Woelige weken: november-december 1813
(1988)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[Woelige weken
| |
[pagina 8]
| |
Vanmorgen heeft men Cramer, die een openhartig en redelijk man leek, die een nogal briljant kantoor had en algemeen geliefd was, dood in zijn bed gevonden. Hij laat noch zoon noch opvolger na. Hij is aan een beroerte overleden, maar aangezien hij een aanzienlijke som aan Bosch & de Clercq verschuldigd was, en wijl zich sedert kort enkele geruchten aangaande zijn persoon de ronde deden, vreest men ernstig dat zijn zaken in wanorde zijn. Ruhle was de drijvende kracht van deze immense zaken die in olie werden gedaan. Sedert november tot aan mei had hij 7000 aam geaccepteerd. | |
Vervolgaant.De troebelen in de stad met betrekking tot de kassiers, zijn eindelijk bedaard. Er was een moment waarop men dacht dat zij allen bankroet zouden gaan, doch de drie hierboven genoemde faillissementen veroorzaakten reeds genoeg onaangenaams. Vrij veel personen wier kassier bankroet gegaan is, zijn verplicht met contant geld te betalen, hetgeen inderdaad zeer onaangenaam is. Men spreekt voortdurend van nieuwe faillissementen, en het is nu over de kooplieden dat deze gesel zich zal uitstrekken. Gedurende de afgelopen week betaalde men verhoogde rente voor solide goederen zoals granen, terwijl die in prijs gedaald zijn en wel zonder enige reden, behalve door de schaarste aan gemunt geld. Het valt te hopen dat deze wolken zich uiteindelijk geheel zullen oplossen. | |
[pagina 9]
| |
Literatuur. Oeuvres Choisies de Lemierre - 2 delenaant.Men vindt hier de beste geschriften bijeen van deze auteur, een man van een zeer uitgebreide rijmwoede, die zeer van zichzelf overtuigd was. Deel 1. Hypermnestra. Het onderwerp is overbekend. Het is een goed stuk. Het zit eenvoudig in elkaar. Toch is het een stuk welks onderwerp interessant en zeker boeiend is. Het moment waarop Danaus de dolk tegen zijn dochter opgeheven houdt, is zeer mooi. Het is een stuk waarvan het lezen genoegen doet. G. Tell. Dit stuk komt mij veel beter geschreven voor. Het is een onderwerp de tragedie waardig. De ontluikende vrijheid is een schoon schouwspel. Dit is volgens mij het meesterwerk van Lemierre. La Veuve du Malabar. Dit stuk heeft zijn succes aan de opvoering te danken, want als tragedie verschaft het bij het lezen weinig genoegen, dewijl het van een extreme matheid is. Deel 2. La Peinture. Het is een gedicht dat mij groot genoegen heeft gedaan. Het is over het algemeen goed geschreven en er zijn zeer fraaie stukken in. Het bevat vervolgens een uittreksel doortrokken van prachtlievendheid, met bijeengebrachte stukken van andere auteurs. Er zijn heel aardige stukken bij. Tenslotte zal men er een keur van lichte poëzie in vinden, waarvan verschillende van veel smaak getuigen. Naar mijn mening kan men Lemierre onder de goede auteurs van de tweede rangorde rekenen waarvan de werken veel achtenswaardige poëzie omvatten. | |
Horatius Sermonium - Liber 2Wieland, Briefe, 2er Teil Ik heb de drie epistels van Horatius die het tweede boek uitmaken, en die een onuitputtelijke zee van mooie gedachten | |
[pagina 10]
| |
omvatten, bewonderd; ook de grappige zinswendingen van het poëtische genre. Wieland, met zijn pro-Helleense verhandelingen vóór ieder epistel, en zijn verklarende en historische noten die de grootst mogelijke helderheid verschaffen over de tekst van de Latijnse auteur. Zijn hypothese over het epistel Ad Pisones is zeer ingenieus en waarschijnlijk. | |
StaatkundeEindelijk heeft men het fameuze bulletin gepubliceerd dat alle rampen der Fransen verhaalt en dat natuurlijk veel sensatie veroorzaakt. Dit zal ongetwijfeld de explosie, die nu moet komen of nooit, versnellen. Men verhaalt met stelligheid dat de vijanden in Bremen, Oldenburg en Osnabrück zijn. | |
Vervolg van de kroniek van de handelHet schijnt dat het noodlot alle debiteuren van Bosch & de Clercq achtervolgt. Cramer, die hun een aanzienlijke som verschuldigd was, is plotseling gestorven en zijn zaken zijn in wanorde. Kemper, op wie zij een buitensporig hoge vordering hebben, is failliet. Dosser Corver [?], een derde debiteur, sterft en men vreest dat zijn zaken in wanorde zijn. In de schouwburg heb ik Le Joueur gezien. Garnier speelde deze rol bijzonder goed. Dit stuk beviel mij zeer, hoewel men het iets te veel als klucht behandelde. Vervolgens gaf men l' Intrigue aux Fenêtres, een stuk dat ik ken, maar dat altijd genoegen verschaft. | |
6 novemberEindelijk heeft de tijding der Franse verliezen ons bereikt en stellen zij het zelf vast in hun staatscouranten. Het onweer nadert grommend onze grenzen. Dewijl de staatkundige operaties opgehouden hebben om onderwerp van speculatie te zijn, worden zij onderwerpen van dringend belang, daar men niet weet wat er kan gebeuren. Ik wil hier een klein staatkundig | |
[pagina 11]
| |
aant.journaal inlassen zo lang als deze rampspoedige tijden voortduren. Woensdag de 3e. De beroemde staatscourant meldt fatale tijdingen voor Frankrijk. Algemene consternatie. Het Journal de l' Empire verboden. Geruchten over een nieuwe veldslag, waarbij Ney gewond zou zijn. Donderdag de 4e. Weinig tijdingen. Overwegingen en overdenkingen betreffende die van de voorgaande dag. Discussies of de prins al dan niet vertrokken is. Gerucht van gisteren, dat de keizer in Parijs zou zijn, tegengesproken. Er zou een vergadering van de senaat gehouden zijn, zonder, en volgens sommigen, tegen hem. Frankfurt zou de 28e gecapituleerd hebben, volgens anderen de 30e. Vrijdag de 5e. De prins publiceert een brief van de hertog van Bassano aan de prins van Plaisance, hem berichtende dat de keizer de 30e een opmerkelijke overwinning op de Beieren behaald heeft en vanavond in Mainz zal overnachten. Particuliere tijdingen melden, dat zijne majesteit inderdaad te Fulda een overwinning op de Beieren behaald had, doch dat een nieuw korps Beieren en Oostenrijkers hem te Hanau aangevallen en op de vlucht gejaagd had - dat deze terugtocht verhaast was door een korps Oostenrijkers dat de Rijn tussen Mannheim en Mainz overgetrokken was. Volgens anderen is de situatie ernstiger, dewijl een student, onlangs aangekomen om te gaan studeren aan de Lutherse universiteit van Osterburken, was tegengehouden vanwege de Oostenrijkse korpsen die een haag langs de oevers van de Rijn vormden. - Een Garde d'Honneur heeft vanuit Metz bericht dat hij zijn kamers heeft moeten afstaan aan de prins van Moskwa en de hertog van Reggio die gewond waren. Men zegt dat de prins van Eckmühl heeft moeten capituleren. Brieven uit Oost-Friesland berichten dat men misschien binnenkort niet meer zal kunnen schrijven. Zaterdag de 6e. Er wordt veel gesproken over de versterking van Naarden en men zegt dat er in deze stad proviand voor zes | |
[pagina 12]
| |
aant.maanden verzameld wordt. Er zijn hier lieden die van mening zijn, dat particulieren er goed aan zouden doen om zich voor de winter te bevoorraden. Donderdag is hier een vrij groot aantal militairen met hun bagage doorgetrokken om zich naar Naarden te begeven. Men zegt dat er te Utrecht een korps van 16 000 man gevormd moet worden. De militie en de garde van de prefect zijn uit de stad vertrokken, en het is de Nationale Garde die alle posten bezet. Vanuit Overijssel wordt bericht, dat men aldaar toch wel voor de aankomst van de vijanden begint te vrezen. Het magazijn van de tabakregie is naar Almelo getransporteerd. Men heeft een courant van Leipzig ontvangen, die geheel andere details over de dag waarop de Fransen verslagen zijn geeft en die bericht dat Lauriston gevangen genomen is, en die de Franse verliezen aan gevangenen, doden en gewonden op 150 000 taxeert. De brug die de stad met de Plantage bij de Hortus Medicus verbindt, wordt gesloopt en er wordt een ophaalbrug gebouwd. Er wordt reeds beweerd dat de prefect in het Badhuis verblijft. Er wordt verteld dat de onderkoning van Italië van partij gewisseld heeft en dat de koning van Denemarken zijn excuses heeft laten overbrengen aan de keizer van Oostenrijk. Gematigde lieden vrezen dat de geallieerden zich in de voorspoed in het geheel niet zullen weten te matigen en dat zij, opgeblazen van arrogantie, de Rijn overschrijden en daarmee het enthousiasme, dat de Fransen nog voor hun vaderland koesteren, zullen aanwakkeren. Moge het de hemel behagen dat het hun doel is om de Fransen achter de oevers van de Rijn terug te werpen, en aldus door een goede en stabiele vrede, de rust van Europa, de vrijmaking van Holland en de vrijheid van de handel te verzekeren. | |
[pagina 13]
| |
Kerkelijke kroniekIn onze broederschap was besloten om een nieuwe predikant te verkiezen. Alle stemmen hadden zich verenigd ten gunste van de heer Sybrandi, predikant te Haarlem. Deze predikant verenigt met een interessant uiterlijk, een elegante stijl, een beminnelijke en imposante vaardigheid in het spreken, en een opbouwende zedenleer. Hij was algemeen geliefd, zowel als predikant, als door zijn gemakkelijke karakter en de manier waarop hij die aanwendde ten opzichte van de catechisanten. Men meende dat een man van deze flinkheid, die hier zo goed bevallen was, zowel bij de leden van onze broederschap als bij de vreemden, als enige in staat was om de zaken en het krediet van onze broederschap te herstellen. Het enthousiasme dat de Amsterdammers voor hem koesteren gaat zo ver, dat nogal wat mensen langer in hun buitenhuis blijven, ten einde het genoegen te smaken om het Avondmaal bij hem te vieren. Men had zich gehaast om hem de keuze van onze broederschap, op gunstige voorwaarden, mede te delen. Hij heeft zijn antwoord uitgesteld, doch dewijl deze keuze de Haarlemmers heftig gealarmeerd had, heeft hun consistorie zich in optocht naar hem toe begeven, om hem te smeken toch vooral niet zijn woonplaats te wijzigen. Hij heeft gezegd dat zijn besluit genomen was en dat hij zou blijven, maar dat hij de heren diakenen verzocht om dit geheim te houden. De daarop volgende zondag heeft hij zijn besluit vanaf de preekstoel bekend gemaakt, hetwelk met de grootst mogelijke emotie werd ontvangen, en men was op het punt om te applaudisseren. Dit heeft hier grote verslagenheid veroorzaakt, omdat men na zoveel beraadslagingen een vriend verloren had, die zoveel personen beviel, en men is tenslotte teruggekomen op het punt waar men begonnen was. | |
StadsnieuwsDeze week is het jubileum van het gebouw van Felix gevierd, | |
[pagina 14]
| |
of beter gezegd het tijdvak dat de tempel der kunsten een kwart eeuw bestaan heeft. Donderdag heeft de heer Stuart een rede uitgesproken ter gelegenheid van dit feest. Zaterdag heeft de heer Loots een gelegenheidsvers voorgedragen in de concertzaal die gevuld was met een menigte mensen van beiderlei kunne. De zaal was versierd met draperieën en men zag er een tableau waarop alle kunsten waren vertegenwoordigd, dragende hun offeranden naar het altaar van Felix. | |
Literatuur, Wieland, Agathon - 3e deelaant.De eerste helft van dit deel wordt besteed aan een beschrijving van het hof van Dionysius de Jongere, vóór de aankomst van Agathon. De auteur schildert het kwaadaardige karakter van deze vorst, hoe hij uiteindelijk verzadigd van genoegens instemt met het verzoek van Dio om Plato aan zijn hof te laten komen. Daar deze filosoof hem goed bevallen is, wordt zijn gehele hof een Platonische academie. Ten slotte wekken de oude favorieten Timocrates en Philistus de sensualiteit en de hartstochten van de vorst weer op in schitterende feesten; zij doen hem in liefde ontvlammen voor de jonge danseres Bacchidion, laten Dio verbannen en dwingen Plato om zich terug te trekken. Agathon, wiens verscheidene fouten gecorrigeerd zijn, doch die nog steeds enthousiast is, arriveert aan dit hof en krijgt spoedig het denkbeeld om de ondeugden van de vorst te gebruiken om deze ten goede te doen keren en Sicilië gelukkig te maken. Zijn vriend Aristippus, die hier minder op een epicuristisch dan op een beschouwend filosoof gelijkt, geleidt hem naar het hof. De charmes van zijn uiterlijk nemen de vorst voor hem in. Zijn uitnemendheid in de kunst van het bespelen van de lier verzekert hem van nieuwe gunsten, zodanig dat, wanneer hij in een redevoering waarin hij het voordeel van de monarchie boven een republikeinse regering aantoont, hij de gunsteling | |
[pagina 15]
| |
van de vorst wordt, die hem tot minister van zijn koninkrijk benoemt. Gedurende een ambtsperiode van twee jaren maakt Agathon de volkeren gelukkig, brengt door zijn welsprekendheid de oorlog tussen de Siciliaanse steden tot bedaren, maar hij kan de valstrik van zijn vijanden niet vermijden. Nog doordrongen van de herinnering aan Psyché weigert hij de liefde van een Siciliaanse dame, wier wraakzucht hij doet ontvlammen, een wraakzucht waaraan zij de vrije teugel laat wanneer zij de maîtresse van de vorst geworden is. Agathon, die zijn verlies onderkent, besluit om zich te verbinden met de partij van Dio, doch men ontdekt zijn verraad, hij wordt in de gevangenis gezet, wordt vrijgelaten door de tussenkomst van zijn vrienden en vertrekt naar Tarente, zonder zich hoe dan ook tijdens zijn bewind te hebben verrijkt. | |
Vervolg van het staatkundig journaalZaterdag heeft men ter beurze gediscussieerd over de vraag of de prins van Eckmühl al dan niet gecapituleerd had. Men zei dat men om die reden de keizer verhinderd had om in Mainz binnen te komen. Maandag. Men schijnt het er vandaag over eens te zijn, dat de prins van Eckmühl gecapituleerd heeft en men zegt unaniem dat hij door Amsterdam gekomen is. - Het nieuws van de dag is of de vijanden in Almelo zijn of niet. Enerzijds bevestigt men dit nieuws zeer serieus. Anderzijds, nog heftiger, laat men hen in Zwolle arriveren. Men zegt dat het beurtschip van Zwolle is aangekomen zonder behoorlijke papieren. - Iemand die hier aangekomen is, heeft de Kozakken ten getale van zestig te Oldenburg gezien. Zij deden de bevolking geen enkel kwaad. Wij zijn op dit moment geheel van troepen verlaten. Er zijn slechts de Gardes Nationales die overal de wacht houden. Iemand die in Naarden geweest is, vertelde dat er slechts zevenhonderd mannen aan troepen van de militie waren - dat er nog maar één | |
[pagina 16]
| |
derde van de artillerie was - men zegt dat de Franse functionarissen hun bagage beginnen te pakken - men zegt dat Wezel binnen drie dagen moet worden geproviandeerd, dat zulks een miljoen gaat kosten, dat men de onkosten over het arrondissement zal omslaan en dat dit voor de grondeigenaren een heffing van 10 à 20% zal veroorzaken. - Men zegt dat er requisities van vee voor het garnizoen van Naarden zijn verricht. Men zegt dat de keizer in Mainz gearriveerd is.
Meerdere personen verzekeren dat het waar is dat de vijand in Almelo is. - Men heeft hier een courant uit Bremen ontvangen, waarin de Franse verliezen als veel aanzienlijker worden beschouwd dan onze couranten verzekeren. - In diezelfde courant staat iets dat mijniet aan staat, namelijk een uitnodiging aan allen die hun nieuwe vrijheid willen verdedigen om zich naar een bepaald bureau te begeven. - Er heeft zich een gerucht verspreid, dat P. Bel met onbeperkt verlof terugkomt, maar dit is nergens op gebaseerd. - De Garde d'Honneur Moyana heeft deelgenomen aan alle grote veldslagen van de laatste tijd, doch zonder enige schade te hebben opgelopen. Hij was in Mainz aangekomen.
Eindelijk weten wij voor stellig dat de vijand niet in Almelo is. Brieven melden ons niet alleen dat hij er niet is, doch dat men niet weet waar hij wel is. - Men zegt dat Eckmühl niet gecapituleerd heeft. - De Moniteur bevat details van zijn op de Beieren behaalde overwinning. - Men verzekert dat te Zwolle alle bureaus verhuisklaar gemaakt zijn, dat de poorten van de stad zijn gesloten en dat er order is gegeven om wanneer de vijand nadert, hem de sleutels van de stad te geven - dat te Deventer de poorten eveneens gesloten zijn - dat de prefect ziek is - dat de douaniers van Lemmer hier gearriveerd zijn met al hun bagage - dat alhier alle publieke functionarissen in het geheim hun bagage beginnen te pakken - dat de verbinding te water tus- | |
[pagina 17]
| |
aant.sen 's-Hertogenbosch en Amsterdam verboden is - dat er te 's-Hertogenbosch inundaties zijn verricht - dat de Oostenrijkers de Rijn zijn overgestoken en Straatsburg belegeren.
De Franse effecten zijn in de Moniteur hoger genoteerd, doch niet alhier. Integendeel, de Russische, Pruisische, Oostenrijkse en Hollandse effecten zijn alhier gestegen. Dewijl er in de beschrijving van de overwinning geen melding van gemaakt wordt, gelooft men dat de keizer nog niet in Mainz is gearriveerd, ondanks de Journal de l' Empire die dit verzekert. - Een groot aantal kanonniers is uit Den Helder aangekomen om zich naar Naarden te begeven. Ondertussen is de opschudding van gisteren bedaard. | |
Kroniek van maandagWij hebben het vervolg op het dagboek van Dylius gehad. Dit journaal is vrij interessant, niet zozeer wijl het een korte notitie is van wat hij dagelijks gedaan heeft, doch vanwege het belang van de plaatsen die hij gezien heeft. Zie hier bijvoorbeeld de plaatsen waarover hij ons verteld heeft: Louvre en Tuilerieën, het Musée Napoléon, het Musée des Mines, het Musée des Petits Augustins, le Palais Royal, de École de Médecine, de Clinique de Perfectionnement, de Église de Notre Dame, de Jardin des Plantes, de Foire des Boulevards, het Théâtre Français de l'Opéra, Feydeau des Variétés, Ambigu Comiques, de Bains, de Champs Elysées, het Bois de Boulogne, Tivoli, de Catacomben van Montmartre, Versailles, het Hôtel Dieu, het Hôtel de la Maternité, Bicêtre, het Panthéon, verschillende kerken, het atelier van David enzovoort. Wat ons heel wat minder genoegen gedaan heeft, was de verklaring van de geneesheer dat, indien binnen enkele maanden de zaken van de keizer zich zouden herstellen, hij vast besloten was om zich in Parijs te vestigen. Dit veroorzaakte veel ontevredenheid in het gezelschap; dit zou de genadeslag zijn. | |
[pagina 18]
| |
Staatkundig journaal, woensdag-donderdagHetgeen gisteren de tijding van de dag was, bestond uit vage, doch wijd verspreide geruchten dat er een revolutie in Parijs plaats gehad zou hebben, dat er twee, volgens anderen drie partijen zouden zijn, één ten gunste van de keizer, een andere ten gunste van de keizerin, en tenslotte een derde ten gunste van de republiek. - Men zegt dat de keizer in zijn kampement was gearresteerd, dat de keizerin zich naar Mainz begeven had, dat het korps van de Gardes d'Honneur ontbonden was, dat drie colonnes Russen naar ons toe marcheren, één richting Zwolle, één naar Deventer en de derde naar Amsterdam - dat dit leger volgens de één 40 000, volgens de ander 100 000 man telde - dat de prins zijn spulletjes begint in te pakken - dat de koningen van Napels en Holland te Parijs zouden zijn. Enige dagen geleden werd verteld dat de prins van Oranje koning zou worden onder de naam Willem vii en dat hij van Engeland als bruidsschat al onze koloniën had gekregen. L.D.C. schrijft vanuit Metz dat hij een rit te paard had gemaakt in de buurt van de weg uit Mainz en dat deze route een verschrikkelijk tafereel en het schouwspel van een compleet verwarde vlucht bood. Overal zag men vluchtelingen in groepen van een man of tien à twaalf - cavaleristen zonder paard en vrijwel zonder een hemd aan het lijf, en dit waren dan de beste troepen van de armee: de Poolse lansiers en kurassiers. Overal was de weg bezaaid met soldaten die niet meer voort konden, dode paarden. - Talrijke gewonde generaals wilden naar Metz, postkoetsen vol met vluchtende families uit Frankfurt en Mainz volgden elkander onophoudelijk op. En ondertussen verzekert de Gazette ons dat de Garde even goed uitgemonsterd is als toen zij in de Tuilerieën was. In geruchten laat men de Russen nog oprukken tot aan Friesland, tot aan Hardenberg. Men zegt dat de Fransen zich achter de IJssel zullen verdedigen, doch ik geloof er niets van. Dergelijke tijdingen, zoals ik de laatste dagen genoteerd heb, | |
[pagina 19]
| |
aant.zijn zeer geschikt om de gemoederen van de ongeruste nieuwtjesjagers in balans te houden. Per slot van rekening is men hier in voortdurende afwachting van wat er gaat gebeuren. | |
Vrijdag 12 november's ochtendsNog altijd een geruchtenstroom die niet uitgeput raakt. Men schrijft ons de 9e van Almelo dat de vijanden te Rheine waren en op dezelfde avond dat de Kozakken zich naar Enschede begeven hadden. Tijdingen van Deventer tonen aan, dat men zich daar heeft beziggehouden met het omverhalen van een poort en van de brug over de IJssel. De heer Holtrop verkondigde op de beurs dat de IJssel door 30 000 man verdedigd zal worden en dat men Deventer zo veel mogelijk zal verdedigen. Een dienstbode die haar zieke moeder in Wezel was gaan opzoeken, was tegenwoordig bij de aankomst van een Frans leger op terugtocht. Alle huizen waren vol soldaten; men heeft de buitenwijken verbrand. Dinsdag heeft men plotseling alarm geslagen en zij heeft zich overhaast in de stad moeten terugtrekken. Het nieuws van een revolutie in Parijs is nog niet uitgestorven doch schijnt integendeel te herleven. Men zegt dat er diverse partijen in Parijs zijn en zelfs één voor de Bourbons - dat de keizer bij het binnengaan van zijn paleis gedood zou zijn - dat de keizer buiten de wet gesteld zou zijn - dat hier zestien koeriers uit Parijs zijn aangekomen. - De Russische obligaties zijn tot 48% gestegen.
