moet ick onsalighe hier stryden,
Over my selven nu aen alle zyden.
Om 'tgoede hemelsche wensch ick altijt,Ga naar margenoot+
'Twaer mijn begeeren (Heer) daer aen te hangenGa naar margenoot+
Maer die tijdtlijcke dinghen nu subijt,Ga naar margenoot+
Quade neygingen hinderen mijn ganghen,Ga naar margenoot+
Ghemoet wil ick zijn boven alle dinghen,Ga naar margenoot+
Maer vleesch en bloet can my wel onder bringen,
Comt lieve Heer weest ghy mijn hulper doch
Och wat lijd' ick nu daghelijcks inwendich,
Als ick met mynen ghemoede wil noch,
Hier tracteren het hemelsche behendich,Ga naar margenoot+
Wat ontmoeten my dan al aerdtsche saken,
Dat ick totten hemelschen niet can raken.
KEert u tot my in desen anghst en noot,Ga naar margenoot+
Verlost my Heer van al mynen vyanden,Ga naar margenoot+
| |
[Folio Aaa5v]
| |
Ga naar margenoot+O Christe deur u sware wonden root,
Ga naar margenoot+En laet my doch nimmermeer gaen te schanden
Ga naar margenoot+Mijn macht is cleyn na u staet mijn verlangen
Ga naar margenoot+Wilt my doch in u beschutsel ontfanghen.
|
|