Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[Folio T4v]
| |
Op de wyse: Wie S. Iacob besoecken wil, ofte: Te Mey als alle vogelkens singen.
Ga naar margenoot+LAet ons in 'sHeeren Tempel gaen,
Ga naar margenoot+En doch den wegh wel gade slaen,
Ga naar margenoot+Dennen wy moeten treden, En climmen tot
Ga naar margenoot+den Hemel aen, Naer boven van beneden.
Ga naar margenoot+1. Int eerste moet ons zijn bekent,
Onse zonde in dit ellent Ga naar margenootaDie moeten wy verlaten
Ga naar margenoot+Van aller boosheyt afghewent,
Ga naar margenootbOns eyghen leven haten.
2. Ga naar margenootcEn treden tot Godt onsen Heer
Ga naar margenoot+Door Christum int gheloove seer,
Ga naar margenoot+Vergiffenis t'ontfanghen Door sijn lyden,
Ga naar margenoot+naer sijn begheer Schicken al onse ganghen.
3. Noch moeten wy ten derden fijn,
Ga naar margenoot+Met Christo inghelyvet zijn, Bekennen daer beneven,
Dat hy ons desen stant devijn,
Ga naar margenoot+Doet uyt ghenaden gheven.
4. Ten vierden moet men in dit huys
Ga naar margenoot+Bestandich dragen Christi Cruys, Dit ontmoet
Ga naar margenoot+al den synen, Christus ginck voor in dit gedruys,
Ga naar margenoot+Naemt op hem met veel pynen.
5. Hy die recht climt, hoort dit propoost.
Ga naar margenoot+Moet oock bevinden hulp en troost
Ga naar margenoot+Van Christo in sijn lyden, Want hy staet by
Ga naar margenoot+de zijn altoost, Doetse in druck verblyden.
6. Iae wie soo climt en opwaerts gaet,
Ga naar margenoot+Moet oock bevinden met der daet, Dat sijn
Ga naar margenoot+gheloof wordt crachtich; Vrienden dit is den
sesten graet, Hy leyt tot Godt almachtich.
7. En dan hoort daer naer oock hier by,
Ga naar margenootdEen goede consciency vry,
Ga naar margenooteIn Christo te ghelooven, Ga naar margenootfDat hy onse
Ga naar margenoot+Verlosser zy, En ons hulp comt van boven.
8. Naer desen ten achsten oock streeft,
| |
[Folio T5r]
| |
Tot Christus sijn woonstede heeft Int herteGa naar margenoot+
met betrouwen, Als een goet huyshouder beleeft,Ga naar margenoot+
Oprecht in Gods aenschouwen.
9. Int neghende opclimmen soet,
Men oock den Ga naar margenootgzeghen hebben moet, Door
Christum hoogh verheven Kintlijcke vrees',Ga naar margenoot+
en liefde goet Dient oock ten nieuwen leven.
10. Al ist dat ghy wordt seer benijdt,Ga naar margenoot+
Soeckt t'overwinnen in den strijdt,Ga naar margenoot+
Den Satan, Doodt en Zonde,Ga naar margenoot+
De Weerelt (deur Gods goetheyt wijdt)
Stootse heel gantsch ten gronde.
11. Cloecklijck ten elfsten u bewaert,Ga naar margenoot+
Dat doch gheen gheestlijcke hoovaert,
Haer by u en laet mercken: Gheveynstheyt isGa naar margenoot+
ten quade aert, Godt haetse diese wercken.
12. Op dat ghy hoogher climt, u houtGa naar margenoot+
Ootmoedelijck in der eenvout, ChristlijckGa naar margenoot+
int hert ghelaten, By al Gods gaven meenichfout,Ga naar margenoot+
V ghegheven by maten.Ga naar margenoot+
13. Bekent voortaen reyn ende puyr
Iesu Christi rechte natuyr, Ons van GodtGa naar margenoot+
hier ghesonden, Wt den Hemel in dit ghetruyr,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoothTe heylen onse wonden.
14. Seer neerstelijck u doch bereyt,Ga naar margenoot+
Tot liefde, vreed', en eenicheyt, Met ChristelijckenGa naar margenoot+
zinnen, Dees trap moet men oockGa naar margenoot+
met bescheyt Int opclimmen beginnen.
DOCH neerstelijck u oock bewijst,
Dat ghy Godt looft // danckt enden prijstGa naar margenoot+
Eeuwich tot allen tyden, Elck een die nu also oprijst,
Sal hem eeuwich verblyden.
TE Recht gaet hy, die dit verzintGa naar margenoot+
En die nu by tyde begint, Bereyt hem metGa naar margenoot+
den vromen, Hy sal naemaels als Gods lief
kint, Tot syner rusten comen.Ga naar margenoot+
|
|