Het zijn niet meer de dagen doch zelfs de uren die boeiend worden. De nieuwtjes die men vandaag debiteerde waren van dien aard dat zij iedereen interesseerden. Het is op de Moniteur van morgen dat al onze verwachtingen gevestigd zijn. Zie hier wat men debiteert dat in de Moniteur van morgen en overmorgen zal staan. Dat de keizer een verpletterend decreet had uitgevaardigd, behelzende het plan van een immense oproeping voor de krijgsdienst; dat de senaat gezegd had dat, dewijl de | |
[pagina 20]
| |
aant.laatste conscriptie reeds zoveel onlusten aangewakkerd had, men bijgevolg genoodzaakt was om dit voorstel te weigeren; dat vervolgens de hierboven genoemde partijen zich opgeworpen hadden; dat vervolgens de keizer, te Mainz aangekomen zijnde, er gearresteerd was en door enkele duizenden mannen naar Parijs gevoerd. De geruchten willen dat hij onderweg door zijn troepen vermoord is. Men vertelde dit alles op verschillende manieren doch iedereen was het er over eens dat de keizer onttroond was, dat de keizerin, de koning van Napels, de koning van Holland en Talleyrand aan het hoofd van de regering stonden; dat vóór de 24e ons land van alle Franse autoriteiten ontruimd moest zijn en dat generaal Blücher er met zijn troepen zal binnenkomen - dat de prins van Oranje reeds in Utrecht was. Al deze nieuwtjes zijn te gunstig, te voordelig dan dat men er geloof aan kan hechten doch het is toch gebleken dat er iets gewichtigs is geschied. Bovendien zijn hier in de afgelopen nacht drie koeriers vertrokken of aangekomen. In Den Haag en Leiden heeft het volk zich aan een bovenmatige vreugde overgegeven. Het is onmogelijk om de blijdschap te geloven die vandaag alle harten vervulde. Zij tekende zich af op alle gezichten. Er was maar één roep: de tiran is gearresteerd! Vorsten der aarde, hoe weinig zou het u kosten, om u te laten liefhebben, doch gij zoekt slechts de haat. Het is in de gruwel van de gevechten dat gij een geluk, waarvan slechts de rust van de vrede u zou kunnen doen genieten, zoekt. Bonaparte, de eerste consul, de overwinnaar van Egypte en van Marengo, de hersteller van eredienst en van de zeden eist nog de tol van mijn bewondering, doch Napoleon i die slechts in de verwoesting en de oorlog de middelen zoekt om zijn eerzucht te bevredigen, die zijn echtgenote verstootte, de zoon tot opstand tegen de vader aanzette ten einde aan zijn familie de usurpatie van een nieuw koninkrijk te verzekeren, die zich meester maakte van Holland, van de Hanzeatische departementen zonder ander voorwendsel dan dat van de eer- | |
[pagina 21]
| |
aant.zucht, zonder andere wet dan die van de sterkste - die Rusland wilde onderwerpen en de wereld aan zijn willekeurige beslissingen - die met het oproepen van de lotelingen voor de Garde d'Honneur het meest aanstotelijke despotisme liet zien - is slechts een tiran.
Nog een anekdote. Onder vrienden legt men Franse pakkers deze woorden in de mond. Wij zijn in het paleis. Russen 49½, Spanjaarden 29, Weners 26, Pruisen 58. | |
Instituut voor blinde kinderenIk zag dit door de vrijmetselaren opgerichte etablissement met veel genoegen. De man leidt de gasten allereerst naar een vertrek waarin zich vijf à zes blinden bevinden, die bezig zijn om grove manden te vervaardigen. Daarna betreedt men een vertrek waarin bij wijze van onderwijs de kinderen met vele oefeningen bezig zijn. Zij spellen met, op houten staven gesneden, letters waarvan zij in opdracht van hun meester woorden samenstellen, die zij naderhand wederom uit elkander nemen, en iedere letter op zijn daarvoor bestemde plaats terugleggen.
Degenen die reeds verdere vorderingen gemaakt hebben, lezen in boeken die met uitwendige indruksels gedrukt zijn geworden.
De rekenmachine is zelfs nog vernuftiger. Zij bevat een groot aantal cijfers op staven of schijven, die de kinderen gebruiken door dezelve in gaten van een vóór hen geplaatste plank te doen en die daarmee zeer ordentelijk calculaties kunnen maken.
Men leert hen ook geografie met kaarten, waarop zij door het terrein, steden enzovoort gaan, maar welks nut mij veel geringer schijnt te zijn. | |
[pagina 22]
| |
aant.Men leert hen ook keurig handwerk verrichten, zoals beurzen, horlogebanden en dergelijke. Zij leren ook declamatie. Er zijn dezulken van verscheidene leeftijd, ontwikkeling en geschiktheid tot de opvoeding. | |
Zaterdag
O God how frail thy creature man is made
How by himself insensibly betrayed.
Nimmer ben ik duidelijker overtuigd geweest van de waarheid van deze stelling dan vandaag. Terugblikken verschaft mij meer genoegen dan mijn gewoonte om alles op dezelfde dag op te schrijven omdat de nieuw verkregen indrukken dan nog diep gegrift zijn in de verbeelding en omdat men dan schrijft zoals men denkt. Nimmer heb ik duidelijker geweten dat Florian naar waarheid gezegd heeft: ‘Nos passions sont nos lunettes.’ Gisteren, ik geef het bij wijze van spreken gaarne toe, was ik er zo vast van overtuigd dat al deze tijdingen juist waren. Ik had er zoveel over horen spreken door zoveel mensen, dat ik alles wat ik noteerde als een overtollige moeite beschouwde omdat wij toch vandaag alles in de Moniteur zouden hebben. Eindelijk heeft men deze geduchte Moniteur gelezen. Niets, zie daar het feit dat wij moeten toevoegen aan onze nieuwtjes. Wat een verschil om de mensen vandaag of gisteren te zien. Gisteren inspireerde alles tot vertrouwen, hoop. Vandaag was alles vervuld van neerslachtigheid, van ontmoediging. Het is bewaarheid dat er niets is in de Moniteur van morgen en dat de laatste berichten van Parijs verzekeren dat alles er rustig is. Men vleit zich nog met een opstand in Mainz, doch ik vlei mij wegens niets meer. Ik geloof graag dat de vijand in Oldenzaal is, doch wat doet het ons dat de Kozakken enkele mijlen gevorderd zouden zijn, als wij onze meest dierbare verwachtingen verliezen. Gisterenavond kwamen de prachtigste plannen binnen, de | |
[pagina 23]
| |
toekomst strekte zich voor onze ogen uit met de grootst mogelijke klaarheid. Vandaag spotten wij met het personage dat wij gisteren speelden. | |
Maandag 15 november 1813. Vervolg van het politieke journaalDe verbittering van vrijdag en de neerslachtigheid van vrijdag hebben eindelijk plaatsgemaakt voor een toestand die het midden houdt tussen hoop en vrees. De tijding van gisteren dat de keizer in Saint-Cloud is aangekomen en van heden dat hij de raad van financiën heeft voorgezeten, hebben een uiterst onaangename opschudding veroorzaakt. Men heeft het regentschap van de keizerin verlengd. Er zijn mensen die geloven dat, ondanks alles wat er beweerd wordt, de keizer er uitgegooid is, maar dat men niet alles tegelijk wil zeggen. Het heeft zich bewaarheid, dat de vijanden in Almelo, Oldenzaal, Zwolle zijn, zelfs volgens sommigen in Elburg. Men heeft in de Gazette het verhaal geplaatst over een zogenaamd gevecht, geleverd vóór Deventer, doch dat slechts een verkenning van de vijand geweest is. Er was in Deventer een garnizoen van vijfhonderd man, grotendeels Pruisen. Dus gelooft men gemakkelijk, dat er van die zijde een stevige weerstand geboden zal worden. Ook beweert een groot aantal mensen dat de vijand reeds te Deventer zou zijn. Voor wat betreft hetgeen hier gebeurt, is het niet minder wonderlijk. Het schijnt dat men ons met alle geweld in de steek wil laten. In de afgelopen nacht zijn een groot aantal douaniers en bijna alle soldaten die overgebleven waren uit de stad vertrokken. Een grote hoeveelheid burgers heeft met het glas in de hand de gehele nacht bij de Utrechtse poort doorgebracht om met hun toejuichingen de dierbare gasten, die hen in de steek lieten, te begeleiden. Zo zijn wij vrijwel aan ons zelf overgelaten, hoewel de prins en de prefect nog in onze stad zouden zijn. Het schijnt dat de Garde Nationale er nog in slaagt om het volk in toom te houden, hoewel hier en daar de kreet ‘Oranje boven’ | |
[pagina 24]
| |
aant.zich reeds heeft laten horen; dat de geest van vrijheid weer herleeft door verscheidene pamfletten die men met welbehagen oververtelt omdat wij zo hopen dat de stem van het despotisme - zij het ook slechts voor een ogenblik - verstikt wordt. | |
KerkOchtend. De heer Stuart. Ps. 112 Voor den opregten gaat een ligt op uit de duisternisse. Een vergelijking van het krachtige van dit gezegde met de genoemde lierzang van ‘Integer vitae scelerisque purus’, over genre van de psalm, het nagaan van de loop en inhoud van de psalm, onderscheid tussen twee soorten van oprechtheid ook alhier te vinden. Oprechtheid als deugd in het algemeen. Oprechtheid meer in het bijzonder genomen. Vervolgens een welgeschetst en groots tafereel van de oprechtheid. Middag. De heer Koopmans. Wie die een toren gaat bouwen gaat niet zitten en overrekent de kosten? 1. Korte uitlegging van de tekst. Over de soort van die toren in een wijngaard. 2. Moeilijkheid en bezwaren die het voor de mensen in die tijd van gewicht moesten maken om het christendom aan te nemen. Ook voor ons ook nog van gewicht zijnde en voor ons ook nog zwarigheden als valse schaamte, mogelijke vervolging, vrees voor bespotting, verbintenis om eens deze weg ingeslagen hebbende, daarin verder te volharden. Beschrijving van dezulken die met en zonder belangstelling deze leer aannemen. Aanspraak aan de dopelingen, vermaning om wel te overleggen. Dan belofte van grote troost en genoegen. Schone aanmoediging maar anderszins enigszins te triviaal met spreekwoorden en te veel in bijzonderheden tredende. | |
Literatuur. Oeuvres choisies de La Motte - 2 delenInes de Castro. Het thema van dit toneelstuk is roerend en zeer bekend. Het stuk zit vrij goed in elkaar en is interessant. Toegegeven moet echter worden dat men meer smaak in de | |
[pagina 25]
| |
aant.uitvoering en meer harmonie in de verzen had kunnen leggen. Het denkbeeld om alles wat er aan verfoeilijks is over te brengen op de persoon van de koningin, en van de rivale van Ines een toonbeeld van zachtheid en waarheid te maken, komt mij voor een zeer slechte keuze te zijn.
Le Magnifique. Komedie in twee bedrijven. Het ontwerp van dit stuk is niet anders dan van zo vele andere, dat van een minnaar die de maîtresse van een grijsaard, die haar wil huwen, wil ontvoeren. Maar het denkbeeld van de Magnifique die een huis geeft voor een uur conversatie met zijn maîtresse en de gehele rol maken het geheel interessant.
De drie werken Isée, Le Triomphe des Arts en Semelé zijn heel mooi geschreven en de auteur heeft er werkelijk veel verbeelding in getoond. De Odes zijn zoals men ze verwachten kon van een dergelijk auteur, die noch het genie van Pindarus noch dat van Horatius bezat. De weinige strofen geciteerd door de la Harpe zijn wel de beste. De rest bevat slechts een aaneenschakeling van redeneringen in coupletten van verzen. De anacreontische oden zijn veel beter. Er is gloed en verbeelding in, hetgeen men niet van een dergelijk schrijver zou verwachten. De Fables zijn, na alles wat ik er over gelezen had, mij veel beter bevallen dan ik gedacht had. Het is waar dat zij bij lange na niet de bevalligheid en de ongekunsteldheid van die van La Fontaine hebben, doch anderzijds hebben zij veel verdienste met betrekking tot de vindingrijkheid want het merendeel van die welke zich in deze kuise bundel bevinden, zijn goed bedacht en bevatten een zeer goed toegepaste moraal. Hoewel ik een vijand ben van dit genre poëzie, heb ik met veel genoegen de herdersdichten gelezen. Zij zijn met veel geest geschreven en sommige ervan vertonen zeer subtiele zinswendingen. | |
[pagina 26]
| |
aant.De Poésies Diverses betekenen niets. De apologie van de herroeping van het Edict van Nantes dat ik in dit stuk tegenkwam deed mij walgen van de lectuur van de Eloge de Louis le Grand. Ik las met plezier een fragment van Essai de Critique de l'Homme, het fragment van het beroemde dispuut tussen de Anciens en de Modernes. Het schijnt dat noch de ene groep noch de andere de zaak bekeken vanuit het juiste standpunt. Madame Dacier had veel te veel enthousiasme, want al ben ik dan een liefhebber van Homerus, het is toch verre van mij om mij in alles met haar te kunnen verenigen. La Motte was een man van esprit, doch het Grieks niet kennende, kon hij niet oordelen over schoonheid die men moet vóélen en die niet onderworpen is aan bewijsvoering. | |
A. von Haller, Gedichte - 8e oplageZie hier één van die dichters die het waard zijn om herlezen te worden, die een grote élégance paren aan de uitdrukking van bewondering voor de natuur, een diepgaande eruditie die zij op het juiste moment weten te gebruiken en nobele sentimenten. Die Alpen. Ongetwijfeld zijn meesterwerk. Het is een toonbeeld van het beschrijvende gedicht. De eentonigheid der beschrijvingen wordt getemperd door de taferelen van het landelijke leven der Zwitsers die hij ermee weet te verbinden en die er een nieuwe charme aan geven. Der Ursprung des Uebels. Een filosofisch gedicht, volmaakt uiteengezet en heel mooi geschreven, hoewel de filosofie mij zeer zwak voorkomt. De stelling dat het kwaad in de wereld is gekomen door het bederf der engelen en hemelse geesten. Dit is het doorsnijden van de Gordiaanse knoop. Gedanken über Aberglauben, Unglauben und Vernunft. Bevat mooie denkbeelden. Die Falschheit Menschlicher Tugenden, Die Verdorbenen Sitten, Der Mann nach der Welt zijn satires die naar zijn zeggen | |
[pagina 27]
| |
gemaakt zijn naar de natuur en die geen interessante persoonlijkheden bevatten. De slechte kwaliteiten van meerdere individuen op één hoofd gestapeld, hetgeen toch karikaturen maakt. Het eerste gedicht omvat filosofische bespiegelingen die zeer waar, maar soms te geforceerd zijn. Die Ewigkeit. Is een fragment, naar welks vervolg men zal verlangen. Doris. Ademt op een charmante manier het spel der liefde en de genoegens met Mariane, de echtelijke liefde van de auteur. Die Ehre, Die Tugend. Zijn zeer mooie oden. Inderdaad omvat dit boekdeel uitgelezen gedichten die meer tot het hart spreken dan een verzameling oden van La Motte of van gelegenheidsgedichten. | |
Dinsdag 16 november 1813 's ochtends. Vervolg van het politieke journaalGisterenavond om 5½ uur, ten kantore gezeten, hoorden wij plotseling een verward en verschrikkelijk rumoer. Wij snelden naar de deur waar het lawaai zich met een ontzettende heftigheid deed horen. Spoedig vernamen wij dat het een troep van een hondertal personen (merendeels vrouwen en kinderen) was, die de kreet ‘Oranje boven’ lieten weerklinken en die gevolgd werden door een aanzienlijke menigte van mensen. Gisteren, de avond doorbrengende bij oom De Vos, hoorden wij ook veelvuldig dergelijke kreten van diverse kanten, onder andere van de Haarlemmerdijk. Naar huis terugkerend, stond de hemel geheel in brand. Vannacht werd ik gewekt door kreten en liederen terwijl er zo nu en dan een dichte hagel viel. Vanmorgen vernamen wij dat het rode schijnsel aan de hemel moest worden toegeschreven aan de brand van alle huizen van de douane en van de octrooien die had plaatsgevonden langs de haven. Een grote menigte Amsterdammers doorkruiste al zingende de straten. Zij die buiten de poorten wonen hebben de | |
[pagina 28]
| |
aant.brand gestoken in de huizen van de octrooien die dicht bij de poorten gelegen zijn. Vanmorgen was de razernij nog niet verminderd ondanks de aanmaningen tot kalmte van de Maire. De jodenbuurt was in volle opstand. Iedereen droeg linten in oranje kleur die men er in menigte verkocht. Men had de strafgevangenis geforceerd en er een jood uitgehaald die veroordeeld was ten tijde van de laatste troebelen. Deze jood liet men overal rondwandelen, van het hoofd tot de voeten versierd met oranje. Vanmorgen heeft men het kleine huis vóór de woning van de commissaris van politie dichtbij de Leliegracht verbrand. Aan alle kanten ziet men reeds mensen die oranjekleurige cocardes dragen. Men zegt dat er Pruisische officieren in de stad gearriveerd zijn. Moge deze dag, besmeurd door misdrijven, toch het begin zijn van een gelukkiger tijdperk en mogen wij en onze nazaten ons deze dag met dankbaarheid herinneren, deze dag 15 november 1813. | |
Omwenteling van de 16e november 1813Deze gebeurtenis is te gewichtig voor het tegenwoordige tijdperk en misschien in haar gevolgen om deze zonder melding voorbij te laten gaan. Ook zal ik het mij ten plicht stellen om te boek te stellen alles wat hier gisteren gebeurd is en nog verder gebeuren zal. Ik heb hier boven reeds een korte schets gegeven van de baldadigheden in de nacht tussen de 15e en 16e bedreven. De meeste langs de Buitenkant gelegen douanehuisjes zijn verbrand geworden. Sommige gebouwen zijn door de Nationale Garde beveiligd geworden, zoals het Oostindisch huis enzovoort, maar dit was des te moeilijker dewijl de Garde Nationale geen scherpe patronen had, zodat de wacht bij de Westermarkt genoodzaakt was geworden om er met de bajonet op in te lopen waarbij twee mensen gekwetst zijn geworden. Het schijnt dat gisterenochtend het huis van de opperste der douane is geplunderd geworden. | |
[pagina 29]
| |
aant.Gisterenochtend werd de heer Rauwenhoff in zijn koets op de Nieuwendijk aangehouden. Men dwong zijn koetsier enige malen ‘Oranje boven’ te schreeuwen, doch de heer Rauwenhoff eindelijk het portier openende, verkreeg van de gemeente dat men hem zijn weg liet vervolgen. Men zegt dat op dat ogenblik de prins zonder aangehouden te worden doorgereden is hoewel hij echter nog op de Haarlemmerdijk enige molestatie had ondergaan. Een reiskoets heeft mevrouw de gravin de Celles ingenomen doch haar gemaal is in een koets met twee paarden al hompelende ingetreden en men dacht dat hij nog niet uit de stad zou vertrokken zijn. Het was kwartier over twee toen ik gisteren uitging. Ik had reeds vernomen dat de Jan Roden Poort's toren opengebroken was en men daaruit de gevangenen bijna naakt gehaald had. Ik zag in het begin niets dan enige jongens met oranje linten versierd. Op sommige plaatsen zag ik de publikatie van de Adjoint Maire aangeplakt, weer in Oudhollandse letters en zonder Frans. Op de Markt gekomen, was daar aan geen negotie te denken. Zoëven had zich aldaar een grote bende muitelingen vertoond. Men had de hekken willen sluiten doch dit was niet gelukt. Nadat enigen welke vooraan stonden ‘Oranje boven’ geroepen hadden, trokken zij verder weg. Zij waren 's ochtends ook al op het stadhuis geweest en hadden hun gejoel doen horen om de zaal heen, waar het Tribunal Correctionel zat, doch hadden niet in dezelve gedrongen en waren vervolgens vertrokken. Men heeft naderhand de wacht aldaar versterkt. Het paleis werd bewaakt door enige zogenoemde veteranen. Ik begaf mij van de Markt naar de Nieuwe Brug alwaar alles in rep en roer was. Een ongelooflijk aantal mensen, waaronder veel jongens en vrouwen, hadden die brug bezet. Men zag in het verschiet de brand opgaan van de drie schepen die de Ligne de Garde van de Douanes uitmaakten. Alles wat gemeen volk | |
[pagina 30]
| |
was, tot de smerigste bedelaars toe, was met oranje linten versierd. Nu en dan kwam er een zwerm schreeuwers voorbij snorren. Men had een schip geprest, denkelijk om bij het in brand steken der schepen nog meer behulpzaam te zijn. Misschien veertig personen, dansende en hoezee roepende, stonden er op en zo werd het logge gevaarte verder het IJ ingeboomd. Verder was de gehele Buitenkant tot aan de Schreyerstoren met dezelfde beelden gestoffeerd. Alles was vol gewoel en leven doch zonder enige baldadigheid of zonder de mensen die geen oranje droegen daarover aan te spreken. Aan de overkant der Geldersche Kaay voortwandelende zag ik weldra een nieuw schouwspel. Men had aan de overzijde een huisje van een Commissaire de Police in brand gestoken en men was nu bezig om zijn huis te plunderen en al zijn boeken in de brand te werpen. Op de Nieuwmarkt werd ook een dergelijk huisje verbrand, hetgeen een zeer felle vlam voortbracht. Iedere keer dat er iets inviel, deed zich opnieuw het geschreeuw van ‘Oranje boven’ horen. Ondertussen leverde alles het zonderlingste schouwspel op. De gemeenste klanten trokken gedurig heen en weer. De bedaarde burgers stonden lachende en verwonderd dit schouwspel aan te zien. Men hoorde niets dan het geschreeuw van: Koop oranje lint, koop oranje kwasten, een stuivertje maar. Alle mensen stonden op hun stoepen. Ieder die uithangborden had waar slechts Franse woorden op stonden, haastte zich dezelve in te nemen of die woorden uit te schrappen. In de Halsteeg, Kalverstraat, Dam was alles erg rustig, maar toen ik aan het Rokin kwam, was daar alles werderom in beweging. Het krioelde van mensen. Men was bezig om het huisje bij de Commissaire de Police aldaar, daar het te dicht bij de huizen scheen te staan om af te branden, met koevoeten omver te werpen. Overal paradeerden Gardes Nationales, doch zonder de adelaar op hun kasketten. Ik zag in het Damrak de lelies van borden ter ere des keizers naast zijn geheiligde naam zwemmen. Aan de | |
[pagina 31]
| |
aant.Oude Turfmarkt bij de huizen der police was wel enige attroupement, doch er waren echter nog geen gewelddadigheden voorgevallen. Bij het begin der beursgang hadden enige gewelddadigheden plaatsgehad. Twee jongens die het paard van een gendarme vermeesterd hadden, waren daarmee de beurs opgereden. Men had in de effectenhoek enige malen Hoezee geroepen, doch toen ik aan de beurs kwam, was aldaar alles weer rustig. Enige belhamels liepen er over heen met oranje linten. Iedere koopman bijna had deze kleur in zijn frak doch niemand droeg dezelve openbaar. Bij het terugkomen zag ik bij de Jan Roden Poort's toren een vreselijk vuur aangericht waar men het huisraad etcetera van de toren in wierp. Door de voorstelling echter van het gevaar dat de nabijstaande huizen zouden lopen, werden sommige brandende brokken in het water gesmeten. Hier werd ook de alarmklok getrokken, hetgeen een allerakeligst geluid veroorzaakte. Bij het zegelkantoor was ook enige visite gedaan. Om het huis van de Maire was een kleine samenscholing. Men had aldaar de ruiten en sommige ramen ingesmeten.
