Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[Folio Ii7r]
| |
Op de wyse vanden 13. Psalm: Hoe langh hebt ghy besloten Heer.
ACh Heer wanneer salt herte mijnGa naar margenoot+
In u liefde verbonden zijn, Wanneer salGa naar margenoot+
ic uyt mynen crachten Hier op u welbehagen achten
En dat soecken met daet en schijn.Ga naar margenoot+
Naeckt u tot my, hoort mijn gheclach
Geeft dat ick (Heer) vermyden mach Wat u
mishaeght, haten en schouwen En my als u beminderGa naar margenoot+
houwen, Voorsichtelijc nacht ende dach.Ga naar margenoot+
Noch meer laet mijn ghedachte soet,
By daghe en by nachte vroet In u Heere gestadich
blyven, Die verkeerde wilt van my dryven,Ga naar margenoot+
Sy verteeren u liefde goet.
Ey wanneer sal ick, lieve Heer,
Om u huys dencken met begheer, En daerGa naar margenoot+
naer hebben groot verlangen, Daer in woonenGa naar margenoot+
en zijn ontfangen Als u beminder t'uwer eer.Ga naar margenoot+
Kent mijn broosheyt, my Heere gheeft,
Om geern te spreken en beleeft Van, en metGa naar margenoot+
u hebben mijn reden Als u beminder, reyn van zeden,Ga naar margenoot+
Als een die u int hert lief heeft.Ga naar margenoot+
En dat ick (Heer) om uwent wil
Vrolijc gemoet, sonder geschil, Wat ic besit,Ga naar margenoot+
om u mach geven, Met 'sherten vreucht, nuGa naar margenoot+
in mijn leven Tot uwen dienst gerust en stil.Ga naar margenoot+
Naer 'thooren van u Godtlijck Woordt
Leert my (Heer) haken, so 'tbehoort Te doenGa naar margenoot+
van haer die u beminnen, Dat ickt mach inGa naar margenoot+
mijn herte binnen Sluyten, bewarent met accoort.
Tot vreuchde verweckt nu voor al
Mijn herte als ick lyden sal, Om uwent wil,Ga naar margenoot+
gheeft my tot desen Lijdtsaemheyt, en eenGa naar margenoot+
Christlijck wesen, Te betoonen in desen val.Ga naar margenoot+
O Heer maeckt my hemels ghesint,
Ghenatuyrt als een lieve kint,
| |
[Folio Ii7v]
| |
Ga naar margenoot+Leert my u rijck altijt vermeeren,
My schicken uwen naem te eeren,
D'aerdtsche verachten als den wint.
Noch stort u liefde generael
In my op datse principael, Het aerdtsch in
Ga naar margenoot+my heel mach verslinden, En ic my gantsch
Ga naar margenoot+verset mach vinden In u liefde geheel temael.
Ga naar margenoot+In stort my Heere uwen Gheest,
Met synen gaven aldermeest, Op dat hy dit
in my mach wercken En in u liefde my verstercken
O Heere Godt mijn hulper weest.
Soo ghy o Heer deur uwe handt
In my ontsteect der liefden brant, So sal ic u
Ga naar margenoot+dancken en prysen, Lieflijck kindtlijcke eer bewysen,
Als ick bevinde desen stant.
|
|