Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrijop de wijse van den 139. Psalm: Van der jeucht aen hebben sy my ghequelt.etc.
Ga naar margenoot+GOds ghenade voor een vriendtlijcke groet
Ga naar margenoot+Wensch ick u, ghy die ick bemin te samen,
Ga naar margenoot+Op dat ghy volcomen opwassen moet,
Ga naar margenoot+In Christus ouderdom na u betamen.
Ga naar margenoot+DAELen sach men Gods Gheest van 'sHemels Throon,
Ga naar margenoot+Op Christum, doe hy hem heeft doopen laten
Ga naar margenoot+Soo wilt u Godt sijn gaven gheven schoon,
Ga naar margenoot+Ghy mijn beminde, dat ghy t'uwer baten
Ga naar margenoot+LYf ende Ziel alsoo regeert met daet
Dat nae Gods beeldt is gheschapen waerachtich,
| |
[Folio M5r]
| |
Ga naar margenootaHeylich te leven recht na Christus maet,
In uwe jeucht weest des altijt ghedachtichGa naar margenoot+
Seght doch der booser werelt goeden nachtGa naar margenoot+
Scheyt u van haer, sy loopen int verdoemenGa naar margenoot+
Naer't Hemelrijck hebt alle u ghedacht,
Toeft niet te laet, dat ghy meucht binnen comen.Ga naar margenoot+
BETracht voor al, hoe ghy behaghen sultGa naar margenoot+
Godt uwen Vaer, voor welcken wy nu leven,Ga naar margenoot+
Die ons met allen goederen vervult,Ga naar margenoot+
V leden teer wilt hem willich begheven.
EN wiltse ghebruycken tot syner eer,Ga naar margenoot+
Reyn onbesmet, van zond' die ghy moet laten,Ga naar margenoot+
Christus exempel neemt doch voor een leer,Ga naar margenoot+
Wel haer die nu haer eyghen leven haten.Ga naar margenoot+
GRIpt eenen moedt dat ghy sult doen ghewelt,Ga naar margenoot+
In het Rijc Gods met syner hulp te dringen,Ga naar margenoot+
Wie niet en doet, sal soo de Schrift vermelt,
Synen tijt hier gantsch ydelijck deurbringen.Ga naar margenoot+
En hebt in 'sWerelts vreuchde doch gheen lust,Ga naar margenoot+
Want sy sal haest in veel droefheyts verkeerenGa naar margenoot+
Ieuchd'lijcke spruyten Ga naar margenootbboos begeerten blust,
Hebt u gheneuchte in de Wet des Heeren.Ga naar margenoot+
Temt u lichaem, Ga naar margenootcu tongh houdt in den toom,
Wtwendich wilt u lichaem niet vercieren,Ga naar margenoot+
Maer inwendich, stelt u te zijn soo vroom,Ga naar margenoot+
Met woorden, wercken, in alle manieren,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootdHy is wel wijs, die dit bedencken can
Die Gods Woordt hoort, en doet daer nae ghepresen,Ga naar margenoot+
Christus seyt, dat hy is een wyse Man,Ga naar margenoot+
Wiens huys vastelijck sal bestaen in desen.Ga naar margenoot+
EN wilt so wijslijck wandelen voortaenGa naar margenoot+
| |
[Folio M5v]
| |
Ga naar margenoot+Als wyse Maeghden, u ter Feest bereyden,
Ga naar margenoot+Hy comt subijt die u roept op te staen,
Ga naar margenoot+Die de boose sal van den goeden scheyden.
TOont dat ghy zijt van Ga naar margenootcGodt vercoren fijn,
Ga naar margenoot+Gheloovens vruchte laet doch van u vloeyen
Ga naar margenoot+Als de ghene die nieu gheboren zijn,
Ga naar margenoot+Wilt soo opwassen in den Heere groeyen.
Ga naar margenoot+MAeckt u gheneuchte in den grooten loon,
Ga naar margenoot+Die Christus gheeft den synen al te vooren,
Ga naar margenoot+Op Syons bergh, het is des levens Croon,
Salich zijn dese, die sijn Ga naar margenootdstemme hooren.
Staet op, comt ghy ghebenedyde al,
Ga naar margenoot+Besit het Rijck mijns Vaders hoogh verheven,
Ga naar margenoot+Dat ick u nu uyt liefden gheven sal:
Ga naar margenoot+Wee haer, die dan worden van hem verdreven.
DOCHTERS bequaem, wilt overlegghen dit:
En nemet alle tijdt in u ghedachten,
Ga naar margenoot+Stadich tot Godt den lieven Vader bidt,
Ga naar margenoot+En hem bemint uyt allen uwen crachten.
Ga naar margenoot+VAN my zijt gantsch lieflijck ghegroet hier med'
Ga naar margenoot+Ghy alle drye bysonder int ghemeyne,
Ick wensche u te samen Godes vred'
Van herten gront, ende uyt liefden reyne.
Ga naar margenoot+Liefde bewijst uyt broederlijcken aert,
Ga naar margenoot+Aen malcander, elck een met syner Ga naar margenootegaven,
Tot onderwysen u doch niet en spaert,
Ga naar margenoot+Op dat den ouden Adam word' begraven.
Ga naar margenoot+Kindtlijcke deucht bewijst den Ouders voort,
Ga naar margenoot+Nae Gods bevel, 'tis sijn goet welbehaghen,
Ga naar margenoot+Gheeft haer de eere, die haer toebehoort
Ga naar margenoot+Wilt malcanderen in der liefden draghen.
|
|