Nu begonnen de omstandigheden steeds kritieker te worden. Men was toch wezentlijk reeds bij Commissaires de Police, onder andere bij Chandon, die eergisteren subiet gestorven is, aan het plunderen geweest. Men was nu bezig bij de ontvanger Jones van wie men zei dat hij de mensen zeer slecht behandelde, en men wilde op zulk een wijze bij de percepteurs rondgaan. Men had door de drang der omstandigheden zich genoodzaakt gezien om een intermediair bestuur te verkiezen. Daartoe waren als assessoren van de Maire en zijn Adjuncten verkozen: de heren Elias, Van Boetzelaer, Brugmans, Falck, D.J. van Lennep en M.C. van Hall. Ik heb zelf deze proclamatie gelezen, doch denkelijk omdat al deze heren daar niet in toe wilden treden of anderszins, is zij naderhand gesupprimeerd en | |
[pagina 32]
| |
niet aangeplakt geworden. Men was ondertussen braaf aan het plunderen bij Jones. Elias schijnt het volk enigszins tot bedaren gebracht te hebben, hetwelk hem in triomf omringde doch naderhand schijnt er aldaar door de Nationale Garde geschoten en een man, uit nieuwsgierigheid derwaarts getrokken, gekwetst te zijn. Dit gebeurde om half vijf. Voorts moet er bij de Cloveniers Burgwal omstreeks vijf uur ook een voorval plaats gehad hebben dat ook schieten en kwetsen en vluchten ten gevolge heeft gehad. Om vijf uur werd bij ds. Koopmans, waar ik mij toen bevond, aangekondigd dat iedereen zo veel mogelijk voor het behoud van de publieke rust moest zorgen. Toen was de brand bij de toren uitgeblust. De alarmklok zweeg en ik zag aldaar geen beweging meer. Ik ontmoette vervolgens een patrouille van acht à negen jongelieden van notabelen die in iedere wijk een soort van korps te paard opgericht hebben om de rust te bewaren. Zij zijn alleen met een sabel gewapend en men zegt dat zij oranje sjerpen om hebben doch dat zou ik niet kunnen verzekeren. Deze hebben op de Buitenkant en elders het volk bijeen geroepen, hen de bovengemelde publikaties voorgelezen en hen tot stilte vermaand en vervolgens ook ‘Oranje’ geroepen. Om zes uur hoorde men nog hier en daar gejoel. Op de Leliesluis houdt mij iemand, in een kraag gewikkeld, staande. ‘Mijnheer, een woord. Indien gij het welvaren van Amsterdam behartigt, begeeft u dan over een kwartier of een half ur op de Westermarkt om het plunderen te beletten.’ Te half zeven zag ik op twee plaatsen de lucht rood verbrand. Het één scheen voort te spruiten uit de brand van het huisje van de Commissaire de Police op de Oude Turfmarkt. Zoals ik nu nog verneem moet het gisteren op de Oude Turfmarkt een verschrikkelijk schouwspel opgeleverd hebben. De huizen van de politie zijn op een verschrikkelijke wijze geplunderd geworden, als ook dat van de Commissaire de Police uit wiens huis een grote hoeveelheid kostbare meubels in de vlammen geworpen is. De Garde | |
[pagina 33]
| |
Nationale is er vervolgens op ingedrongen, men heeft geschoten, er zijn mensen gevallen. De burgers hebben de Garde Nationale met stenen gesmeten, waarvan sommigen ook gekwetst zijn geworden. Men heeft toen er aan gedacht om toch een bestuur vast te stellen en G. van Brienen de Graeff, chef der Nationale Garde heeft uit naam der schutterij bekend gemaakt dat er een commissie van vierentwintig personen is benoemd geworden om de stad te regeren. Deze publikatie is door de heer Elias (zo ik geloof) bij fakkellicht tussen twee rijen van Nationale Gardes bekend gemaakt. Te tien uur was in de buurt alles rustig, behalve de een of andere bezopen vent die ‘Oranje boven’ riep. Men verhaalt dat aan het huis van de Prefect ook geplunderd is. | |
Woensdag 17 november 1813Alles schijnt deze nacht rustig afgelopen te zijn. De muitelingen zijn gisteren ook naar het Rasphuis toegetrokken om daar de gevangenen, die er in grote getale waren, te bevrijden, doch door het losgeven van enigen is de zaak gered geworden. Ik heb deze ochtend de cavalcade gezien, omringd door gemeen volk dat ‘Oranje boven’ schreeuwde. Zij zagen er bij dag zo heerlijk niet uit. De voorsten met steken en mantels maakten nogal enige vertoning doch de houding der achtersten niet. Ronde hoeden en politieke kleuren was juist niet zeer interessant. Onze kranten, behelzende twee publikaties van gisteren, zijn zonder Franse vertaling, met het wapen van Amsterdam zonder de kroon en de leeuwen, en verder is de Amsterdamsche Courant weer op de oude leest geschoeid. Drie kerels, met oranje versierd, zijn hier komen vragen om een kleinigheid ter ere van de Oranje Prins. | |
VervolgDeze dag, en het geheel der situatie van onze stad is zeer | |
[pagina 34]
| |
aant.verre van aangenaam te zijn. Men is nog in zulk een staat van onzekerheid dat men niet weet wat men doen of laten, wat men hopen of vrezen moet. Deze verhaalt u dat de Pruisen reeds te Utrecht, anderen dat zij nog niet eens te Harderwijk en te Deventer zijn. Het is nog verre van geheel stil te zijn. Het volk heeft twee schepen met regietabak geplunderd en bij een barak op de Laurier Gracht enige baldadigheid gedaan. Iemand van Haarlem gekomen verhaalt dat men daar de Engelsen van Zandvoort verwacht, terwijl de Amsterdammers hier aan de Driehonderd Roe ook op de Engelsen wachten. Hetgeen echter het ergste is, is dat men verzekert dat er weer Franse troepen zullen intrekken. Een vriend van mij zei iemand gesproken te hebben die verhaald had dat hij tussen Naarden en Muiden tweehonderd hier naar toe marcherende veteranen voorbij gereden was. Anderen zeggen dat er 1400 Fransen te Utrecht lagen en dat er schuiten gereed lagen om hen herwaarts te transporteren. Dit alles veroorzaakt algemene neerslachtigheid en zwaarmoedigheid; hierbij voegt zich een allersomberste novemberdag, een zeer koude wind, gedurig van regen en hagel vergezeld en men kan zich in dergelijke omstandigheden gemakkelijk verbeelden dat ons lot zeer verre is van aangenaam te zijn. De plaatsen waarop het meest geplunderd is geworden schijnen geweest te zijn bij Jones, op het Rokin en Oude Turfmarkt en op de Buitenkant bij de schoonzoon van de directeur der Douanes La Jonquaire, alwaar men alle kostbare tafels, spiegels en schilderijen in de vlammen heeft geworpen.
Het is niet te ontkennen dat inderdaad de fatsoenlijke lieden zich in deze omstandigheden zeer knap gedragen hebben. Verscheidene jongelieden van de eerste families zijn onder de wacht te paard. Ieder die eigen paarden had, heeft een paard en een man moeten geven. Deze zijn druk aan het werk geweest. Hun cavalcade die men gedurig ziet rondrijden levert een zon- | |
[pagina 35]
| |
derling schouwspel op. Verder heeft iedere wijk een bijzonder stelsel van Defensie aangenomen. In een wijk hebben zestig à zeventig mensen zich in pelotons verdeeld om door bedaard aanspreken de gemeente tot rust te brengen, hetgeen hun ook redelijk wel gelukt is. In een andere wijk, waarin zich onder anderen de heer La Maison bevindt, en die een gedeelte van de Jordaan beslaat, hebben enige fatsoenlijke lieden ten getale van twee- à driehonderd op verschillende wijze post gevat om de rust te bewaren en hebben aldaar kamers gehuurd alwaar zij van tijd tot tijd adem gingen scheppen. Het dragen van oranje was heden veel algemener nog als gisteren. Reeds enige mensen die deze kleur niet droegen zijn enigszins gemolesteerd geworden. Kinderen en bedelaars droegen dezelve alle gelijk, ook sommige zeer fatsoenlijke lieden aan Korenmarkt en Beurs. Zeer veel mensen dragen een oranje lint op hun rok om in geval van nood hetzelve door de opening hunner jassen terstond te kunnen vertonen. De regie en droits réunis is geheel opgepakt. David Rahusen heeft als luitenant der Nationale Garde een trap van een paard gekregen die hem meteen deed vallen en met een gezwollen voet naar huis heeft doen keren. De heer Wolff, met de Garde Nationale tegen de muitelingen optrekkende, zette één hunner hem een pistool op de borst, hij ontweldigt hetzelve, wil afschieten, doch het pistool ketsende, krijgt hij een houw in het hoofd en is ook als geblesseerde van het slagveld teruggekeerd. In de gedeelten der stad die ik doorkruist heb was alles vrij rustig. De prefect schijnt de stad toch verlaten te hebben. Het bevestigt zich meer en meer, dat alle heerlijke tijdingen van vrijdag, op die dag zo omstandig omschreven, op niets gegrond zijn. Het moet dan agitatie geweest zijn, hoewel het mij bijna onmogelijk voorkomt een tijding op zulk een wijze te verspreiden dat een ieder er volkomen van overtuigd schijnt. Zijn het verspreiders geweest, dan zullen zij het te verantwoorden heb- | |
[pagina 36]
| |
ben want ik zie de onrust die ons nu benart in grote mate als gevolg van de onbezonnen en ongegronde tijdingen aan. | |
17 november
De deugd der eeuw moog zonder godsdienst blinken
De godsdienst voert de ware deugd in 't hart.
Die zal voor elken windvlaag zinken
Dees bloeit het schoonst in nood en smart.
In het benarren der omstandigheden, de weifeling, de twijfelmoedigheid en het oproer kraaien van een opgeruid volk, gelukte het mij echter nog om de vereiste personen tot mijn aanneming voor de doop van Christus op gisteren te verzamelen. Ds. Koopmans, N. van Heukelom en P. Bosch vergaderden ten onzent en nadat ik mijn belijdenis voorgelezen had, betuigden zij daar zeer wel over tevreden te zijn en ds. Koopmans eindigde deze plechtigheid met een zeer hartelijke aanspraak. - Groot was heden de rumor in casa of de plechtigheid voortgang zou hebben, ja of neen. Bij de tegenwoordige onbestendigheid was er voor en veel was er tegen dit uitstel te zeggen en deze onzekerheden droegen nog bij tot het vermeerderen der onaangenaamheden van deze dag. | |
18 novemberAlles scheen deze dag een rustiger aanzien aangenomen te hebben. Deze nacht is alles zeer stil geweest. In alle wijken is gepatrouilleerd geworden. Iets dat deze morgen enigszins de rust deed verstoren was het volgende. Een Frans kapitein met Hollandse matrozen herwaarts varende, werden zij onderweg enigszins onderricht van de voorgevallen omwenteling. De kapitein werd verwittigd dat men in Amsterdam alle Fransen de hals brak. Hierop woedend geworden en door het muitend scheepsvolk omringd, wilde hij het kruit in brand steken en | |
[pagina 37]
| |
aant.alzo met zijn volk tegelijk vergaan. Hij werd overweldigd en is gevangen herwaarts gebracht. Dit heeft voedsel gegeven aan het ongerijmd verdichtsel over een kruitschip, geschikt volgens sommigen om een brug en volgens anderen om een gedeelte van de Buitenkant te doen springen. Gisteren kwam hier bericht dat een schip met douaniers zich herwaarts wendde opdat de douaniers hier aan land zouden kunnen stappen en zich verder redden. Doch de regering, vrezende dat deze mensen door het volk aangevallen zouden worden en men alsdan grote onaangenaamheden zou hebben, zond Scheune, Langhorst en Ludeker daarop af, die in een schuit derwaarts roeiden en het opperhoofd onder de ogen brachten dat hij door deze handelwijze zichzelf ongelukkig zou maken benevens vele anderen, en de welsprekendheid van Langhorst haalde hem eindelijk over om ogenblikkelijk de steven te wenden en direct op Naarden af te varen. Alles, groot en klein, maakt zich enigszins verdienstelijk ten nutte van het algemeen. Deze waakt te paard, deze te voet. Sommigen gaan naar Sloten, Diemerbrug en de andere voorposten. Men zegt dat de Garde Soldeé terug zal komen. Men zegt dat de Haarlemsche krant hier ook in de oude vorm was aangekomen - dat te Utrecht de regering ook veranderd zou zijn - dat Pontecorvo te Zwolle zou zijn en Bülow met drieduizend ruiters herwaarts gedepêcheerd had. Doch zie hier meer zekerder tijding. - De Fransen die tussen Naarden en Muiden ontmoet zijn geweest, waren een Franse voorpost welke zij naar Muiden gezonden hadden om niet overvallen te worden. - In Den Haag is de oranje vlag uitgestoken en de graaf Van Limburg Stirum heeft aldaar een proclamatie gedaan uit naam van de prins van Oranje, welke ook hier publiek gemaakt is en strekkende is om de gemoederen overal tot bedaren te brengen. De Kozakken zijn te Almelo en gedragen zich aldaar zeer wel. - Hoewel alles deze nacht vrij rustig geweest is, zijn er echter nog enige plunderaars aan het huis van Van Holy geweest en | |
[pagina 38]
| |
aant.men heeft in een dievenkroeg met behulp van de schutterij enige lieden gearresteerd. - Er zijn op verschillende plaatsen reeds muitelingen gearresteerd. - Ik ben vanochtend op de Oude Turfmarkt en het Rokin bij de geplunderde huizen geweest die het allerakeligst gezicht opleveren. Sommige zijn van buiten verbrand door de rook der huisjes die voor de deuren aangestoken waren. De ramen, roeden, alles is gebroken. Men ziet nu overal wachten, terwijl de uitgeplunderde ramen met planken toegeslagen worden en men de overblijfsels van de avond opruimt. Alle kentekenen van hetgeen Frans was, verdwijnen meer en meer. Reeds dinsdag heeft het volk met geweld het opschrift van Place Napoléon weggehaald. De telegraaf aan de Weesper Poort is afgebroken geworden. De Franse borden zijn bijna alle verdwenen. De affiches wegens de brieven aan het postkantoor en de opschriften der verschillende bureaus zijn overgeplakt geworden. - In alle modewinkels bijna ziet men oranje linten hangen en verkopen. - Het dragen van die kleur wordt steeds meer en meer algemener. Bij de Franse komedie was het dinsdag en ook nog heden ‘relâche’. Het concert van Felix en een verkoping van schilderijen zijn uitgesteld. - Sommige boekverkopers die tegelijk Franse boeken verkopen, hebben alle Franse weggehaald. - De zittingen van de Cour d'assises hebben opgehouden bij gebrek aan wacht. Sommige heren onder de nieuwe regering hebben bedankt waaronder D. Hooft, Danielsz, Mogge Muilman, Hodshon en Teysset. | |
Vrijdag 19 november 1813Gisteren thuiskomende vond ik twee wijkcommissarissen die bij de ongesteldheid van papa mij verzochten om die nacht de post van waker op mij te nemen. Omstreeks negen uur begaf ik mij aan de zijde van de heer Sluiter, met een hartsvanger gewapend die hem weleer op zijn Oostzeese reis gediend had, de twee heren Joosting en de heer Snoek met een steek en | |
[pagina 39]
| |
kokarde geëquipeerd, naar het huis van de heer Holy, waar wij nog veel heren vonden, zoals de heren Nijhof, Van der Schaaf, Bartedink, Brak en Gildemeester. Wij verdeelden ons in twee patrouilles van negen man ieder. Wij deden drie reviers, meest alle met sabels, van de zeeprefect geleend, gewapend. Onze wijk was een gedeelte van de Prinsen- en Herengracht, de Anjeliersstraat etcetera, doch de tweede keer strekten wij onze course nog veel verder tot aan het Bickers Eiland uit, hetwelk wij geheel doormarcheerden zonder ergens de minste sporen van onraad te ontdekken. Integendeel zagen wij bijna geen sterveling op de been behalve wanneer wij nu en dan tegen de een of andere patrouille, hetzij te voet, hetzij te paard aanstuitten. Onze metgezellen waren gedurende onze afwezigheid bezig geweest met het arresteren van een dronken man, die enig geweld gemaakt had. De heer Holy, te kennen gegeven hebbende dat hij over onze diensten voldaan was, namen wij een grote tour met een patrouille van achttien man. De meesten oordeelden echter dat het niet onze plicht was ons nu naar onze post te begeven. Toen wij bij de Herenstraat kwamen, deserteerde een gedeelte van het gezelschap en de compagnie bleef slechts uit negen man bestaan. De heer Snoek een blijk van lafhartigheid gegeven hebbende bij het passeren van de wacht op de Westermarkt, werd de heer Brak in zijn plaats aangesteld. In een kroeg, alwaar een kapitein van een corps was, ons bevindende, bracht het bericht van een kolenwerker dat er brand zou zijn, ons weer in beweging. Nu wilden wij niet scheiden. Wij ontmoetten verscheidene patrouilles maar niets dat op brand geleek. Hier op trokken wij over de Dam naar de Nes, alwaar wij een wacht ontmoetten die in de Brakke Grond haar residentie hield. Wij werden zeer heus ontvangen bij deze wacht die zeer goed van wapens en levensmiddelen voorzien was. - Wanneer wij een post passeerden riep men Werda - Patrouille korporaal Kraus. De chef avanceerde en zei de korporaal het wachtwoord dat gisteren ‘Hoop en verwachting’ was. Dan was het ‘Voor- | |
[pagina 40]
| |
waarts mars’. De wachten presenteerden hun geweren en wij trokken onze sabels. - Van de Nes marcheerden wij over de Oude Turfmarkt en de Halvemaansteeg naar de Hoofdwacht op de Botermarkt alwaar wij vernamen dat de dronkaard, door ons corps in verzekering genomen, aldaar reeds gevankelijk was aangebracht. Van hier de Reguliersgracht, Keizersgracht, Vijzelstraat tot aan de Munt. Alhier begon bij het doormarcheren der Kalverstraat de eetlust der troepen te ontwaken. Men trad in een koffiehuis binnen alwaar zich een aanzienlijke wacht, meest alle met geweren bewapend onder het bevel van de heer De Groot bevond. Hier legden wij aan en gebruikten met algemene goedkeuring enige beefsteaks en vocht van Bacchus waarna wij besloten weer onze wijk te nemen en op een roemrijke wijze te eindigen. Wij spoedden ons dan weer derwaarts heen, spraken een burgerman aan, die wij echter na gedaan onderzoek zijn weg lieten vervolgen, lieten de wacht aan de Zaagmolenpoort uitkomen van dewelke wij weinig nieuws vernamen, gingen nogmaals om halfzes het huis van de heer Holy voorbij, doorkruisten de gehele wijk nogmaals en eindigden onze tour met een bezoek aan de kroeg aan de hoek van de Leliegracht. Het was zes uur toen wij 's ochtends van onze onderneming terugkwamen. Echt nieuws is er zeer weinig. De Haagsche Courant welke bijna niet te krijgen is, behelst een proclamatie van de graaf Van Limburg Stirum uit naam van de prins van Oranje, een oranjeliedje en een convocatie van de overgebleven ministers van het oude bestuur van 1790. Het schijnt dat Stassart zelf aldaar aan het nemen van deze maatregelen heeft meegewerkt. Te Haarlem schijnen de arend en andere merktekenen der Franse heerschappij eerst weggenomen en vervolgens weer aangehangen te zijn. Vandaag schijnt er echter ook een omwenteling plaatsgehad te hebben en het dragen van oranje ingevoerd te zijn uit hoofde van het vertrek der troepen. Te Utrecht schijnt de generaal Molitor strenge maatregelen tegen het samenscholen van | |
[pagina 41]
| |
volk en het dragen van oranje linten genomen te hebben doch men verzekert dat hij met zijn troepen van daar naar Gorkum gevlucht is. Te Halfweg commandeerde nog een Frans officier die niet duldde dat men na vijf uur 's avonds aldaar doortrok. Te Delft schijnt ook enige omwenteling plaatsgehad te hebben. Men spreekt dat het in Brabant onrustig zou zijn. Iets waar men hier zeer verlegen mee is, is het gedurig aankomen van schepen met douaniers en gendarmes, die dan door de stad geëscorteerd moeten worden. De Fransen, zodra zij zagen dat de zaken hier voor hen verkeken waren, zijn ten uiterste gedwee en lafhartig geworden. Men zegt dat er in Zwolle nog maar honderdvijftig Kozakken zijn, dat de Fransen Kampen eerst uit- en toen weer ingetrokken zijn. | |
Zaterdag 20 november 1813Gelijk er zich van die dagen in de loop der tijden opdoen, wanneer de natuur, in rouw gehuld, niets dan regenwolken oplevert en de sluier der zwaarmoedigheid al het geschapene bedekt, zo ziet men aan de staatkundige hemel ook van die droevige dagen verschijnen waarin geen vrolijke tijding het dorstende hart des nieuwsgierigen verkwikt, wanneer alle ogen ter neder geslagen geen dankbare blik opheffen en slechts een rei van rampen zich aan de vorsende onderzoeker vertoont, aldus was ook de dag van heden. Het grote nieuws was dat een patrouille aan de Diemer- (volgens anderen aan de Duivendrechtse) brug gekantonneerd om de nadering van vreemde vijandelijke troepen te melden en bestaande uit de heer Le Houy, de koetsier Van Wijkersloot en de koetsier Van Koesveld deze ochtend te negen uur door zes gendarmes was opgelicht. Deze tijding baarde zeer veel onrust dewijl men niet begrijpen kon wat dit beduiden moest. Gisteren is de omwenteling te Haarlem volbracht. Men heeft aldaar de regering veranderd en enige troepen, die zich in deze stad bevonden, zijn naar Den Helder getrokken. | |
[pagina 42]
| |
Brieven van Utrecht melden dat aldaar Molitor nog bevelhebber was en de Fransen aldaar nog het bewind voerden. Elk die oranje linten droeg of verkocht, werd terstond opgepakt. Men zei vandaag dat de geallieerden in Groningen en Leeuwarden waren. Men vreesde zeer dat Molitor nu nog een aanslag op Amsterdam voor zou hebben en zei dat de Nationale Garde bevel had om bij de verschijning van vreemde troepen de poorten te sluiten en de bruggen op te halen en zag het ergste naderen. De gebeurtenissen die hier in de laatste week voorgevallen zijn, kunnen wezenlijk met recht de naam van omwenteling dragen. Alles wat Frans was is verdwenen en reeds de volgende dag waren alle Franse opschriften, hun latere vertalingen van uithangborden en zelfs affiches van ‘Pensions françaises’ overal weggenomen. Het Amsterdamse wapen met de leeuwen praalt weer in het hoofd der Amsterdammer courant, en tekent zich zo het einde onzer onderdrukking af, indien slechts de Franse wapens wat meer achteruit getrokken waren.
