Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: Een goet nieu Liedt heb ick bedacht, etc.
ANders en weest doch niet bedacht
Beminde in den Heere,Ga naar margenoot+
Dan dat ghy u dach ende nacht,
Nu oeffent in Gods leere.Ga naar margenoot+
NEemt dit doch in u herte vast,
Tot dat ghy't recht meucht vaten,
Op Gods vreese moet zijn ghepast,
Nemmermeer zijn verlaten.Ga naar margenoot+
KENt dat hy u het leven gheeft,Ga naar margenoot+
| |
[Folio D7v]
| |
En can u dooden snellijck,
Ghelijck als hy't ghegheven heeft
Mach hy't oock nemen fellijck.
DICKwils wilt oock ghedachtich zijn,
Wat loon dat die verwachten,
Ga naar margenoot+Hier namaels in de helsche pijn,
Ga naar margenoot+Die Godts vreese verachten.
Met ernste oock ghedachtich weest
Hoe ons sullen beclaghen,
Ons quade wercken aldermeest,
Ga naar margenoot+Als Godt ons laet voor daghen.
Ga naar margenoot+VLieden en can men 'toordeel niet,
Ga naar margenoot+Waer voor dat moeten comen,
Alle wercken alhier gheschiet
Der boosen ende vromen.
Ga naar margenoot+Dat ghy moet sterven, doch ghedinckt,
En voor Christo verclaren,
Daer door wordt oock int hert ontfinckt
Gods vreese te bewaren.
Ga naar margenoot+En dat ghy soo vermijdt het quaet,
En tot goed-doen meucht spoeden,
Lief kindt dit is des Heeren raet,
Wilt synen wil bevroeden.
Ga naar margenoot+Recht tredende int Christen padt,
Met rechter Godes vresen,
Ga naar margenoot+Hy leydt boven in s'Hemels stadt,
Daer groote vreuchd' sal wesen.
Staet doch hier nae nu alle tijdt,
Ga naar margenoot+Met vreesen en met beven,
Soo sult ghy hier ghebenedijdt
Zijn, en daer eeuwich leven.
|
|