Woelige weken: november-december 1813
(1988)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermdWoelige weken: november-december 1813
auteur: Willem de Clercq
bron: Willem de Clercq, Woelige weken: november-december 1813 (eds. Willem van den Berg en Hanna Stouten). Querido, Amsterdam 1988
8 december 1813 - StaatkundeHet is niet te ontkennen dat wij God voor de zo menigvuldige gunstbewijzen die hij ons, door het terugschenken onzer vrijheid bewezen heeft, de hartelijkste dank verschuldigd zijn. Doch dit kan echter niet verhoeden dat nu en dan nog eens over de oppervlakte van dit gewest zich zuchten ten hemel heffen, en dat er zich niet nog wel eens ogenblikken bevinden waarin de hemel door opeengepakte wolken bezwaard wordt. Hetgeen echter het meest onrust veroorzaakt, is het gedrag der vreemde troepen, die hier en daar op het platteland zeer slecht huishouden, gelijk uit sommige van de onderstaande staaltjes nog duidelijker zal blijken. Delfzijl. Van daar niets naders. G. Walré is ongelukkig op één der kanonneerboten die voor de stad liggen, en scheen zich volgens zijn brief op het ergste te bereiden. Almelo. Men heeft aldaar grote last van inkwartiering gehad, zodat de huizen der gegoede burgers geheel met dergelijke gasten opgepropt waren, doch verder heeft alles zich geschikt. Men had in kerken en pakhuizen, magazijnen van stro, haver, jenever en bier aangelegd. De gegoede burgers hadden een soort van bureau van inkwartiering opgericht, en sommigen hunner waren steeds aan het patrouilleren. Verder waren er steeds wagens voor transport gereed. Drie burgers spraken Russisch. Deventer. Deze stad is zeer ongelukkig. Het was op de vaste verzekering van de commandant dat hij zich bij het vertonen van enige aanzienlijke macht over zou geven, dat de gegoede burgers met hun huisgezinnen aldaar gebleven zijn. Nu werd de stad van alle kanten aangevallen. De schone Worp is omver gehakt. Men spreekt zelfs van een samenzwering van de bur- | |
[p. 90] | |
gers om de commandant van kant te helpen, hetgeen ontdekt zou geworden zijn. Zutphen is eindelijk overgegaan. De houwitsers schijnen er toch nog schade aangericht, en schrik veroorzaakt te hebben. Bij een dame van drieëntachtig jaar is een kogel door de kamer gevlogen. Arnhem. Bij de aanval op de stad schijnt van weerszijden veel volk gesneuveld te zijn. De inwoners zijn gedurende het beleg meest in de verwulfde kelders gevlucht, die men aldaar overal heeft. Een fatsoenlijk heer is aldaar, bij het weigeren om een horloge over te geven, door de overwinnaars doodgeschoten. De Pruisische benden schijnen zich in de omtrek van Arnhem vrij losbandig gedragen te hebben, en sterke afpersingen van geld en levensmiddelen gedaan te hebben. Gorkum. Het verhalen der tijding van de overgave van die plaats is niets anders geweest dan een voorbarigheid waaraan geen gouvernement geloof moest hechten. Nu meldt men ons weer, dat men in begrip is om deze stad sterk te verdedigen. Nieuwersluis. De Pruisische zwarte huzaren, die men ook Kozakken noemt, hebben dit oord verlaten. Reeds vroeger heb ik vermeld hoe zij zich alhier op een gewelddadige wijze van eetwaren en verschillende andere zaken meester gemaakt hebben. Zij hebben de wijn van de kastelein uitgedronken, de schoenmaker tot het lappen hunner schoenen gedwongen, alles wat zij grijpen en vangen konden meegenomen, zodat er aldaar verleden maandag een volkomen gebrek aan bijna alles was, en men de eerste noodwendigheden dezer aarde heeft moeten zenden. Hetzelfde heeft ook te Muiden plaatsgehad. Enige afgelegen huizen werden door stropende Kozakken wel eens geplunderd. Te Muiderberg hebben de troepen het ook slecht gemaakt. Men kan van de andere kant zeggen dat dikwijls, indien men bij de bevelhebbers klaagt, deze door hun onderhorigen af te laten rossen, meestal kort recht verschaffen. Doch dikwijls zijn deze ver te zoeken. | |
[p. 91] | |
aant.Amsterdam. Wij hebben alhier maandag de 6e de heuglijke geboortedag van de gezegende erfprins gevierd. Men is begonnen met het geschut te lossen, doch daar men vergeten had dezelve van kogels te ontledigen, zo zijn er sommige van deze lieflijk door de woning van een arme molenaar gesnord. Men heeft naderhand klokken geluid. De plechtigheid is besloten geworden door een verlichting der stadsgebouwen, die niet luisterrijk geweest is, waarbij enige particulieren, sommigen uit vrees, anderen uit liefde, hun sobere lamplichten gevoegd hebben. |
|