Men verhaalt dat de Gardes Nationales van Antwerpen naar Breda getrokken zijn en dat er een opstand in Brussel is. Er scheen vandaag toch iets aan de hand te zijn. De wacht van veteranen voor het paleis was verdubbeld. De schout Papegaaij is nevens Holtrop weer aangesteld. De eerste, die incognito bij de plunderingen tegenwoordig was geweest, heeft groot nut aangebracht in het gevangennemen der belhamels. - Een brief uit Deventer van de 18e meldt dat de vijand voor de poort is doch dat de commandant gezegd heeft zich tot het uiterste te zullen verdedigen, dat de poorten sinds acht dagen gesloten zijn en de inwoners zich in de droevigste onzekerheid en de felste angst bevinden. - Een brief van Almelo meldt dat aldaar op de 16e een bataljon Kozakken aangekomen is die op de Gravinnenweide gebivakkeerd zijn, dat zij niemand kwaad doen noch aanhouden, doch sterk op de Fransozen gebeten zijn, dat men hen in overvloed van eten voorzien heeft dat de | |
[pagina 43]
| |
aant.vrouwen hen zelf toebrengen. Men kan natuurlijk begrijpen, dat onze tegenwoordige toestand zeer onaangenaam is. Gelijk de baren der zee, zo worden onze gemoederen gedurig herwaarts en derwaarts geslingerd. Sommige tijdingen moeten hoop, sommige vrees inboezemen. Het oranje dragen neemt dagelijks toe, vooral bij het vernemen van gunstige tijdingen. Men heeft echter uit hoofde van het hachelijke der omstandigheden zich in niets te verheugen, daar alles nog gevaar en niets een zekere redding oplevert. Wij moeten ons echter ten zeerste verheugen, dat de gebeurtenissen zo ten gunstigste gelopen zijn, dat het de regering gelukt is om een ontwerp te stuiten hetwelk, indien het gelukt was, de verschrikkelijkste gevolgen met zich meegesleept zou hebben. Bijna alle publieke, en na deze een menigte van bijzondere gebouwen, waren ter plundering aangeschreven en het branden, hetwelk de muitelingen als een wraak voor het verbranden der Engelse goederen door de Fransen gegeven hadden, maakte deze verwoestingen nog veel ijselijker. Het is niet te ontkennen, dat de Fransen ons op een laaghartige en verradelijke wijze verlaten hebben, daar zij de Garde Soldée zelf meegenomen en ons geen kanonnen en zelfs bijna geen kruit en lood overgelaten hebben. Men was bijna in de handen der muiters overgeleverd en welke verschrikkelijke vernieling zou de woede van dezen niet ten gevolge gehad hebben. Indien dinsdagavond op het Rokin de gewapende macht niet getriomfeerd had, of indien het stelsel van verdediging door de onwilligheid der Nationale Gardes, vooral onder de remplaçanten, hetgeen met enige reden kon hebben plaatsgehad, gefaald had en aldus het gemeen gewapend was geworden, dan zou de gehele stad slechts een bloedbad, een toneel van helse vervolging geworden zijn. - Er zijn enige Nationale Gardes gewond; of er gesneuveld zijn weet ik niet, doch wel dat er één dodelijk gewond is geworden. Dit corps heeft in het geheel de manhaftigste gevoelens aan de dag gelegd en heeft alle pogin- | |
[pagina 44]
| |
aant.gen in het werk gesteld om de rust te behouden. Niet meer dan plicht was het dat zij door de overige burgers in hun waken en zorgen enigszins verlicht zijn. - De patrouilles 's nachts in de wijken blijven nog voortduren, wijl men vreest dat, indien men nalatig was in het volhouden dezer zorgen, het volk opnieuw uit zijn rust mocht gewekt worden. - Ik geloof niet dat er Fransen wezenlijk door het volk omgebracht zijn, maar velen zijn er mishandeld of geslagen. - Vele van diegenen welke door het volk uit de verschillende gevangenhuizen losgelaten zijn, zijn weer opgepakt daar vele van deze ongelukkigen door de straten rondzwierven, geen thuiskomen hadden en misschien hun gevangenis wel terugwensten. Men zegt dat de compagnie Fransen die op Halfweg ligt, zich nog niet heeft overgegeven. - Bijna alle ambtenaren zijn van hier vertrokken doch de zeeprefect Truguet is hier gebleven. - Trots de zwarigheden en bezwaren van sommigen heeft de doopsgezinde kerkeraad besloten om de plechtigheden van doop en avondmaal niet uit te stellen. Het is waar, er konden hachelijke omstandigheden plaatsgrijpen doch de tijden waren zo onzeker dat men door een bepaald uitstel van twee à vier weken niet kon zeggen enige gegronde redenen tot uitstel te hebben. Verder waren nu alle dopelingen gezond en men kon niet vooruit zien wat er verder zou gebeuren. | |
Biografie
Des hemel's gunst onthield aan 't schepsel dat niet denkt
het nutteloos besef van 't sterf-lot dat hem wenkt.
Ons deelt hij 't mee, maar zoo, om tevens waar wij vrezen
een voorwerp eer van hoop dan siddering te wezen.
(Bilderdijk, De Mensch)
De dood heeft één mijner oude kennissen uit de kring van zijn zorgen weggerukt. Hij was A. Andriessen, mijn meester. Zalig | |
[pagina 45]
| |
zij zijn eeuwigheid. Men moge als kunstenaar zijn werken berispen, als mens was hij zeker de achting aller braven waard. Gulle oprechtheid straalde uit zijn gehele wezen. Na bijna de helft van een eeuw de jeugd in een der edelste kunsten, wijl zij de natuur tot voorbeeld heeft, opgeleid te hebben, was hij eindelijk op zijn oude dag als een versleten kleed aan de armoede en rampen en ziekten ten prooi gegeven. Tot loon van zoveel zwoegen gelukte het hem in het laatste jaar zijns levens het genadebrood te eten. Ten huize zijner broeders opgenomen, werd hij nu door de toetreding van enige zijner leerlingen onderhouden. Als voorwerpen der kunst beschouwd, zullen zijn werken niet aan het nageslacht overgebracht worden, als modellen bezitten zij een grote volkomenheid. Hij had enthousiasme voor zijn kunst. Hij gevoelde de natuur. De brede manier waarin zijn beelden geschetst waren, moest door haar eenvoudigheid bevallen en was ter navolging uitmuntend geschikt. De eentonige voorstelling van herhaalde zaken die zijn landschappen vervulden, sproten natuurlijk voort uit de eentonigheid zijner levenswijze. Hij schilderde hetgeen hij zag en dit met geestdrift. Behalve een tourtje naar Hoorn en Enkhuizen en een verblijf van enige dagen op een buitenplaats, had hij nooit de grenzen van deze stad verlaten. Indien hij in zijn jeugd aan meer verheven voorbeelden gewijd was geweest, indien in plaats van het rijtuigschilderen te leren, hem de meesterstukken van Rubens en Rafaël ter navolging voorgesteld waren geweest, indien hij een grootser natuur voor zijn ogen had geopend gezien, indien het reizen een groter verscheidenheid van onderwerpen en een grotere reeks van denkbeelden in zijn brein had ontwikkeld, indien een zo slaafse kostwinning niet al zijn edele vermogens had verdoofd, misschien zou hij een geheel ander mens geworden zijn. Gode dienstig en braaf, zal zijn lot in een betere wereld heerlijk zijn. Een zekere eigenzinnigheid en eigenliefde wegens de voortbrengsels van zijn kunst was het enige dat men hem in zijn laatste jaren zou kunnen | |
[pagina 46]
| |
aant.verweten hebben. Nooit getrouwd geweest zijnde, leefde hij tot zijn dood met een zuster met vele kwalen behept en voor wie hij de hartelijkste tederheid gevoelde. Goedhartigheid, onbaatzuchtigheid maakten de hoofdtrekken van zijn karakter uit. Als meester zullen vele leerlingen, waaronder ik slechts de namen van De Vos en Van Troostwijk zal aanstippen, voor zijn bekwaamheid pleiten. Voor mij, ik zal steeds zijn nagedachtenis zegenen. | |
Zondag 21 november
Religion
Het christendom verheft den mens in waarde
De maatschappij oogst zegen waar het bloeit
Al 't heil dat hier nog dauwt op aarde
Is uit dien levensstroom gevloeid.
(Feith)
Ja, dit is waar. Dit is geen lachend beeld door het spelend vernuft eens dichters gevormd. Ere zij God in de hoogste hemelen, dat hij ons zulk een godsdienst gegeven heeft, die ons van de verhevenheid onzer natuur verzekert, die ons onzer bestemming waardig maakt en die ons na de afloop van dit aardse leven de schoonste uitzichten opent op een troostrijke eeuwigheid. Gezegend zij de dag van gisteren. Zoals een lavende dronk de vermoeide reiziger verkwikt, zo moge de herdenking van die plechtige stond mij in de uren van zwaarmoedigheid en verzoeking verkwikken. Nu kan ik in volle gerustheid des gemoeds uitroepen: Heil mij, ik ben een christen. Nu wil ik tot meerdere herinnering de gebeurtenissen van de dag van gisteren terloops aanstippen. 's Morgens vergaderden wij in de tempel des oneindigen. Ds. Koopmans hield een leerrede over Romeinen i vers 20: | |
[pagina 47]
| |
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid. Deze tekst diende hem tot handleiding om eerst de waarheden der natuurlijke en vervolgens der geopenbaarde godsdienst te beschouwen, de plichten en bevelen des christendoms uit te leggen en eindelijk de bijzondere gevoelens van ons genootschap aan te geven. Het was een zeer goede preek, die met een hartelijke aanspraak aan de dopelingen besloten werd. In de avondkerk werden de dopelingen, nu ten getale van vijf: A. Focks, Rekke, G. Lange, A. Bruyn en dC, in een bijzondere, gesloten bank geplaatst. Er werd een gezang aangeheven en het aandoenlijk preludium, dat mij tenminste zeer trof, versterkte nog onze godsdienstige stemming. Mijn grootvader had de kansel beklommen. Zacht en bevend was zijn stem en in het begin belette hem de overstelping zijner aandoening bijna het voortgaan. Hij koos tot zijn tekst de plaats waar Jezus de kinderkens tot zich laat komen. Hij bewees uit twee plaatsen uit Johannes dat reeds gedurende het leven van Jezus de discipelen gedoopt hadden. Indien het nu bij hen de gewoonte was geweest om kinderen te dopen, dan zouden zij, de discipelen, de moeders die deze kinderen aanbrachten niet afgewezen en bestraft hebben. Hij handelde nog vervolgens over het doel van de moeders, over de zegening door oplegging der handen, een oosterse en zelfs Mozaïsche plechtigheid, en haalde een plaats uit Tertullianus aan, die de kinderdoop ten sterkste veroordeelt. Hij zei dat de uit dit voorval opgenomen benaming van Jezus Kindervriend hem niet onwaardig was, doch juist niet paste voor iemand die zich zo verdienstelijk gemaakt had jegens alle stervelingen. Hij zei dat de jaren hem de kortheid aanbevalen en hij aldus aan ons meer in het bijzonder het overige zijner leerredenen zou toewijden. Nu raakte hij enige heldere punten aan, waarin wij volgens het voorbeeld van Jezus aan de kinderen moesten gelijkvormig zijn - niet in de overgenoegdheid en | |
[pagina 48]
| |
wispelturigheid der kinderen - wij moesten niet kinderen in het verstand blijven, doch wij moesten hen gelijken in nederigheid, het vermijden van trotsheid en waanwijsheid in leergierigheid - wij moesten jegens God navolgen hun berouwbetoning bij begane ongehoorzaamheid jegens hun ouders - wij moesten gelijk een aankomend jongeling altoos verder voort, weldoende - alzo in het godsdienstige onze kennis en deugd zoeken te vermeerderen. Deze leerrede was treffend. Aan het einde van een tweede lofzang begaven wij ons van onze plaatsen en traden voor de kansel voor een bank, waarachter zich de leraar en het doopbekken bevonden. Na nog een korte herinnering aan ons doel, aan onze verplichting, werd ons gevraagd of wij Jezus Christus als de Messias erkenden, of wij berouw hadden over onze begane verkeerdheden en ze wensten te verbeteren. Een toestemmende buiging was ons antwoord. Toen knielden wij neder, de eerwaardige grijsaard knielde met ons, en toen hieven wij in deze gestalte en door hem voorgegaan ons gebed naar de troon des Eeuwigen. Toen, zich opgericht hebbende, besproeide de leraar ons met het water des doops en doopte ons in de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Tot nu toe had ik mijn reeds geklommen aandoeningen meester kunnen blijven. Doch toen bij het uitspreken van de zegen, de leraar eensklaps nog door een buitengewone oplegging der hand op mijn hoofd mij uit mijn stil gevoel deed ontwaken, toen voelde ik een samenloop van gewaarwordingen, niet mogelijk om te beschrijven. Daar stond de vijfenzeventigjarige grijsaard, die nu reeds sinds meer dan vijftig jaren het evangelie van Jezus verkondigd had, daar stond hij nog als belijder van Jezus, de gekruiste Jezus, aan wie zijn stamelende lippen, als thans de mijne, eens trouw gezworen hadden. Daar stond hij in de volle majesteit der deugd. Edel was zijn wandel geweest. Misschien nam hij voor het laatst deze plechtigheid waar, en hij zag met een geruste blik de naderende eeuwigheid tegemoet. O, die druk scheen mij te zeggen, toen hij mij, zijn | |
[pagina 49]
| |
aant.beminde kleinzoon, in de kerk van God aannam: ‘Wees als ik getrouw, dan zal ook eens bij de aanbrekende avondstond uws levens uw hart even kalm het ogenblik der scheiding kunnen tegenkloppen. Ik heb sinds zoveel jaren het evangelie van Jezus onderzocht en ik heb het waar bevonden.’ Nu waren wij christen geworden, en na gebed en lofzang keerden wij naar onze tehuizen, alwaar de genoeglijkste huiselijke aandoeningen die van de godsdienst vervingen.
