eens van a tot z opgevoerd wordt, wat ik met alle soorten van genoegen doe.
't Is de avond van de H.B.S-fuif.
De voordrachten hebben we achter de rug. Gelukkig, want 't was een povere vertoning. Alles liep wel goed van stapel, maar 't was zo allerbescheidenst van opzet, dat ik me gewoon geneerde voor een troep gymnasiasten, die achter ons zaten en zich erg medelijdend uitlieten over 't ‘kindergedoe’. Ik zat met de hele klasclub op een rijtje vlak voor de Gym. jongens, die alleronhebbelijkst hardop zaten te critiseren, zodat we woord voor woord verstonden. In m'n hart moest ik ze gelijk geven, maar natuurlijk kon m'n gloeiende liefde voor onze H.B.S bond maar niet zo goedschiks de aanmatiging van die gymasium-joggie's verduwen en ik zei hardop tegen Greet, Con en de andere meisjes: ‘Zeg lui, 't was maar een klein stukje, maar ze speelden goed, hè? helemaal geen gehengel op den souffleur, zoals verleden week bij die Gym.-fuif.’ De pijl trof doel. Op de laatste Gym.-uitvoering had de souffleur zó moeten gillen, dat we hem halverwege de zaal nog konden horen.
't Was één moment stil achter ons. Toen zei een van onze tegenstanders tegen z'n vrienden: ‘Zeg, volgend jaar hebben ze hun vijf-en-twintig-jarig feest. Die toneelclub van hun mag nou al wel vast beginnen te repeteren, anders komt er niks van terecht.’
Als aangeschoten draaien we ons alle zeven tegelijk om, woedend over zo'n belediging, maar Rie sust bedaard: ‘Zeg lui, maak nou geen ruzie met die jongetjes, ze zijn maar met hun achten,’ waarop de jongetjes, die vandaag kennelijk voor 't eerst een lange broek aan hebben, purperrood worden en verder hun mond houden.
En nu zijn de stoelen aan de kant geschoven en er wordt geraspte kaars gestrooid, midden in de zaal stelt zich een jolige roodgerokte band op en dan begint 't gespring, zoals Jan van Raelte 't altijd noemt.
Henk stapt direct op me af, buigt allerbeminnelijkst en voert me met veel zwier ten dans. Hij kan zo enig praten, vlot en leuk en ik sloof me uit om hem even vlot en adrem te antwoorden.