Welk een stille, welk een eenvoudige, welk een ontroerende plechtigheid. Mogen, zo lang ik deze aardse loopbaan betreed, haar zaligende gevolgen om mij zweven. - Heil mij, ik ben een christen. Hoe verheft die godsdienst de mens. Ziet de sterveling bij de plechtigheid van gisteren en gij zult een redelijk wezen, met een goddelijke wil beschaafd, aanschouwen. Zie hem op de slagvelden en bij het woeden der bommen of conflagrevische vuurpijlen, en gij zult slechts een woest dier zien, dat zijn wellust in verdelging vind. Waren de twijfelaars, de vijanden der openbaring, op zulk een treffende wijze als leden van Christus' kerk aangenomen, en zou er alzo overal gezond verstand en redelijke godsdienst heersen, dan zou misschien een geheel ander licht in hun gemoed opgerezen zijn, en de Voltaire's en Hume's zouden misschien aan de zijden der Locke's en Clarke's geplaatst kunnen worden. Moge de God onzer vaderen steeds de heilige voornemens, bij mij ter dezer gelegenheid tot mijn redelijkheids verbetering genomen, steeds in mij koesteren en versterken en moge in de verdere loop van mijn leven er zich geen ogenblik opdoen, waarin het herdenken aan deze heilige plechtigheid mij met wroeging zou kunnen vervullen of mij het hartverscheurend verwijt van niet opgevolgde voornemens zou kunnen doen. | |
[pagina 50]
| |
aant.den onze zaken nog even hachelijk. Te Rotterdam is de regering geheel veranderd. Er zijn twee burgemeesters en verscheidene raden, waaronder de sous-prefect. - De keizer heeft een lichting van 300 000 man en een lening van f 58 000 000 uitgeschreven. - Onze helden zijn geslaakt. Men zegt dat Molitor bij die gelegenheid gezegd zou hebben: ‘Het getuigt niet slechts van minachting, maar ook van domheid wat de Amsterdammers ons aangedaan hebben. Het is sterk, maar het is best. Ik zal met drieduizend man komen en alles zal een ander aanzien krijgen.’ - Een reiziger uit Den Haag gekomen, zei dat men daar niets méér wist dan hier. Er heerst de grootste onzekerheid. Men verhaalde gisteren dat er Engelsen voor de wal zouden zijn. De gemoederen zijn slap. | |
MaandagHeden ziet men weer veel opgeruimder ten opzichte van gisteren en eergisteren. Men ziet nu weer hoop blinken, terwijl anderszins ons een vreselijke onzekerheid benarde. De omwenteling schijnt in Zuid-Holland met veel meer kracht dan hier doorgezet te zijn. De Haagsche Courant van gisteren bevat het manifest van Oostenrijk, en zegt dat er in Den Haag vier werfhuizen in naam van de prins van Oranje opgericht zijn. De Nationale Garde heeft de naam van Oranje Garde aangenomen. Men zegt dat een Pruisisch korps in Franse dienst, onder de naam van Oranje Korps, tot de Hollanders te Rotterdam zou overgelopen zijn; voorts dat de Haagsche Courant van heden verboden zou zijn en de tijding zou bevatten dat de troepen uit Den Haag naar Gorkum zouden opgetrokken zijn om vandaar de Fransen te verjagen. Voorts verhaalt men dat een colonne van 60 000 man geallieerden voor Holland gedestineerd is en dat deze te Groningen zijn. Dit schijnt waar te zijn: dat er een gedeelte van de Kozakken over de IJssel getrokken is, en dat er een vrij groot korps voetvolk onder bevel van een Russische prins te Zwolle binnengetrokken zou zijn. Zie hier het voor- | |
[pagina 51]
| |
aant.naamste, want om alle praatjes en vertellingen op te zamelen, zou een werk zonder eind zijn. Wij zijn nu nog in een middelstaat tussen Frankrijk en Oranje. Groot zijn nog onze bekommernissen en onze vrees in het vooruitzicht, maar er schijnt nu tenminste een flauwe flikkering van hoop, en wij zullen des te meer bevredigd worden, naarmate de vrees om de Fransen hier terug te krijgen vermindert. Een soort van exaltatie schijnt de natie aangegrepen te hebben. Moge derzelver gevolg de vernieling van het gevloekte despotisme zijn. | |
Dinsdag 23 november 1813Nog zijn wij in dezelfde omstandigheden zonder de ware heilzon te zien opgaan waarheen wij ons zouden kunnen keren. Ja, deze nieuwe dag levert een oneindige hoeveelheid van nieuwe uitzichten en berichten van gebeurtenissen waarvan de gevolgen onberekenbaar zijn. - De geschiedenis van deze dag zal een nieuwe bijdrage zijn om de waarheid van deze gezegden te bevestigen. - De dag begon met het gerucht van een landing der Engelsen, die gelijk het vaak met dergelijke berichten gebeurd is, volmaakt op niets is uitgelopen. Verder was het redelijk stil, maar na de postdag gerust in Malherbe zittende te lezen, werd ik binnen geroepen en vond aldaar oom Rahusen met een courantenblad in zijn hand. Dit blad was de zo befaamde Haagsche Courant van gisteren, die de oproeping tegen de Fransen bevatte met gerechtelijk bevel aan alle inwoners van steden en dorpen om hun bijstand te verlenen, en met benoeming van twee generaals voor de twee ondernemingen tegen Utrecht en Gorkum. Hierbij voegde zich nu het mondelinge bericht dat I. Rochussen en andere studenten gisteren hals over kop uit Leiden thuis gekomen waren om afscheid van hun ouders te nemen, dewijl de studenten en corps besloten hadden om de wapens op te nemen. Toen hen het dolle van deze onderneming onder het oog werd gebracht, zeiden zij dat, indien zij | |
[pagina 52]
| |
hun woord niet gestand bleven, zij zich nimmer weer in Leiden zouden durven vertonen. Zijne edele begreep nu dat, indien een zodanige revolutionaire woede ook hepvaarts oversloeg, het mijn lot ook eens kon worden om als slachtoffer medegevoerd te worden, en daar ik hier juist niet veel lust in zou hebben, zo dacht hij dat het het beste zou zijn om mij zo spoedig mogelijk uit de voeten te maken. Daar ik hieraan in het geheel niet gedacht had, viel mij deze gehele raad, met deszelfs beweegredenen, gelijk koud water op het lijf. Ik zag echter én de waarde van de raad én die van de raadgever, die anders juist niet zwaarmoedig valt, in en ik achtte dat deze voorstelling niet te versmaden was. Doch werwaarts zouden zich nu mijn schreden richten? Overijssel, waar ik de meeste vrienden heb, veraf gelegen en in vijandelijke handen? Alles in oproer en verwarring. Eindelijk scheen ons Friesland als de geschikste plaats tot berging toe, en ik was reeds zo ver, dat ik niet anders dacht als nog diezelfde avond in de Sneeker beurtman heen te zeilen. Maar mijn enthousiasme verminderde allengs. Mijn tweede raadgever wierp mij een berg van gegronde zwarigheden tegen mijn Friese reis op, en stelde mij het huis van mijn oom te Haarlem als een veel beter en zekerder toevlucht voor. Doch eindelijk oordeelde mijn derde raadgever, dat het allerbeste zou zijn om provisioneel thuis te blijven en bedaard de zaken af te wachten. Eindelijk heeft deze raad getriomfeerd en na vele overleggingen bevind ik mij toch nog aan huis. Op de markt en beurs krioelde het weer van nieuwstijdingen, waarvan ik onder de naam van ‘Nieuws van het Oosten’ en ‘Nieuws van het Zuiden’ verslag zal doen. | |
Nieuws van het oostenReeds gisteren wist men hier voor zeker het bericht dat de Kozakken bij Hattem de IJssel overgetrokken waren. De heer Barneveld had daarvan in Felix als ooggetuige een uitgebreid verhaal gedaan. Het schijnen Donse Kozakken te zijn. Hij heeft | |
[pagina 53]
| |
vele bijzonderheden verhaald wegens hun manieren en zeden, en ook wegens de schermutselingen die bij het overtrekken van de IJssel tussen hen en de Fransen plaatsgehad hadden, waarbij van beide kanten er enigen gesneuveld waren. Zij hadden de artilleristen van de burgerij te Zwolle met hen doen meegaan. De berichten welke men van deze halfwilden hoort, stemmen daarin overeen dat zij weigeren in de huizen ingekwartierd te worden, maar buiten de steden bij grote vuren bivakkeren, waarbij men hen soms, als zij hun kleren drogen, geheel naakt ziet liggen; dat zij zeer veel kracht bezitten, grote trek in stelen hebben, doch onder goede discipline staan en bij zodanige vergrijpen onbarmhartig afgerost worden, hetgeen zij dan ook met de stomste onderwerping verdragen; dat hun officieren meest Duits of Engels spreken. Geloofwaardige berichten uit Deventer melden dat de commandant een zeer geschikte man is en beloofd had om, indien er zich een aanzienlijke militaire macht voor de stad vertoonde, dezelve over te geven. Een brief uit Zutphen van de 21e meldt dat Deventer, vanwaar de brieven heden mankeerden, toen scherp beschoten werd, dat Doesburg overgegaan was en dat het gehele graafschap Zutphen door de Pruisen bezet was, dat Zutphen belegerd werd, dat er ogenblikkelijk een nieuwe afgevaardigde in de stad gekomen was en dat de brieven die's ochtends vertrekken, meer algemeen verhaalden dat de capitulatie gesloten was en de vijand 's middags om vier uur binnen de poorten zou trekken. Men verzekert dat de Kozakken te Apeldoorn, Harderwijk en Nijkerk zijn. Men zegt dat de Russen die te Groningen gekomen zijn, geen Oranje erkennen en van het land in naam des keizers van Rusland bezit nemen. Van die welke in Gelderland zijn, verneemt men het tegenovergestelde. | |
[pagina 54]
| |
Nieuws van het zuidenHet is zeker dat de Hagenaars in het voortzetten der omwenteling veel overhaasten, en spoediger dan ons bestuur te werk zijn gegaan. Er schijnt aldaar een zeer grote geestverrukking te heersen, als ook in Leiden, Delft en Rotterdam. Het schijnt dat reeds sinds enige dagen het bewind van Den Haag ons bestuur aangepord heeft om zich eindelijk te verklaren. Hier schijnt men in het eerst in het geheel niet aan zulke geweldige maatregelen gedacht te hebben, en zelfs nog in goede verstandhouding met Molitor gebleven te zijn, hoewel vele geruchten van een aanslag van deze bevelhebber op Amsterdam gewag maakten. Het is zeker dat één, zo niet twee der legers uit Den Haag naar Utrecht en Gorkum opgetrokken zijn; dat het getal der vrijwilligers in Den Haag zeer groot geweest is. Het gerucht verzekert dat deze bende in Leiden door nieuwe manschappen versterkt is, waaronder honderd studenten onder het commando van professor Kemper. Het schijnt dat de Fransen, na Dordt verlaten te hebben, daar weer ingetrokken zijn en een contributie uitgeschreven hebben, doch dat daarop de Nationale Gardes en vrijwilligers in Rotterdam, dit vernomen hebbende, daarheen getrokken zijn om de stad te ontzetten. De garde van de prefect van de Maas heeft hem uitgeleide gedaan en tot het laatste ogenblik de militaire honneurs bewezen, doch heeft zich na zijn vertrek terstond voor de prins van Oranje verklaard.
Men zegt dat vijfhonderd man troepen in Franse dienst, doch van wie de meesten Pruisen waren, uit Haarlem naar Den Helder vertrokken zijnde, de weg naar Haarlem en Leiden ingeslagen zijn, overal de Fransen en militaire Gendarmes vervolgende, vervolgens in Den Haag aangekomen zijn en daar nu onder de benden, die tegen de Fransen aangevoerd zullen wor- | |
[pagina 55]
| |
den, dienst genomen hebben. Men geeft in Den Haag aan elke vrijwilliger f 100, - handgeld.
Een reiziger uit Den Haag heeft verhaald dat te Scheveningen enige Engelse schepen met ammunitie waren aangekomen. Men heeft hier een proclamatie uit Den Haag, waarbij alle Hollanders tot verdediging van hun vaderland worden opgeroepen, en waarbij ieder die na dit ogenblik de Frânse wetten nog zal gehoorzamen, als verrader des vaderlands zal worden aangezien en als zodanig gestraft zal worden. Te Haarlem is ook de regering veranderd, doch alles was heden aldaar rustig. Men had aldaar sterk schieten gehoord. | |
Buitenlandse berichtenBrieven uit Parijs melden dat de fondsen op de geruchten van vrede gerezen waren, en het postscriptum zegt dat deze geruchten zich bevestigd hadden en men verhaalde ook dat de hertog van Bassano afgezet en Talleyrand tot minister van Buitenlandse Zaken in zijn plaats verheven was; verder dat er een congres te Mannheim zou benoemd worden en de hertog van Vicenza tot pleni-potentarius benoemd was. Brieven uit Engeland melden dat de prins-regent verklaard had dat het nuttig was om vredesvoorslagen te doen. Men verhaalde dat de Fransen aan de kant van Bordeaux veel geleden en vele plaatsen verloren hadden. | |
AmsterdamNu zijn wij eindelijk, na onze uitstap, in onze vaderstad teruggekeerd en laat ons hier een ogenblik stilstaan. Ik kan in het geheel niet bekennen dat deze omstandigheden mij behagen, en indien de verzekering van het aanrukken der vreemde troepen ons niet enige moed gaf, zou ik waarlijk onze toestand nog als zeer hachelijk aanzien. Wij zijn verder in het geheel nog niet overtuigd dat de geallieerde mogendheden het met ons | |
[pagina 56]
| |
aant.eens zijn om de prins van Oranje hier weer in het bewind te herstellen. Wij weten nog niet of het Willem de 6e of 7e zou zijn. In het kort, alles is zo verward, dat men nog geen blijkbaar vooruitzicht op redding kan voelen. En waartoe deze verschrikkelijke verwildering? ‘Dulce et decorum est pro patria mori,’ zegt Horatius, doch al ware dit nu zo, dan reken ik het als de grootste zotheid om zich in een aanval van woede onder ongedisciplineerde benden mee te laten slepen, die bij het eerste kanonschot uit elkaar gejaagd worden. Indien dit als ware heldenmoed - liever als onbezonnen dolheid - moet genoemd worden, dan sla ik de plank mis. Want indien wij nu nog onze eigen onafhankelijkheid konden bevechten, dan ware het iets anders. Doch wat er ook gebeure, wij zijn aan het goeddunken van de verenigde mogendheden overgegeven, en het zou dunkt mij het wijste zijn om door deze de twist maar te laten beslechten en aan hen de zorg over te laten om dat overige gedeelte der Fransen te verdrijven die voor hen zullen wijken, doch voor onze samengeschoolde landstorm misschien nog vreselijk zouden kunnen zijn. ‘Tempora mutantur, et nos mutamur in illis,’ moet men tegenwoordig bij iedere voetstap uitroepen. Ik voorzie, dunkt mij, dat als hier vrij baan gegeven wordt, wij de grappen van Leiden en Den Haag vernieuwd zullen zien. Want ik heb vele mensen, die toch op verre na geen heldhaftig voorkomen hadden, gesproken die door geloof in dit tijdsgewricht tot nieuwe Muciussen en de Rycke's herschapen kunnen worden. Ik ben toch nog bevreesd dat alles op loutere windnegotie zal uitlopen en de vreedzame burger het kind van de rekening zal zijn. Deze morgen was alles nog in beminnelijke rust. Echter werden alle maatregelen van waakzaamheid nog volgehouden. De publieke vermaken Felix, de Franse Komedie staan nog stil. De Hollandse Schouwburg werd zo weinig bezocht, dat zij | |
[pagina 57]
| |
aant.verleden week een recette van f 80, - en één van f 100, - gehad heeft. Aan de beurs verhaalde men dat alhier een verzoekschrift ingeleverd was of zou worden, om hier op voorbeeld van Den Haag werfhuizen voor vrijwilligers op te richten. Velen onder het volk schijnen er dan grote lust in te hebben om de Fransen onder de ogen te zien. Het oranje dragen onder fatsoenlijke lieden was heden weer verminderd. Hedenmiddag waren er overal attroupementen en een zeer grote menigte volk op de been. Er was een deputatie uit Den Haag gekomen in een koets waaruit oranje vlaggen hingen. Men sprak van proclamatie van de heer Van der Hoop, opperhoofd van ons provisioneel bestuur. Men zei dat morgen onze ware regering zou worden gemaakt. In het kort, de gemeente was zeer opgewonden. Men verwacht wonderen van de dag van morgen, de 24e. Reeds tevoren had men gezegd dat tegen die tijd het land ontruimd zou worden. Het zingen van oranje liedjes en van de geliefde deun ‘Al is ons prinsje nog zo klein,’ waarin men nu, om de kracht, het hartelijk woordje ‘godome’ ingevoegd heeft. Men heeft dan van de andere kant ook weer middelen van verdediging in het werk gesteld. De patrouilles zijn weer verdubbeld en de gardes te paard weer opgeroepen. Ik had nog vergeten te verhalen dat bij het oproer in de verleden week het de heer Voorthuizen, een man van jaren op Kattenburg wonende, volgens sommigen door loutere welsprekendheid, volgens anderen door de oprichting van een corps met knuppels gewapend, gelukt is om dit zo vaak oproerig eiland in bedwang te houden. Nu, tot morgen. Mocht alles tot ons geluk hersteld, het Franse despotisme verdreven worden, en zij die aan het hoofd van het bestuur geplaatst zijn, naast alle onze vaderlanders, de gouden spreuk ‘Festina lente’ toch steeds in achting houden. | |
[pagina 58]
| |
Woensdag 24 november 1813aant.Het schouwspel is nog niet ten einde, hoewel de ontknoping toch schijnt te naderen. De koets met oranje linten bevatte een particulier, die volgens sommigen zijn verstand verloren heeft. Amsterdam. Deze dag, die ook in de jaarboeken onzer geschiedenis steeds beroemd zal zijn, begon met een vriendelijk aangezicht te tonen, want het weer was overheerlijk schoon. Weldra verspreidde zich de tijding dat de Kozakken aangekomen waren. Deze waren inderdaad hedenmorgen aan de poort verschenen. Twee derzelver waren in de stad doorgedrongen, ontdekt en naar het stadhuis gebracht. Zij waren vervolgens teruggekeerd en met een majoor weer in de stad gekomen. Te half een begaf ik mijnaar de Markt, ahvaar het grootste gebrek zo aan kopers als verkopers heerste, wijl ieder uitgelopen was om de Kozakken te zien. Ieder was vol vreugde en men wenste elkander hartelijk geluk. Ik wandelde naar de Dam en was verwonderd om hier een allergrootste hoeveelheid nieuwsgierigen te zien. Alle ramen van alle huizen en uitstallingen, zelfs de daken gepropt met mensen, en de Nationale Garde in parade voor het paleis. Na enige tijd werd onder het spelen der klokken en de muziek der Garde Nationale de Statenvlag met een oranje lint uit de openingen van de toren gestoken en naderhand in top gehesen, de deuren van de tweede verdieping openden zich, achttien heren vertoonden zich op het balkon en lazen aldaar af, volgens sommigen, de benoeming van Kraijenhoff tot commandant van de stad en daarna de Haagse proclamatie aan het volk van Nederland. Nu ging van alle kanten een groot gejuich op. Alle hoeden wapperden in de lucht en het geschreeuw van ‘Hoezee’ en ‘Oranje boven’ weergalmde alom. Ik kan het niet ontkennen, dat het ophijsen van die zo geliefde vlag, die eens op het schip van De Ruyter waaide, mij verrukte toen ik haar weer voor het eerst op Amstels Capitool zag golven. Niets evenaarde het genoegen om nu ontslagen van het | |
[pagina 59]
| |
Franse juk, ruimer adem te kunnen halen en de verdelgers van ons vaderland met hun rechte naam te kunnen bestempelen, daar zij ons als bloedhonden geregeerd en als schelmen verlaten hebben. Nu wandelde ik verder op en zag in de verte een Kozak over de Botermarkt rijden. Hij zat op een klein paard, had een blauw buis aan en droeg een grote lans. In de Plantage was alles opgepropt met mensen. De Muiderpoort was, gelijk alle poorten, gesloten voor hen die uitgaan wilden. Buiten de poort waren de Kozakken gelegerd. Ik heb hun aantal op drie à vierhonderd horen schatten. Zij zullen, vóór de aankomst van geregelde troepen, niet in de stad komen. Het gerucht had zich echter verbreid dat zij in de stad ingehaald zouden worden. Het getal van mensen was ontelbaar. Alles was van oranje voorzien. De gehele Jodenbuurt scheen zich aldaar te bevinden. Patrouilles garden te paard reden heen en weer. De Gardes Nationales hielden het volk in bedwang. Het getal van vrouwen vooral was verschrikkelijk. Hier liepen al dansende hele optochten van viswijven, oranjeliedjes zingend vóór de Gardes Nationales heen, die onder tromslag naar de poort trokken. Van weerszijden stonden koetsen vol mensen, meestal door nieuwsgierigheid gedreven. Molenaarskarren met zakken en ketels reden naar buiten. Het volk was uitgelaten. Overal hoorde men op de Fransen schimpen en hun misdaden opsommen. Op de samengelapte kleren der minste bedelaars praalde de oranje strik. Van alle kanten zag men oranje kokardes en linten. Velen en zelfs een smousin ventte aan haar kruiwagen oranje bokkingen uit. De mensen verdrongen schier elkander, en hoe verder men kwam, zag men gedurig nieuwe benden nieuwsgierigen naar de Muiderpoort aanrukken. Sommigen waren op hun kruiwagens geklommen, wilden vandaar nog een beter gezicht genieten. Jongens klommen van alle kanten in de bomen. Ieder wachtte met geduld. De gehele schans was insgelijks met toeschouwers bedekt. Het scheen dat geheel Amsterdam deze plaats bezet | |
[pagina 60]
| |
aant.had, doch wanneer men verder binnen in de stad trok, ontmoette men overal dezelfde levendigheid en gewoel. Een geheel nieuw volk scheen verrezen te zijn, en daar waar men nog voor twee weken slechts het zuchtend gemor van slaven hoorde, heerste nu overal de juichtoon der vrijheid.
Men zegt dat professor Kemper zich onder diegenen bevond, die op het balkon van het paleis waren, en dat het verhaal wegens zijn uittrekken alleen misverstand is. Toen de Russische majoor deze ochtend met enige zijner onderhorigen in de stad trok, werd hij door het samengeschoolde volk met de juichtoon van ‘Oranje boven’ begroet, waarop hij zijn muts afnam en zeer beleefd rondgroette, terwijl twee Kozakken, die denkelijk deze welkomsgroet wel beviel, van genoegen meesmuilden. Men zegt dat zich ook hier zeshonderd vrijwilligers tegen de Fransen zouden aangeboden hebben. De proclamatie alhier gedaan, is dezelfde die door de Haagse nakrant van gisteren bekend is geworden. Zij is met zeer veel kracht opgesteld en bevat een oproeping aan alle Hollanders, en buiten hetgeen ik gisteren gemeld heb, een herinnering aan de kloekmoedigheid onzer voorouders, en een verklaring dat de opbrengsten tot nu toe op dezelfde voet gelieven zullen worden. Zij is in naam des prinsen van Oranje gedaan. In de Haagse courant is er nog een ernstige aanmoediging bijgevoegd, waarin onder andere de zo vermaarde profetische verzen van Helmers, die men met zoveel lafheid gedwongen heeft om op de vereniging met Frankrijk toe te passen, gebruikt worden. Enige Kozakken zijn met enige jongelieden naar Halfweg vertrokken om deze plaats op te eisen. Men zegt dat dezelve zich overgegeven heeft. Aldus is dan heden een tweede omwenteling volbracht en onze stad, eerst op een trap van onzijdigheid tussen Frankrijk | |
[pagina 61]
| |
aant.en Oranje gebracht, heeft nu eindelijk, evenals in de omwenteling der zestiende eeuw later dan anderen, de partij der vrijheid gekozen. Mochten derzelver gevolgen gezegend zijn. Mocht een koesterende welvaart aan dit land zijn oude luister hergeven en vooral, mocht de God onzer vaderen de gevolgen der tweedracht verhoeden die steeds in de ingewanden van dit gemenebest gewroet heeft. Mocht de geest van Grotius, van Oldenbarnevelt en De Witt - de staatslieden -, De Ruyter en Tromp - de krijgslieden -, die van Vondel - de dichter -, die van Willem de Eerste, de regeerders van dit land bezielen. Mochten alle ingezetenen maar één belang, dat van het algemeen welzijn hebben, nijverheid en kunst hun huldebronnen geven, en weldra de naam van Holland weer tot aan de eindpalen der wereld klinken. Dat weldra de genoegens van de vrede zoveel rampspoedige jaren mogen vergoeden en de gebeurtenissen der vierendertig laatste jaren een les voor alle vorsten en volkeren zijn tot aan het einde der dagen. Mocht de handel alom zijn zegenende bronnen openen, Frankrijk zijn macht vernield zien en onder het bestuur van een betere vorst zijn belangen beter behartigen. Doch tot nu toe basta voor die beminnelijke dromen, wier uitvoering ons nog slechts in een flikkerend verschiet toelacht. Buitenlands nieuws was er heden bijna niet, dewijl het stadsnieuws al het andere verzwolg. De uitgetrokken vrijwilligers van Rotterdam en Den Haag hebben Dordrecht ontzet. Men zegt dat Woerden ook overgegeven zou zijn en Gorkum een dergelijk lot te verwachten had. Men zegt dat Naarden geheel en al door de Fransen verlaten en de Franse bezetting naar Utrecht is vertrokken en dat aldaar de generaal Molitor zich ook tot zijn vertrek gereed maakte. Er werd heden weer van een landing van Engelsen in Noord-Holland gesproken. En nu vaarwel tot morgen. Wij hebben vandaag weer genoeg gedaan en gezien. Mochten ons iedere dag gelukkige gebeurte- | |
[pagina 62]
| |
nissen en gelukkige vooruitzichten opleveren, dan zou hier weldra weer de stem der vreugde klinken en in Amsterdams geschiedenis steeds die heuglijke maand van november 1813 vermaard blijven, die zulk een omwenteling zag geboren worden en ten uitvoer brengen, en dan zou het laatste nageslacht hun vaderen zegenen, die hen van het ondraaglijke juk der Franse tirannie bevrijd hebben. | |
Donderdag 25 november 1813De heer Truguet, minister van Marine die hier tot nog toe gebleven was, is hier gisteren gearresteerd geworden. Er werd gisterenmiddag sterk ‘Oranje boven’ geroepen en men zag weer aanzienlijke attroupementen. Kemper is inderdaad op het balkon geweest als lid der commissie van het provisioneel bestuur. Onze dagbladen behelzen heden de aankomst van de Kozakken, de proclamatie van gisteren en de verschillende oproepingen en proclamatiën van Den Haag, Rotterdam en Haarlem. Het is heden weer een dier zwaarmoedige dagen, waarvan ik in de vorige week een beschrijving maakte en welke natuurlijk in de geschiedenissen aller omwentelingen moeten gevonden worden. De tijding die het meeste onrust verspreidt, is die nopens het hernemen van Woerden door de Fransen, bij welke gelegenheid het Hollandse leger overrompeld is geworden, en men zegt dat de Fransen enige der krijgsgevangenen hebben doen fusilleren. De kolonel Tullingh is gevangengenomen. Bij Dordrecht zegt men dat de Fransen in het dorp Papendrecht geslagen zijn, doch echter de stad nog schijnen te bedreigen. Er schijnt aan de Duivendrechtse brug een schermutseling voorgevallen te zijn met de Fransen, zijnde een gedeelte van de bezetting van Naarden, dat dus nog niet moet verlaten zijn. Men spreekt van het aanrukken van Russische troepen, van het voor de wal liggen van Engelsen, doch dit alles is nog zeer onzeker. | |
[pagina 63]
| |
Dit alles gaf aan de beurs een onaangename gewaarwording, hoewel anders alles heden een vrolijk voorkomen had. Het weer was overheerlijk, de statenvlag praalde op alle hoofdgebouwen, de schepen pronkten alle met sierlijke vlaggen en wimpels. De straten waren overal bezaaid met mensen, de Plantage nog zeer vol, en dus, als men alleen gezien had, zou men geen twijfel aan de triomf onzer partij geslagen hebben. Bij Buffa waren Kozakken in soorten. Bij Maurkamp hingen de portretten van Willem 5 en 6 met hun gemalinnen, en een intekening op dat van Willem de 7e. Men kon aldaar de Engelse bulletins bekennen. Geen moed verloren. Alles kan nog wél aflopen. Men hope op morgen. | |
Binnenlandse berichtenDeze schijnen heden het onaangenaamste te zijn. Dordrecht. Een brief van gisteren meldt, dat zowel door de Rotterdamse benden als door de kanonneerboten, door hen in staat van aanval gesteld, de Fransen bij hun tweede aanval op deze stad terug zijn gedreven, en op Gorkum terug zijn getrokken. De houwitsergranaten in Dordrecht geworpen, hebben echter weinig kwaads uitgericht. Enige Fransen zijn gesneuveld en ook een burger. Woerden. De berichten wegens deze ongelukkige stad schijnen zich te bevestigen. Het is maar al te waar dat de Franse bezetting van Utrecht de Hollanders in hun zorgeloosheid overvallen hebben. Er moeten enige gevangenen gefusilleerd, en verder de stad deerlijk geplunderd zijn. Men verhaalde dat de Fransen echter weer uit deze plaats verdreven zijn. Leiden en Den Haag. Het gerucht dat de Fransen, na de | |
[pagina 64]
| |
overrompeling op Woerden, op Leiden zouden getrokken zijn, schijnt volstrekt niet echt. Er zijn veel gekwetsten, doch de meesten der Leidse burgers zijn weer thuis gekomen. In Den Haag heerste de grootste neerslachtigheid. Utrecht. Niets is wonderlijker dan dat bij onze nabuurschap van deze plaats wij van dezelve zo weinig stellige berichten hebben. Volgens sommige heeft Molitor deze stad verlaten en schijnt vervolgens weer teruggekomen te zijn. Er moeten jegens alle inwoners de strengste orders heersen, zodat deze hun huizen bijna niet durven te verlaten. Men spreekt ook dat Molitor zich van verscheidene inwoners aldaar als gijzelaars zou verzekerd hebben. Naarden en Haarlem. Van deze beide plaatsen hoort men volmaakt niets. Aan de Nieuwersluis schijnen nog Fransen te zijn en men zegt dat men aldaar een paal in de Vecht heeft geslagen. Te Harderwijk wist men nog niets zeker wegens het overgeven van Zutphen. Aanrukken van vreemde troepen. Er zijn hier gisteren nog enige Kozakken aangekomen, nevens een adjudant van de prins... die zeide afgezonden te zijn door een bende van 4000 man, de voorhoede uitmakende van een leger van 25 000 man ruiterij. Men deelde ons heden van hoog gezag het officiële bericht mee, dat er te Amersfoort vier regimenten Russische ruiterij, nevens achttien kanonnen zijn binnengetrokken. Men zegt dat het gedeelte van het leger dat zich op de Veluwe bevond, aldaar geen genoegzame levensmiddelen vindende, ingescheept is te Harderwijk om aldus hier aan te komen. Men zegt dat hier deze avond nog 1500 man zouden aankomen. Te Almelo heeft men in de verleden week zeer sterke inkwartiering gehad. Het dagblad van heden berichtte ons de officiële tijding dat men de 23e een Engelse vloot aan de kust gezien had, doch men hoort hiervan niets verder. | |
[pagina 65]
| |
aant.Amsterdam. Hier is alles zeer rustig. De Kozakken. Tot nu toe gedragen zij zich zeer wel. Zij zijn nu in de Barak St. Charles. Zij schijnen jegens hen, die zij geloven hun vrienden te zijn, zeer goedhartig te zijn; zij zijn grote liefhebbers van de jenever en de vrouwen. Hun wapens, kostbaarheden, klederen, alles is buit, op verschillende volkeren behaald. Sommigen van hen spreken enigszins gebroken Duits. Kemper. Deze is hier thans met Fannius Scholten als gedeputeerden van het hoofdbestuur. Beiden kunnen als matadors in de tegenwoordige omwenteling gerekend worden. Kemper zet dezelve voort met al het vurr hetwelk steeds in al zijn daden en woorden doorstraalt. Zij hebben gisteren een publikatie uitgevaardigd, waarin bij iedere regel de geest van Kemper doorstraalt. Zij hebben een kist tot vrijwillige giften opgericht, gelijk er ook een dergelijke in Den Haag is. Het is gelukkig voor een land, gelijk het onze nu is, dat zich aldaar ook enige van dergelijke koppen bevinden, hoewel men zeker de genomen maatregelen wel door wat meer voorzichtigheid had mogen temperen. Van der Capellen. Deze man schijnt door het niet gebruiken der regels van voorzichtigheid, zich zelf in een dreigend gevaar gestort te hebben. Als afgevaardigde, te Utrecht ter opeising, had hij als een tweede Arens de geheime last om met brieven en geld de bezetting om te kopen. Zijn onvoorzichtigheid heeft hem ontdekt, hij heeft zijn doel verraden en men zegt dat hij veroordeeld is om gefusilleerd te worden. Regering. Sommige heethoofden hebben onze regering beschuldigd van te lang de partij der bedachtzaamheid gekozen te hebben. Anderen zwaaien dezelve om dit gedrag lof toe. Men zegt dat reeds verleden maandag Wiselius, Crayenschot en nog één een verzoekschrift aangeboden hebbende om meer werking en activiteit te verzoeken, de president Van der Hoop met zoveel juistheid de redenen van het gedrag der regering ontwik- | |
[pagina 66]
| |
aant.keld had, dat Wiselius geheel overtuigd afgetrokken is. Deze Van der Hoop, gewezen fiscaal, moet een ten uiterst bekwaam man zijn. - Onder diegenen welke zich ook in deze tijd verdienstelijk gemaakt hebben, behoort de heer Falck die de regering tot stand gebracht heeft, en door zijn reis naar Den Haag, als eerste de bewerker van de vereniging van het Haagse en Amsterdamse bestuur schijnt geweest te zijn. Hij is tevens kapitein der Nationale Garde. Hij is secretaris van de commissie van het hoofdbestuur geworden. Men zegt dat sommige leden der nieuwe regering, waaronder de heer Ananias Willink genoemd wordt, bedankt hebben.
Letterkunde. Gisterenavond heeft in de Maatschappij van Taal- en Dichtkunde de heer Bilderdijk deze gelukstoon der vreugde over de gelukkige verandering uitgeboezemd. Vervolgens heeft de heer Schreuder een vers van de echtgenote van die bard, bij het hijsen der Hollandse vlag, voorgedragen. - Loots had ook reeds het speeltuig gesnaard, doch het komt mij voor dat al deze zegezangen nog te voorbarig zijn. Er is hier een boekje uitgekomen getiteld: De Russische Taalmeester, waarin men voor 5½ stuiver een schat aan Russische en Hollandse woorden en gesprekken heeft. Welk een barbaarse taal!
Algemene berichten. Een brief van Haarlem meldt, dat St. Just, eerst commandant van Haarlem, naar Den Helder trekkende, te Alkmaar een brandschatting van f 4000, - gelegd heeft. Het schijnt dat de Kozakken in de Veluwe zich gans niet voorbeeldig gedragen, geld eisen, in de huizen lopen en vooral de wegen onveilig maken. | |
GemoedsgesteldheidZie daar dan de voornaamste berichten van heden, en hoe zou bij dit alles onze gemoedsgesteldheid zijn. Wij worden | |
[pagina 67]
| |
aant.geslingerd als de hulk op de baren. De elkander tegensprekende en tegenwerkende tijdingen brengen de mensen gedurig in een andere stemming, die naar de meer of mindere helling der gemoederen tot zwaarmoedigheid, een meer of minder diepe indruk maakten. Er zijn ook inderdaad vele punten om de zaken van een gunstige, en vele om dezelve van een droevige kant te beschouwen. Indien het, gelijk vele geloofwaardige personen verzekeren, het plan van Molitor in het laatst van verleden week geweest is om naar Amsterdam te trekken en deze stad gedurende zes uren aan de plundering over te leveren, dan moeten wij het de goddelijke voorzienigheid dank weten om op een zo buitengewoon gelukkige wijze deze onoverzienbare ramp verhinderd te hebben. Men zegt dat deserteren enige zijner soldaten, en de weinige staat die hij op de overigen kon maken, dit ontwerp verijdeld zouden hebbben. Het bewustzijn van dit niet meer behoeven te duchten, en de tijdingen wegens het aannaderen der Russen, benevens het genoeglijk denkbeeld van nu het Franse juk afgeworpen te hebben, boezemen echter moed in, dewijl men gevoelt dat een dergelijke omwenteling toch niet zonder schok kan gebeuren. Oranje. Het gevoelen over deze leus is nog zeer verschillend. In Den Haag is men daarmee het sterkste ingenomen, en de offerkist draagt het opschrift van Vaderland en Oranje. De Russen echter maken daarvan in Groningen en Overijssel geen het minste gewag en het is in deze provinciën stellig verboden om die kleur te dragen. Hier denkt men er zeer verschillend over, en de gevoelens daaromtrent veranderen, zoals die omtrent de publieke gebeurtenissen, bij de dag. - Ja, in het geheel leven wij bij de dag, en nooit kon men misschien met meer juistheid zeggen dat iedere dag zijn eigen kwaad met zich voert. | |
[pagina 68]
| |
aant.aan de Nieuwersluis nog enige honderden Fransen lagen. Te Rupelmonde alleen al waren er tweeënveertig geïnkwartierd, die men gedurig eten moest bezorgen, die braaf bier zopen, tussenbeiden vloekten, doch nog geen ongeregeldheden bedreven hadden. Gorkum. De Gorkummer of Workummer schipper verhaalt dat aldaar de Nationale Garden uit sommige Brabantse steden aangekomen waren en dat men hen bevolen had op Amsterdam te marcheren, doch dat zij zulks geweigerd hadden, hun geweren tegen de grond gesmeten hadden, en tegen de burgers gezegd hadden, dat indien deze hen wilden bijstaan, zij hun nare bevelhebber van kant zouden maken. Couranten. Deze berichten een groot aantal aanspraken waar echter veel bombarie onder loopt, berichten wegens de Russen, wegens de verschrikkelijke gebeurtenissen te Woerden, wegens de aankomst van een Engelse kapitein met bericht dat de vloot in Duins gereed ligt, wegens de melding in het parlement over Holland gemaakt. Russen. De majoor Marklai en nog een ander Russisch officier zijn gisteren in het concert van Felix geweest en zijn aldaar met toejuiching ontvangen. Zij hebben het gebouw bezichtigd, schenen wellevende lieden te zijn en zich goed te amuseren. | |
VervolgQue ne peut la frayeur sur l'espoir des mortels. | |
AlarmWeinig dacht ik gisterenochtend, toen ik de bovenstaande regels daar neerschreef, dat diezelfde dag nog voor de inwoners van deze stad een dag van angst zou zijn. De ochtend was vrij kalm, en zelfs deed het gesloten houden der poorten een reeks van ongerijmde sprookjes ten voordele ontstaan. Deze zei dat er | |
[pagina 69]
| |
een aanzienlijk korps Pruisen aan de Leidse Poort verwacht werd, een ander dat vijftienhonderd Engelsen aan de Vierhonderd Roe gearriveerd waren. Beide tijdingen waren even vals. In het tegendeel verspreidde zich weldra het gerucht dat Utrecht in brand stond, en de Fransen in volle aantocht op Amsterdam waren. Een dergelijke tijding verspreidde zich als een lopend vuur, en vele bijkomstige omstandigheden brachten het hunne bij om deze angst te vergroten: 1) het oproepen der Nationale Garde, waarvan men verzekerde dat deze uit moest trekken, 2) het sluiten der poorten, 3) de zekerheid die men had wegens het verblijf der Fransen aan de Nieuwer Sluis, 4) de onzekerheid wegens het aanrukken onzer bondgenoten, 5) het rondgaan van trommelslagers door alle wijken der stad om alle gediend hebbende officieren en soldaten tot verdediging van de stad op te roepen, 6) de order aan de wijkmeesters gegeven, om alle leden der wijkpatrouilles tot vrijwillige dienstneming uit te nodigen, en zich te informeren naar het aantal hooivorken, gaffels etcetera dat zich in hun respectieve wijken bevonden. Al deze berichten vermeerderden meer en meer de ongerustheid. Men zag de vijand reeds voor, en om dus te spreken reeds binnen de poorten. Een comparitie bij Bosch & de Clercq liep in het honderd, daar ieder naar huis toe wilde om hetgeen hij aan waarde bezat te bergen; in het kort, deze algemene ongerustheid vermeerderde meer en meer en hield zelfs in het begin der beurs stand. Doch toen begonnen de gemoederen allengs te bedaren. Men vernam dat de Garde Nationale, na enige tijd geparadeerd te hebben (ik was zelf tegenwoordig, toen zij dachten uit te rukken, en toen zij vervolgens contra-order kregen) zeer gerust naar hun huizen gekeerd waren, terwijl de officieren verhaalden dat er aan de voorposten volmaakt niets voorgevallen was. Eindelijk werd deze gerustheid versterkt door het bericht van iemand die dezelfde ochtend van Utrecht vertrokken was, en verhaalde dat alles toen aldaar volkomen in rust was. Nu begon de bedaardheid overal weer te herleven, en zij die het | |
[pagina 70]
| |
benauwdst geweest waren, begonnen over hun vrees te lachen. Dus liep dit alarm af, en verdween gelijk die gêne, die ons nu in de verleden week zo vaak verontrust heeft. Samenzweringen. Men zegt dat het alarm van gisteren, als ook alle uit voorzorg genomen maatregelen, grotendeels aan het ontdekken ener samenzwering alhier, hun bestaan zouden verschuldigd zijn. Dezelve zou bestaan uit een groot gedeelte Fransen, die hier de oproerigheden en het plunderen opnieuw wilden doen herleven, en de stad op verscheidene plaatsen in brand steken. Men zegt dat de belhamels gisterenochtend gevat zijn, met name een adjudant van Molitor, Coignard, ondertekenaar der passen, Tallee en Van Roy. Men heeft hen in het verbeterhuis gelegd, nevens vele Fransen die met hen gearresteerd zijn. Men verzekert dat heden opnieuw een grote menigte Fransen, die gelijk hun chefs zich op velerhande wijze verkleed hadden, ontdekt en opgepakt zijn.
Aanrukken van troepen. Hetgeen gisteren, en met veel reden, de algemene onrust vermeerderde, is de onzekerheid waarin men zich nog wegens het aanrukken der troepen bevindt, en de stijl der proclamaties die meer scheldwoorden en bombarie, dan wezenlijke zaken inhouden. Verder moet het zeer ontmoedigen, wanneer men de voorbarigheid der leden van het provisioneel bestuur beschouwt en hen, door hun ondertekening, berichten tot de rang van officieel ziet verheffen, welker valsheid men naderhand ten duidelijkste bespeurt. Zo heeft men voor enige dagen officieel bericht ontvangen, dat vier regimenten Russische ruiters met achttien stuks geschut te Amersfoort binnengerukt waren, dat er een aanzienlijke macht te Putten lag en dat de Engelse vloot aan de kust gezien was, terwijl nu integendeel blijkt dat volgens berichten van gisteren uit Utrecht, te Amersfoort nog tweehonderd Fransen lagen, dat te Putten geen Russische macht gezien was en dat de Engelse vloot, naar de berichten uit de papieren en die van een Engelse | |
[pagina 71]
| |
luitenant-kolonel, die te Rotterdam aan de beurs geweest is, nog slechts gereed gemaakt wordt. Verscheidene couranten verhalen de tijding van een gevecht nabij Amsterdam, alwaar de onzen vijf stukken geschut buitgemaakt hebben, terwijl wij daarvan ondertussen niets vernomen hebben. Verdediging der stad. De zwaarhoofden menen, en misschien niet zonder grond, dat men met proclamaties en met hooivorken gewapende benden geen welgeoefende vijand weg kan blazen, en dat indien Molitor met een paar duizend krijgsknechten en met enige stukken kanon herwaarts aanrukte, men alhier zeer scheve gezichten zou trekken, doch men schijnt hier van dit gevoelen niet te zijn. Alle poorten zijn aan weerszijden met kanonnen bezet, sommige, bij de Leidse Poort, met acht. Er is een vijfde bataljon van Garde Nationale opgericht, alleen uit vrijwilligers bestaande. Men zegt dat Krayenhoff de tegenwoordige commandant, gezegd had, dat indien hij twee dagen tijd had, hij de stad in die staat zou brengen, dat men gerust een vijandelijke aanval zou kunnen afwachten. De Kozakken. Deze blijven nog in, of liever om St. Charles gelegerd. Het is bijna onmogelijk, uit hoofde der strenge orders der Nationale Garde, om tot hen door te dringen. De Plantage is geheel en al bedekt van de hoop der nieuwsgierigen, die gedurig heen en weer kruist om onze nieuwe gasten te zien. Hun hoofdman is in het Badhuis gelogeerd en bewoont de helft der grote kamer die in tweeën gedeeld is. Ik zag hier enige Kozakken op wacht staan; de ene verschilt zeer veel van de ander in kleding, houding en zelfs in wapenrusting. De commandant heeft gisteren het bericht laten afkondigen over een overwinning door de Russen op de prins van Eckmühl behaald. De Kozakken drukken door hun gebaren en uitdrukkingen in gebroken Frans uit, dat zij uit wraak voor het gebeurde in Moskou, Parijs willen verbranden. Friesland. Alles schijnt hier rustig toegegaan te zijn. Te | |
[pagina 72]
| |
aant.Leeuwarden is bij het vertrek der geëmployeerden, de rust zó wel door de burgers bewaard, dat aldaar geen glas gebroken is. Men heeft hier sterk verboden om oranje te dragen. Brieven van de 27e melden dat men Leiden in staat van verdediging stelde. Deventer schijnt nog beschoten, doch ook nog verdedigd te worden. Te Utrecht mag na zes uur 's avonds zich niemand op straat vertonen. De Zuidhollanders en vooral de Rotterdammers, trots op hun overwinning, schijnen vol moed te zijn. In deze laatste stad schijnt veel geestdrift te heersen. Admiraal Kikkert is aldaar aan het hoofd der zeemacht en heeft een proclamatie gedaan, die in hevigheid niet wijkt van die zijner collega's. Men zegt dat er schepen uitgezonden zijn om Russen in te laden. Paskwillen/Schotschriften. Er is een hevig blaadje tegen de Fransen uitgekomen, getiteld: De Nieuwe Franse Tirannie, bevattende een kort bericht wegens de ijselijkheden te Woerden voorgevallen, en verder een oproeping tegen de Fransen. Men ontdekt er enige goede gedachten onder een vloed van uitgebraakte nonsens. Men vergelijkt Molitor met de veldheer van Sanherib, de Fransen met de volkeren van Kanaän en zegt dat Parijs in voordeel niet zou kunnen roemen tegen Sodom en Gomorrha. Men spreekt van de volgende prent: de prins van Plaisance bezig aan de nood der natuur te voldoen. Een ander beschouwt de kamerpot en zegt: ‘Il n' a rien fait.’ | |
[pagina 73]
| |
aant.Hedenavond meldt een brief der tuinvrouw van Rupelmonde, dat men aldaar nog grote last van deze heren gehad had, dat hun bezoek ten uiterste lastig was geweest, dat zij eindelijk gisterenavond verhaald hadden dat er een generaal en zwaar geschut te Utrecht aangekomen waren en zij nu op Amsterdam zouden aantrekken. Doch in plaats hiervan, zijn zij te twaalf uur 's nachts in grote haast naar Utrecht teruggetrokken, cum multa confusione et trepidatione. Groot was de vreugde der verlosten, die zich nog ijselijke tonelen voorgesteld hadden. Men spreekt van evacuatie van Utrecht, doch ik durf dit nog niet te geloven. Men zegt dat hier enige schepen met Russen zouden aangekomen zijn. Men heeft ons heden per extra courant een brief van de prins aan de heer Van Hogendorp meegedeeld, waarin hij zijn vreugde over het gebeurde betuigt en de genomen maatregelen goedkeurt. Wij hebben hier een soort van dankrede over de gelukkige gebeurtenissen der verleden week in de kerken gehouden, terwijl de leraars tevens de stijving der schatkist des lands, door onze vijanden de Fransen zo deerlijk beroofd, ten sterkste aangedrongen hebben. Stuart heeft over dit onderwerp heden een revolutionaire preek gedaan, die de toehoorders verrukt heeft. Voor mij, ik kan in de vleier van de keizer en de koning, tot wier eer hij dezelfde tempelwanden heeft doen weergalmen, de ware beminnaar van vrijheid en vaderland niet aanschouwen. Doch nu moet de tijd aanbreken, waarin wij de mensen alleen maar naar hun tegenwoordige daden en niet naar hun vorige gevoelens zullen beoordelen.
Maar ook voor ieder mens op aarde
Zijt gij eens O Godsdienst 't hoogste goed.
| |
[pagina 74]
| |
Met veel genoegen heb ik midden onder de onrusten, die eerder derzelver uitvoering schenen te verhinderen, gisteren bij ons het H. Avondmaal bijgewoond. Deze plechtigheid wordt bij ons op een eenvoudige en plechtige wijze bediend. Zij geeft een grote hoeveelheid van schone en heilige gedachten aan de hand, verlevendigt onze gedachtenis aan God en aan Jezus onze verlosser. De heilige stilte, die alsdan in de vergadering heerst, brengt ook een plechtige indruk in de gemoederen teweeg. De uitdeling van het brood en de wijn, zoals dat bij ons geschiedt, komt mij voor nog treffender te zijn, dan wanneer men aan een tafel gaat zitten, daar alsdan de stilte minder in acht genomen kan worden. Voorbereiding, ds. De Vos over een gezegde van Paulus, 2 Timotheus 2:15 over de zelfbeproeving. Een schat - en reeks van aanmerkingen en bespiegelingen, waarvan sommige zeer juist waren. Avondmaal, ds. Van Gelder. Een preek over de tegenwerping dat Jezus niet wezenlijk gestorven zou zijn. Een goed plan, maar een allerellendigste uitvoering, bevattende een natuurkundige en ontleedkundige verhandeling over de invloed van het lijden op het gestel van Jezus, met de allerakeligste bijzonderheden, welker verhaal en uitdenking noch de man van gevoel, noch de man van smaak kenschetst. De aanspraken waren in zijn trant vrij wel. Dankpreek. De uitdrukking van gepaste gevoelens van dankbaarheid, en een preek om tot dankbaarheid jegens God en tot uitvoering der genomen goede voornemens te stemmen. Moge nog vaak deze plechtigheid, én met een gelukkig gevolg voor de rust mijner ziel, én de volmaaktheid mijner zedelijkheid bekroond worden. | |
[pagina 75]
| |
deze stad afkomstig, sprak heden iemand die vrijdagavond hals over kop daaruit gevlucht was, en uit vrees voor de Fransen een zeer grote omweg had moeten maken. Zijn berichten, en die van anderen, komen hier op neer. De benden van Den Haag etcetera, zich van Woerden meester gemaakt hebbende, gedroegen zich veel te zorgeloos, aten en dronken, en lieten de bruggen neer en de wallen onbezet. Bij de overrompeling echter, hebben zij zich moedig gedragen en er is nog menig Fransman gesneuveld. De Fransen, die deze gruwelstukken uitgehaald hebben, behoorden meest tot het strafbataljon. Molitor heeft de stad drie uren aan de plundering overgegeven. Toen de vluchteling vrijdagavond de stad verliet, waren er naar zijn berekening reeds twintig mensen vermoord. De heer Costerius had een aanzienlijke losprijs voor zijn leven geboden, en nadat hij alles overgegeven had, zelfs tot zijn beurs toe, werd hem de kling door het lijf gejaagd. De verbeelding beeft bij zulke gruwelen terug. De jonge vrouw van de Woerdense schipper is de buik opengescheurd en de vrucht op straat geworpen. Een zeer oude vrouw is doorschoten. Een andere vrouw gedwongen om getuige van de dood van haar echtgenoot te zijn. Twee gereformeerde leraars zijn gedood, waarvan één terwijl hij voor anderen om genade smeekte. De roomse pastorie was tot de grond toe uitgeplunderd. In het kort, deze gebeurtenis zal een eeuwigdurende vlek op de natie, en de ellendige die dezelve beval, verspreiden. De heer Mirandole, advocaat uit Leiden, mede tot de uitgetrokken burgers behorende, is op een wonderdadige wijze door zijn huiswaard gered. Hij was gewond in het gevecht en werd verborgen in een stal, waar hij door een reet zijn spitsbroeders zag vermoorden, en werd eindelijk door de boer, bij een rekwisitie van paarden, als zijn knecht zijn de uit de stad geleid. Een ander, die hier ook in Amsterdam is, zag zijn huiswaard voor zijn ogen vermoorden, doch ontsnapte in deszelfs klederen. | |
[pagina 76]
| |
aant.Dank zij de goddelijke voorzienigheid, die ons voor zulke ijselijke gebeurtenissen heeft bewaard, die toch ook ons hadden kunnen treffen. Schimmelpenninck. Men zegt dat de graaf Schimmelpenninck met de keizer een lang onderhoud gehad heeft, waarbij deze in het begin in zulk een woede was, dat hij gezegd had: ‘Je leur enverrai vingtmille hommes pour percer leurs digues,’ doch dat, door hem onder het oog te brengen (1) dat men een volk wel kan verdrukken, doch nooit zijn oorspronkelijke karakter uitdoven, (2) dat de geest der twee volkeren te veel verschilde, (3) dat zijn beambten het hier wat al te grof gemaakt hadden, hem toch enigszins tot bedaren gebracht had. Utrecht. Het nieuws van de dag is de bevestiging dat Utrecht door de Fransen verlaten is. Zij hebben aldaar bij hun vertrek geen ongeregeldheden gepleegd, maar drie gijzelaars meegenomen. Naar men zegt om deze tegen de heer Truguet uit te wisselen. Aankomst van troepen. Er zijn hier enige honderden Kozakken aangekomen. Dit zijn gereguleerden, die veel beter gedisciplineerd moeten zijn en veel beter uitzicht hebben. Men verzekert dat de Engelsen geland zouden zijn en spreekt vooral van Scheveningen en Noordwijk. Amsterdam. Hier is alles rustig. Men schijnt hier vrijdag en zaterdag verre van gerust geweest te zijn. Er worden hier nog gedurig Fransen van alle kanten opgehaald. Velen van hen werden met wapens gevonden, en men zegt dat hun oogmerk was om de stad van binnen in verwarring te brengen, terwijl Molitor van buiten zou aanvallen. | |
[pagina 77]
| |
aant.de schitterende vooruitzichten, waarvan de vorige ons een flauw denkbeeld aangegeven heeft, meer en meer tot rijpheid doen komen en bij de aanvang van een nieuwe tijdstreng, de zon des heils in haar oude luister aan onze gezichtseinder pralen. | |
2 decemberSinds enige dagen zijn de oneindige optekeningen, welke geen einde schenen te hebben, enigszins opgehouden en de gebeurtenissen zijn ook van die tijd af van minder belang geworden. Wij zullen nu weer een volk, en de prins onze soeverein worden. Binnenlands. Alles begint zich nu te schikken. Het verlaten van Utrecht heeft zich bevestigd. De bezetting van Naarden heeft in een der afgelopen nachten een aanval op Weesp gedaan, heeft daar enige levensmiddelen geplunderd en de heer Dehad [?], een zeventigjarige grijsaard meegenomen. Gisteren is Muiden ingenomen. Voor het eerst hebben daar de Hollanders aan de zijde der Russen en Kozakken gestreden. Het garnizoen ten getale van vierhonderd man is gevangengenomen. Eén Garde National is gesneuveld, en vier van dezelve zijn gewond. Alles is hier dus voor onze vijanden verloren, en indien het gerucht van de inneming van Naarden zich bevestigt, is weldra deze gehele landstreek van Fransen gezuiverd. Aanrukken van troepen. Deze beginnen nu van alle kanten op te trekken. Reeds zijn de Britse benden aan onze kust geland. Het getal der Kozakken vermeerdert. Gisteren is hier een bende Russisch voetvolk binnen getrokken. De Kozakken zijn hier en daar ingekwartierd. Zij bevallen vrij wel, doch hetgeen men van hen hoort, is altijd: Fransozen kaput. Amsterdam Alles is hier in volkomen rust geweest. Men heeft alleen de edele drift van het volk enigszins moeten beteugelen, dat zijn | |
[pagina 78]
| |
eigen meester willende zijn, overal de Fransen vervolgde, hen met kracht van manschap gevangennam, en sommigen, onder anderen een vrouw die onder het vorige bestuur iemand verraden had, deerlijk afgerost heeft. Door een decreet heeft men eindelijk de Fransen, die in deze stad slechts bevend leefden, enigszins gerustgesteld. De patrouilles gaan voort met hier alle nachten te waken, doch derzelver belang bestaat nu grotendeels niet meer. Er is ook een patrouille van studenten die de gehele stad doorkruist. Alles begint van tijd tot tijd tot de oude stand van zaken terug te keren. De offerkisten, in alle kerken geplaatst, worden vrij druk bezocht. Sommigen storten een à twee zakken guldens in dezelve. | |
Intocht van de prinsEen geheel nieuw toneel opent zich nu weer, en met dezelfde pen waarmee ik voor twee jaren de intocht van de keizer beschreven heb, zal ik de gedenkwaardigheden van die des prinsen optekenen, doch ook met de vreugde die elk waar vaderlander bij het verdrijven der overheersers gevoelt. Gisteren is 's nachts om twee uur de proclamatie van de prins met veel plechtigheid bij fakkellicht voorgelezen; dit is 's middags door de heer Canneman herhaald. Men had gedacht dat de prins toen reeds onze stad zou bezoeken en had dientengevolge veel autoriteiten en de afgevaardigden der geestelijkheid op het paleis genood. Doch deze, om toch niet onverrichter zake naar huis te keren, hebben, op het balkon getreden, het voorlezen der proclamatie nog meer luister bijgezet. Gisteren was op het gerucht van de aankomst des prinsen een aanzienlijke gemeente op de Haarlemmer- en Nieuwendijk samengevloeid. Alles toonde volksvreugde aan. De oranjeliedjes werden wederom met nieuwe kracht langs straat en gracht gezongen. Het volk heeft te Kattenburg geroepen: ‘De prins moet koning van Holland zijn,’ en Kemper verklaart dat wij geen Willem de | |
[pagina 79]
| |
6e of 7e maar Willem de 1e zullen hebben. Er is een regiment van Gardes d'Honneur opgericht. Zijne hoogheid moet heden komen. Deze dag zal altoos in de geschiedenis van Nederland gedenkwaardig blijven. Ik heb na een negentienjarig afzijn, de naneef van Willem de Eerste en van Frederik Hendrik weer door het juichende Nederland als een verlosser zien ontvangen, en deze gebeurtenis is voor mijn gehele leven met treffende beelden in mijn boezem geplant. Geve de God onzer vaderen dat deze gebeurtenis voor ons zo lang gefolterd vaderland, de gewenste gevolgen moge hebben en dat eindelijk de welvaart alom weer moge nederdalen. Hij geve dat het huis van Oranje zich de gunst van het volk waardig moge maken, en dat ieder Nederlander zegen en voorspoed over dit vorstelijk huis moge toewensen en de naam van Oranje nog bij ons laatste nakroost in eer zal mogen zijn.
De route van de prins was bepaald. De Haarlemmerdijk, Herenmarkt, Herengracht tot aan het Koningsplein, de Kalverstraat en de Dam. Op deze gehele weg was alles in de grootste beweging. De inwoners hadden bevel tot versiering hunner huizen verkregen, en deze bevelen werden overal met de volvaardigste ijver uitgevoerd. Aan alle gevels praalde de Hollandse vlag, ginds die van Oranje en hier en daar vertoonde de Leeuw van Holland zijn eertijds zo gevreesde klauw. Overal werden de gevels met groene takken of met guirlandes naar de meer of mindere smaak hunner bewoners versierd. Alle kamers waren van mensen opgepropt, oranje strikken waarden alom en overal streelde de levendigste drukte. Eindelijk, na half drie uur verscheen de prins. Zijn optocht was verre van dat glansrijke te bezitten, hetwelk de intocht zijner voorgangers levendigheid moest bijzetten. De trein werd door ruiters van de Garde Soldée geopend. Hierop volgden de muzikanten der Nationale Garde en weldra deze Garde, die een zeer goede vertoning | |
[pagina 80]
| |
aant.maakte. De straten, bruggen, stoepen, vensters alles grimmelde van nieuwsgierigen. De prins zat op een open barouche door zes paarden bespannen. Met hem zaten de heren Kemper, Fannius Scholten en Fagel, allen gelijk hij blootshoofds. Hij was zeer eenvoudig in een groene jas gekleed. Het levendigste geroep van ‘Hoezee’ en ‘Oranje boven’ klonk en weergalmde van alle zijden naast zijn rijtuig. Nu volgden de Gardes d'Honneur, in haast opgericht, met blauwe rokken en gele broeken, een lange reeks van koetsen met de hoge personages en officieren, de studenten in het zwart, en tussen dit alles verschrikkelijke benden van volk dat overal in een ijselijk geschreeuw met hele benden meetrok. Ik kwam vervolgens op de Dam waar ook alles in beweging was en overal de ontzettendste drukte heerste. Nu zag ik de prins na zijn aankomst op het balkon verschijnen, zich voor het volk buigende. Het gejuich bij dit ogenblik was onbeschrijfelijk en ik schaam mij niet om na alles wat ik heden gezien en gehoord heb, deze drift van het volk Nationale Geestdrift te noemen. Ja, zij heerste overal en ik zal niet ontveinzen dat deze dag op mij een plechtige indruk gemaakt heeft. De volksmenigte was ontzettend. Sommigen reikten de prins hun handen toe en alles ademde vreugde. | |
Mengelwerk - 3 decemberDe bijltjes zijn in een plechtige optocht de Haarlemmerdijk over getrokken om de prins in te halen, en wilden zijn wagen ontspannen en die zelf voorttrekken, doch de prins, hen onder het oog gebracht hebbende dat de paarden daar veel beter toe geschikt waren dan zij, hebben zij zich tevreden gesteld met zijn rijtuig onder groot gejuich te volgen. Gisteren is de stad geïllumineerd geweest, en naar de korte tijd die men tot het gereed maken daarvan gehad had, was alles zeer wel. De verlichting was veel luisterrijker dan op het laatst bij de Fransen. Zelfs in de minste straten zag men huizen die zeer goed verlicht waren. De publieke gebouwen waren niet | |
[pagina 81]
| |
aant.verlicht, behalve het stadhuis, alwaar dezelfde stellage als tevoren, doch men had de N in een W veranderd!!! De prins heeft gisteren audiëntie gegeven. Hij spreekt het Hollands met een Engelse tongval uit. Hij is gisterenavond in de schouwburg geweest. Men gaf aldaar Het Turfschip van Breda, een Nederlandse rapsodie. De dymos was gisterenavond zeer opgewonden. In de Kalverstraat heerste de grootst mogelijke volte. Ook daar was alles met vlaggen en guirlandes versierd. Overal werden liedjes tegen de keizer aangeheven, waar echter meer laffe haat dan goede smaak in doorstraalde. Bilderdijk en Wiselius hebben een stel van volksliedjes uitgegeven, die zeer aardig moeten zijn.
Het begint van alle kanten genieprodukten te regenen, en door onze gelukkige verlossing zijn vele dichters van hun hersenvruchten verlost. Loots geeft De Beurs en zijn Batavieren uit. - Wiselius heeft een sierlijke berijmde vertaling van de voorzegging van Jesaja wegens Nebucadnezar gegeven. - Westerman heeft een dichtstuk in de schouwburg voorgelezen. Juffrouwen Van Streek en Stierling hebben ook deze heuglijke gebeurtenis in druk bezongen. Men verhaalde gisteren dat de bondgenoten meester van Arnhem waren. Er zijn hier ook Pruisen aangekomen. De onaangename bezoeking van een gezwollen wang heeft mij geheel buiten de loop van alle nieuwstijdingen en berichten gesteld, zodat ik zeer weinig gehoord of gezien heb.
De omwenteling is volbracht. Het Franse juk is dan eindelijk van onze schouders afgeworpen en wij juichen in het zo dierbaar bezit van een staat waarin ieder denken en spreken mag wat hij wil. Het middel ter redding uitgekozen, is het enige dat Holland op dit ogenblik uit de poel des jammers kon opheffen: | |
[pagina 82]
| |
Willem Frederik moest soeverein van Holland worden. Zonder dit, zouden wij aan een eeuwige worstelstrijd opnieuw blootgesteld worden, welke wij twee eeuwen uitgehouden hebben. Terwijl onze macht verschrikkelijk voor Europa, en onze geldzaken in de bloeiendste staat waren, doch welke nu de gevreesde doodsteek voor alle overblijfselen van onze kwijnende welvaart zijn zouden. Nu hoop, verwachting en werken. Niemand die dit alles uit het ware standpunt beschouwt, of hij moet hierin de vinger der goddelijke voorzienigheid aanschouwen, der voorzienigheid die uit zoveel gebeurtenissen ons vaderland op wonderdadige wijze gered heeft. Alles keert nu langzaam tot de oude orde van zaken terug. Ieder durft zich nu aan de vreugde over te geven, die hij gedurende de dreigende gevaren in zijn boezem heeft moeten smoren. Elk braaf burger, elk waar vaderlander gevoelt nu dat Oranje de leus moet zijn, om welk middelpunt wij ons moeten verenigen. Nu moge ieder zijn pogingen inspannen om de zuivere gloed der vaderlandsliefde wederom in ieders borst te doen gloeien, om de verderfelijke geest der tweedracht, die zo lang de gesel van ons dierbare vaderland geweest is, geheel uit te roeien, om eindelijk het verderfelijke egoïsme aan schande en verguizing ten prooi te geven, het nut van het algemeen boven elks bijzonder nut te stellen, en de standaard van onafhankelijkheid en welvaart op de puinen van ons bijna vernield vaderland op te richten.
De prins. Zijne hoogheid, zoals ik verhaald heb, die zelfde avond in de schouwburg gekomen zijnde, is de geestverrukking aldaar tot de hoogste top geklommen geweest, vooral door het voorlezen van de wapenkreet en van een lierzang aan de prins gericht, beide door Westerman vervaardigd en opgezegd. Westerman is bij de prins ontboden, deze heeft hem vriendelijk bedankt en hem naderhand door zijn secretaris een doos laten overhandigen met dertig dukaten. | |
[pagina 83]
| |
Staatkunde. Hierin schijnt alles zich nu ten gunstigste te schikken. De Engelsen zijn over de Pyreneeën getrokken. Gorkum en Den Briel zijn verlaten. Blinde razernij alleen kan de dwingeland hulp aanbrengen. De plaatsen die zich nog verdedigen, zijn de forten van Den Helder en Naarden in Holland, Delfzijl in Groningen, Deventer aan de IJssel. Men beklaagt deze laatste plaats zeer. De commandant is naar men zegt iemand, die door het breken van zijn woord van eer in geval van overwinning der Russen des doods schuldig is, en zich dus tot het uiterste wil verdedigen. Arnhem is stormenderhand ingenomen, doch de ongeregeldheden schijnen aldaar zo aanmerkelijk niet te zijn als men zulks verhaald had, en de ongelukken zich bij de dood van drie burgers te bepalen. Het garnizoen van Naarden heeft zich bij enige uitvallen naar Huizen als anderszins door gewelddadigheden en plunderingen zeer ongunstig gekenmerkt. Te Rupelmonde hebben enige Pruisische huzaren, daar onder de naam van Pruisische Kozakken bekend, zich vrij onvriendelijk gedragen, hebben de kelder opengebroken, alle ingelegde provisie meegenomen, de wijnkelder uitgezopen, alles als brandbaar aangezien en zelfs in de schansen grote vuren aangelegd. Amsterdam. Alles is in rust. De wijkpatrouilles die nu in 't eind bijna alleen op dieven pasten, zijn afgedankt geworden en de oude nachtwachts hersteld. Men stelt alles in het werk om de zondag de uitwendige heiligheid weer bij te zetten, door het verbieden van uitventen en verkopen, en van het bespelen der schouwburgen etcetera op die dag. De vernietigde Franse schouwburg, die in een groot debet staat, schijnt zich niet weer te kunnen, noch te zullen herstellen. De Kozakken gedragen zich vrij wél, doch de officieren vrij lastig, aangezien verschillende noodwendigheden, waaronder ook dames, als een dagelijks levensmiddel benodigd zijn. De toonkunst zelf deelt in de gelukkige omwending van zaken, en in het laatste concert van Felix heeft men God save the King, Wilhelmus van Nassauwen | |
[pagina 84]
| |
aant.en een Russische aria gespeeld. Handel. Deze tak van ons bestaan, sinds zo lang in het stof verplet, heeft nu eindelijk in het onzekere vooruitzicht, de hoop kunnen scheppen van de vlag weer in top te kunnen hijsen. De gemeenschap door briefwisseling met de Britse eilanden is weer hersteld. Men heeft van daar vele brieven ontvangen, die ons ‘with our glorious revolution’ geluk wensen. Op de berichten van het vasteland zijn aldaar de koloniale waren zeer sterk gerezen. De koffie is hier 22 stuiver, goede suiker 20 stuiver. De tabakhandel is hier nu opnieuw met veel levendigheid begonnen, tot vreugde van velen die, door het alleronrechtvaardigste decreet, geheel van alle middelen van bestaan waren beroofd geweest. Gelukkig dat nu juist de winter invalt, dit belet dat wij door Engelse goederen overvoerd worden, terwijl iedereen nu ruim tijd tot denken heeft over hetgeen hij in het volgend voorjaar wil ondernemen. Bij ons aan de markt heerst een ontzettende stilstand van handel en grote lusteloosheid. Er valt bijna geen last te verkopen. Tarwe is bijna niet te noteren, rogge laatst 120 à 174, doch nu zouden deze prijzen bij verre na niet te bedingen zijn. Uit olie is bij het bankroet van Rule de gehele speculatiegeest verdwenen. Hij blijft nog f 50. Dus is het met alle artikelen. Bij een omwenteling in Brabant vreest men voor aanvoer van daar herwaarts. De prijzen van granen in Engeland zijn zeer slap. Van Schiedam is geen aftrek en men wacht met nieuwsgierigheid de volgende gebeurtenissen die het bestaan van ons vaderland en van onze nationale handel zullen bepalen. | |
Klijn, Lierzangen van HelmersKlijn moest in Felix een spreekbeurt vervullen. Na een korte doch sierlijke uitweiding over het heuglijke der omstandigheid, en na de heilrijke volzin van: ‘Holland is vrij,’ voor het eerst | |
[pagina 85]
| |
aant.door de gewelven der gehoorzaal te hebben doen weergalmen, verklaarde hij dat hij voor het tegenwoordig ogenblik geen voorlezing geschikter had gevonden dan die van twee onuitgegeven lierzangen van zijn vriend Helmers. 1. Bardenzang. Een beurtzang van Barden gedurende de veldslag met de Romeinen. Treffende beelden, hier en daar enige herhalingen, enige Helmeriaanse bombarie, vooral in de beschrijving aan de Scandinavische fabelkunde ontleend, over de zalen van Walhalla etcetera. Verder meestal overheerlijke poëzie, vooral in een zang van vrouwen, die de uitmuntendste denkbeelden en uitdrukkingen met de treffendste en allermoeilijkste maat verenigde. Een voorspelling van Veleda beëindigde het stuk. Het koor der Barden begon aldus:
Heft Barden heft den stijdzang aan,
Zij klink de legers door.
Lier en Bato's kroost als rotsen staan
En dring' als vloek 't Romeinsch geboefte in 't oor.
2. Op het Ontzet van Leijden. Wijl deze lierzang in geen dramatische vorm gelijk de vorige gegoten was, kon hij met meer vuur opgezegd worden. Deze lierzang was voortreffelijk. Een tafereel van de staat van het beleg, een trapsgewijze opklimming der rampen, een schildering van hun toppunt en eindelijk de juichtoon van het ontzet; voorts een treffende slotzang. De gedachte, behelzende om jaarlijks met zijn kroost een bedevaart naar die gewijde plek te doen, en dit alles zonder de ondichterlijke zwelling, die men helaas zo vaak in de schriften van Helmers aantreft, maakt deze voor mij één der schoonste lierzangen die ik ooit van hem gehoord en gelezen heb. | |
Annales du lundiSedert 16 november heb ik iedere taal, behalve die van ons vaderland, onwaardig geacht om de gebeurtenissen te verhalen | |
[pagina 86]
| |
aant.van een zo begeerde revolutie die ons de vrijheid, het geluk en het nationale bestaan verschaft. Maar het is verre van mij om het afgrijzen dat ik koester voor de tiran en het wrede volk dat, gemachtigd door zijn barbaarse eigenzinnigheid, over ons schande en slavernij heeft uitgestort, uit te strekken tot een taal die, hoewel beroemd gemaakt door diverse anderen, mij dank zij de pen van mensen als Racine en Fénelon een beschaving heeft leren kennen die onze hulde verdient. Alle talen zijn heilig en nuttig, zij zijn de sleutels tot de kennis der mensen.
Jongstleden maandag waren wij op de thee bij de geneesheer. Wij werden ontvangen in een bijzonder goed gemeubileerd en zeer groot vertrek. Mooie gordijnen; naast elkaar de portretten van Boerhave en Dylius. In dit vertrek zagen wij zijn zeer fraai versierde knekelkabinet waarin alles op keurige wijze ingericht was. Wij liepen het gehele huis door, bezochten de vertrekken van de secrétaire général op wiens tafel wij een memento mori zagen. Wij vonden dat de geneesheer het beste deel van het huis had, waarin hij ons die avond zeer goed onthaald heeft. Nadat hij ons het slot van zijn dagboek had voorgelezen, plaatste hij ons aan een tafel zonder gerechten en vertrok. Hij had ons gezegd, dat wij op een Hollandse wijze zouden worden onthaald. Men gaf ons zeer diepe, grove Delftse borden. De geneesheer keerde terug in een antiek Hollands kostuum met bef en korte jas. De eerste gang bestond uit een enorme kuip met room waarin een eindeloze hoeveelheid kleine stukjes geroosterd brood rondzwom. Er was onder andere een grote pot met suiker en een houten pot die de vorm van een bierglas had en die dienst moest doen als stroopkan met een lepel die er niet in kon wegzakken. Wij dronken wijn uit zeer hoge, smalle glazen en men schonk het bier uit kruiken die een antieke vorm hadden. De tweede gang bestond uit twee kommen salade met eieren | |
[pagina 87]
| |
aant.en ossehaasragoût, hetgeen nu niet bepaald zeer antiek was. Vervolgens werden enorme oesters gebracht en ten slotte diende men een dessert op zoals men dat in .......... heeft. De schaal in het midden, waarop wij veel hoop gevestigd hadden, bevatte slechts scharretjes. Men dronk wijn uit het vat; het bleek dat zij die niet genoeg gegeten hadden, meer dronken dan zij die te veel gegeten hadden. | |
LiteratuurSinds zeer lang heeft dit gedeelte volstrekt geen bijzondere melding verdiend, gedeeltelijk door de omstandigheden des vaderlands, als ook door mijn aanneming etcetera, die mijn aandacht meer op bijzondere punten des vechtens en over godsdienstige onderwerpen in werken lieten lezen, die ik echter niet uitlas en waarvan ik dus alhier geen bijzondere melding kan maken. Ik las onder andere met zeer veel genoegen het eerste deel der verhandeling van Jeruzalem. Zuivere grondbeginselen, treffende redekavelingen, heldere denkbeelden, kracht aan stijl, alles is hier verenigd. De verhandeling over de voorzienigheid vooral heeft mij uitmuntend bevallen. | |
Wieland, Agathon - 4e deelAgathon trekt zich terug in Tarente bij Archytas, de chef van deze republiek, die wordt voorgesteld als een voorbeeld voor grijsaards en mensen. Hij vindt er Psyche, zijn zuster terug en spoedig daarna ontmoet hij Danaë, met wie hij zich verzoent. Zij vertelt hem haar geschiedenis en laat hem zien hoe zij alle daden van haar leven verricht heeft, zonder daarbij haar adeldom te verliezen. Danaë is zich bewust van de deugd. Teruggekeerd in de boezem van de familie van Archytas wil zij dat haar minnaar haar als zijn zuster beschouwt, en Agathon slaagt er in om na een lange reis zijn heldhaftigheid te evenaren. Als werk van moraal is dit boek nuttig, aangezien men er vele interessante wetenswaardigheden betreffende de menselijke | |
[pagina 88]
| |
aant.geest uit kan putten. Men ziet er in dat de zonde en de deugd dikwijls slechts door een onzichtbare punt zijn gescheiden, dat het slechts de beweegredenen zijn, die de deugdzame daden veroorzaken en dat vaak datgene wat ons als zonde vóórkomt, het gevolg kan zijn van een deugdzame beweegreden. Als literair werk heeft het vele verdiensten met betrekking tot de schoonheid der dictie, de waarheidsliefde der beschrijvingen en het koloriet van de stijl. Als roman is hij lang en weinig interessant en zij die hem met dit oogmerk willen lezen, kunnen zich beter wenden tot de romans van Ann Radcliffe waarin zij meer gebeurtenissen zullen vinden. Hij brengt vele interessante details betreffende de zeden in de oudheid. | |
Roscoe, Het leven van Lorenzo de Medici, 2 delenEen zeer interessant tijdperk van de geschiedenis, een karakter het penseel van de historicus waardig, veel waarheidsliefde, zeer interessante stukjes literatuur, een zeer actieve onderzoekende geest, veel onpartijdigheid en nauwgezetheid, een goede stijl voorzover een vertaling een oordeel daarover mogelijk maakt, zie daar de kwaliteiten van de auteur en van zijn verhaal. | |
Berkhey, Nagelaten gedichten, 1 deelHet is helaas maar al te waar, dat de laatste geschriften van dichters, juist altijd de beste niet zijn. Dit blijkt dunkt mij ook weer opnieuw uit deze kleine bundel. Gedichten die, dunkt mij, niet belangrijk genoeg waren om er een nieuw boek van te maken, daar men tegenwoordig toch reeds zoveel dichtwerken heeft, daar toch Loosjes in zijn Geest van Berkhey's schriften de aanspraken van die schrijver op de onsterfelijkheid verzameld heeft. - Ook stukjes hierin zijn voor een tachtigjarige grijsaard nog kras, en zeer geschikt voor de personen en gelegenheden voor welke zij vervaardigd waren. Maar zijn zij daarom een | |
[pagina 89]
| |
offer, hetwelk de mensen met graagte moeten ontvangen? Vooral wijl deze schrijver een tal van boekdelen reeds in de wereld gestoten heeft!!! | |
8 december 1813 - StaatkundeHet is niet te ontkennen dat wij God voor de zo menigvuldige gunstbewijzen die hij ons, door het terugschenken onzer vrijheid bewezen heeft, de hartelijkste dank verschuldigd zijn. Doch dit kan echter niet verhoeden dat nu en dan nog eens over de oppervlakte van dit gewest zich zuchten ten hemel heffen, en dat er zich niet nog wel eens ogenblikken bevinden waarin de hemel door opeengepakte wolken bezwaard wordt. Hetgeen echter het meest onrust veroorzaakt, is het gedrag der vreemde troepen, die hier en daar op het platteland zeer slecht huishouden, gelijk uit sommige van de onderstaande staaltjes nog duidelijker zal blijken. Delfzijl. Van daar niets naders. G. Walré is ongelukkig op één der kanonneerboten die voor de stad liggen, en scheen zich volgens zijn brief op het ergste te bereiden. Almelo. Men heeft aldaar grote last van inkwartiering gehad, zodat de huizen der gegoede burgers geheel met dergelijke gasten opgepropt waren, doch verder heeft alles zich geschikt. Men had in kerken en pakhuizen, magazijnen van stro, haver, jenever en bier aangelegd. De gegoede burgers hadden een soort van bureau van inkwartiering opgericht, en sommigen hunner waren steeds aan het patrouilleren. Verder waren er steeds wagens voor transport gereed. Drie burgers spraken Russisch. Deventer. Deze stad is zeer ongelukkig. Het was op de vaste verzekering van de commandant dat hij zich bij het vertonen van enige aanzienlijke macht over zou geven, dat de gegoede burgers met hun huisgezinnen aldaar gebleven zijn. Nu werd de stad van alle kanten aangevallen. De schone Worp is omver gehakt. Men spreekt zelfs van een samenzwering van de bur- | |
[pagina 90]
| |
gers om de commandant van kant te helpen, hetgeen ontdekt zou geworden zijn. Zutphen is eindelijk overgegaan. De houwitsers schijnen er toch nog schade aangericht, en schrik veroorzaakt te hebben. Bij een dame van drieëntachtig jaar is een kogel door de kamer gevlogen. Arnhem. Bij de aanval op de stad schijnt van weerszijden veel volk gesneuveld te zijn. De inwoners zijn gedurende het beleg meest in de verwulfde kelders gevlucht, die men aldaar overal heeft. Een fatsoenlijk heer is aldaar, bij het weigeren om een horloge over te geven, door de overwinnaars doodgeschoten. De Pruisische benden schijnen zich in de omtrek van Arnhem vrij losbandig gedragen te hebben, en sterke afpersingen van geld en levensmiddelen gedaan te hebben. Gorkum. Het verhalen der tijding van de overgave van die plaats is niets anders geweest dan een voorbarigheid waaraan geen gouvernement geloof moest hechten. Nu meldt men ons weer, dat men in begrip is om deze stad sterk te verdedigen. Nieuwersluis. De Pruisische zwarte huzaren, die men ook Kozakken noemt, hebben dit oord verlaten. Reeds vroeger heb ik vermeld hoe zij zich alhier op een gewelddadige wijze van eetwaren en verschillende andere zaken meester gemaakt hebben. Zij hebben de wijn van de kastelein uitgedronken, de schoenmaker tot het lappen hunner schoenen gedwongen, alles wat zij grijpen en vangen konden meegenomen, zodat er aldaar verleden maandag een volkomen gebrek aan bijna alles was, en men de eerste noodwendigheden dezer aarde heeft moeten zenden. Hetzelfde heeft ook te Muiden plaatsgehad. Enige afgelegen huizen werden door stropende Kozakken wel eens geplunderd. Te Muiderberg hebben de troepen het ook slecht gemaakt. Men kan van de andere kant zeggen dat dikwijls, indien men bij de bevelhebbers klaagt, deze door hun onderhorigen af te laten rossen, meestal kort recht verschaffen. Doch dikwijls zijn deze ver te zoeken. | |
[pagina 91]
| |
aant.Amsterdam. Wij hebben alhier maandag de 6e de heuglijke geboortedag van de gezegende erfprins gevierd. Men is begonnen met het geschut te lossen, doch daar men vergeten had dezelve van kogels te ontledigen, zo zijn er sommige van deze lieflijk door de woning van een arme molenaar gesnord. Men heeft naderhand klokken geluid. De plechtigheid is besloten geworden door een verlichting der stadsgebouwen, die niet luisterrijk geweest is, waarbij enige particulieren, sommigen uit vrees, anderen uit liefde, hun sobere lamplichten gevoegd hebben. | |
SporenMen verzekert dat enige dagen vóór de 15e het bericht van een opschudding te Amsterdam in een Bremer courant zou gestaan hebben. Een heer Van Hemert, die in het begin der verlopen maand zich te Parijs bevond, verhaalt aldaar de 6e bericht van de minister gekregen te hebben, dat deze per koerier de tijding ontvangen had, dat zijn huis, hetwelk hij alhier aan de Droits Réunis verkocht had, in brand stond. Zouden dergelijke berichten ook aanleiding kunnen geven om het gevoelen bij te vallen van hen, die de gehele gebeurtenissen van de 15e als een machinatiemaatregel van de politie aanzien, om ons eerst op te ruien en in opstand te brengen, om ons dan daarna, met enige schijn van recht te kunnen uitplunderen? De heer Dankerts had geweigerd om in het Tribunal de Commerce als rechter zitting te nemen, was ten gevolge daarvan naar Parijs gevoerd en mocht zich van daar niet verwijderen. Gelukkig door een congé van twee maanden hier zijnde, is hij nu vrij. Kemper. Hoe men ook over de uitvoering denken moge, men moet de moed van Kemper bewonderen. Zijn vrouw heeft ook zeer veel moed getoond, gezegd dat haar man haar zijn plan | |
[pagina 92]
| |
meegedeeld had en dat zij het uiterste zou afwachten met haar kinderen, en geen toebereidsels hoegenaamd ter vlucht maken. Het plan schijnt echter reeds sinds lange tijd ontworpen te zijn, en men verhaalt dat, toen Falck in 't voorleden jaar naar Rusland geweest is, hij reeds met Bernadotte wegens deze zaak overeengekomen is. Falck wordt zeer geprezen. Iemand die hem kent, verzekerde dat hij alle deugden van een hoveling bezit, zonder deszelfs ondeugden. Kemper verzekert echter dat het koesteren dezer gedachten hem menige slapeloze nacht gekost heeft. Men verhaalt dat Kemper zich zeer grootmoedig getoond heeft jegens de Franse professor Mielle, die te Leiden voorlezingen over de Franse letterkunde hield die niets betekenden. Eens, bij Van der Palm gekomen zijnde en vernemende dat deze aan het studeren was, riep hij met verwondering uit: ‘Ik studeer nooit!’ Eens bij Kemper gekomen zijnde, zei hij tot deze: ‘Mijnheer Kemper, men zegt dat u aan de jonge lieden raadgevingen verstrekt, die strijdig zijn met de onderworpenheid die zij jegens de keizer dienen te betrachten, dat u een partij tegen de keizer vormt, maar ik geloof er niets van.’ Kemper antwoordde hierop: ‘Mijnheer Mielle, men zegt dat u een spion bent, maar ik geloof er niets van.’ Een blijk van de liefde die de studenten Kemper toedragen, vindt men in het refrein van het liedje hetwelk zij nu, bij gelegenheid van het weer aanvangen van het geliefde ontgroenen, gezongen hebben: ‘Ja, eer wordt Kemper fransgezind en voor geen een student te min, eer wij 't ontgroenen laten.’ Kemper heeft aan Bosscha verhaald, dat de prins hem op de dag zijner intrede gezegd had dat hem alles volmaakt een droom was, en dat er, om zo te spreken geen ogenblik geweest was dat hij minder gedacht had om zo spoedig weer, door het Hollandse volk ingeroepen, terug te keren, als toen hem de heren Fagel en Perponcher deze gelukkige gebeurtenissen kwamen berichten. Dit alles bewijst het gelukkige gevolg én het | |
[pagina 93]
| |
gewaagde begin der onderneming. Men verhaalt dat Kemper gezegd heeft, zodra alles in orde gebracht is, in de kring zijner bezigheden te zullen terugkeren. Dit zou groot zijn. Men zegt dat hij onder andere benoemd is tot het vervaardigen dier constitutie die onze rechten moet verzekeren. Karaktertrek der Engelsen. W. Lange, Hollander te Londen gevestigd, heeft op de dag volgende op de tijding van de omwenteling alhier, de gelukwensen der dames uit zijn kerspel ontvangen, en men heeft ter ere der Hollanders die aldaar wonen, de klokken geluid. Geschil. Er heeft hier verleden week tussen de officieren der Russen en Pruisen en Fannius Scholten, ambtgenoot van Kemper, een hevig geschil wegens hun zitplaatsen in de schouwburg plaatsgehad, zodat men zelfs aan het uitdagen geraakt is. Alles schijnt echter in minnelijke schikking afgelopen te zijn. De briefwisseling met Parijs is gestremd, hetgeen voor velen zeer onaangenaam is. | |
Maandag 13 december 1813Staatkunde. Laat ons nu nog een korte blik op het staatkundige werpen, dan zien wij overal de macht van Frankrijk vergruisd en dit verschrikkelijke rijk van alle kanten aangevallen, het grootste gedeelte van Europa in de wapens. Men zegt dat de Russen in Dantzig, de Zweden in Hamburg en de Oostenrijkers over de Rijn zijn. Overijssel. Alles schijnt zich aldaar te schikken. De prins van Oranje is aldaar ook erkend. Men meldt van Almelo dat aldaar thans weinig doortocht van troepen is, en van Enschede dat deze plaats weinig van doortochten geleden heeft. Arnhem. Berichten uit deze stad melden dat het er buiten de muren ellendig uitziet, doch dat de bommen en houwitsers zeer weinig schade binnen in de stad gedaan hebben. De heer Van Pallandt heeft op Klarenbeek duizend Pruisen in kwartier ge- | |
[pagina 94]
| |
aant.vonden, die aldaar alle kamers bezet, en alle mogelijke levensmiddelen verteerd hebben. Deventer. Berichten van een inwoner van deze stad, verleden week hier aangekomen, hebben de gemoederen hier enigszins gestild nopens deze stad. Hij bevestigde dat de commandant beloofd had om zich bij de verschijning van geregelde troepen over te geven, zei dat er in Deventer geen negotie was, dat de inwoners in vrede in de koffiehuizen zaten, dat er levensmiddelen genoeg waren en men nog niets van bombardementen gemerkt had. Het bericht der samenzwering scheen toch niet geheel ongegrond te zijn. Holland. Volgens de berichten in de couranten gemeld, zou alles er alhier ten gunstigste uitzien en zouden Schouwen en Duiveland, Workum, Geertruidenberg, Willemstad en Breda in handen der geallieerden zijn. Hellevoet is ook reeds verlaten. In Den Briel heeft men met kanonnen in de straten tegen elkander gevochten. Men heeft hier deserteurs uit Gorkum die verhalen dat zich aldaar slechts Brabantse Nationale Gardes en onbedreven conscrits bevinden. Alles schijnt vol goede moed te zijn. Het verlaten van Nijmegen schijnt echter weer een voorbarig bericht geweest te zijn. Gardes d'Honneur. Er zijn op verschillende manieren Gardes d'Honneur tot hun haardsteden teruggekeerd. Donker Curtius is uit Frankrijk gedeserteerd, en als lijfknecht verkleed alhier aangekomen. Amsterdam. Alles is hier weer in rust. Het schijnt echter dat de toetreding van onze regering op de 24e tot het algemeen stelsel bewerkt is door de heren Valckenaar en Falck, en dat vooral de Kozakken daar veel aan bijgedragen hebben. Er schijnt op de bewuste zaterdag, waarvan wij toen melding gemaakt hebben, een grote verwarring plaatsgehad te hebben. Men zegt dat in geval van aanval op deze stad, Krayenhoff order zou gegeven hebben aan iedereen om de stenen voor zijn deur op te nemen, dezelve op zijn voorkamer te transporteren | |
[pagina 95]
| |
aant.en daarmee de aanvallende Fransen lieflijk met een steenregen te begroeten. Men zegt dat bij een aanval op Berlijn, men zich daarvan met het beste gevolg bediend heeft. Wapening. Dat is een zaak waarvoor men reeds sinds het begin der omwenteling beducht is geweest. Men heeft uit de couranten de opofferingen van onze steden gezien, waarbij die van onze goede stad niet te vergelijken zijn. Vandaar ook dat zich gedurende de gehele vorige week praatjes wegens de Landwehr en Landsturm opgedaan hebben, en men vreesde zeer dat de een of andere geweldige maatregel het gevolg van de besluiteloosheid en lauwheid der Hollanders zijn zou. Vrijdag verspreidde zich het bericht dat, om de uitvallen der Naardense bezetting te verhoeden, de Nationale Gardes uit zouden trekken om deze vesting te blokkeren. Dit besluit veroorzaakte zeer veel ontevredenheid onder de Nationale Gardes en hun officieren, die zich nu blo opstelden, na met zoveel moeite alléén aan alle hindernissen der verdediging - boven al hun medeburgers - bloot gesteld te zijn, door een willekeurige beslissing van de prefect hiertoe uitverkoren. Inderdaad zijn jongstleden zaterdag de 4e en een gedeelte der 5e cohorte, die alleen uit vrijwilligers bestaat, opgetrokken. D.R. is niettegenstaande alle tegenstribbelingen en uitvluchten gisteren genoodzaakt geweest zich naar Muiden te begeven. Nu is men in het laatst der verleden week begonnen om sommen op te zamelen tot equipering van soldaten. Honderdelf Amsterdammers hebben de equipering van honderdvijftig soldaten à f 130 aangeboden. In Doctrina et Amicitia is ook een intekenlijst geopend. Nu is men weer op een andere wijze begonnen, en alle burgers boven de achttien jaar zijn opgeroepen om zich tot vrijwillige verdediging hunner stad aan te geven. Dit veroorzaakt nu de grootste verschillendheid van gevoelens. Sommigen zeggen dat deze aangeving volstrekt nodig, anderen dat dezelve volstrekt overtollig is. Sommigen zeggen dat geld, anderen dat manschap benodigd is. Sommigen verzekeren dat de Land- | |
[pagina 96]
| |
wehr ingevoerd zal worden, anderen ontkennen dit. Kerk. Gisteren heeft ds. Koopmans een preek gehouden die zijn toehoorders verveeld en niet gesticht heeft. Hij ging over de plichten jegens huisgenoten, en was een optelling van triviale aanmerkingen, lage details, niet voegende anekdotes en eindelijk gevoelens die niet in de mond van een menistenprediker voegden, namelijk dat ieder die zijn stad niet verdedigde, erger dan een ongelovige was. Handel. Het kantoor van Bosch & de Clercq is weer verschenen onder de naam van De Ontvang-en Betaalkas, die met alle mogelijke securiteiten voorzien is, doch ook in een tijd van drukte voor een koopman bijna ongebruikelijk is. De vorige firma heeft reeds zestig procent betaald. De firma van Bijdenfeld en Gregory, Pruisische consuls en één der eerste kantoren van Amsterdam uitmakende, is gefailleerd. Aan de Markt blijft alles in de oude toestand. Er heerst in alle artikelen een volmaakte lusteloosheid, ofschoon men zeggen zou dat in de tegenwoordige omstandigheden, bij de veelvuldige regels en het debiet in alle artikelen, de prijzen der granen zouden moeten rijzen, doch men bemerkt daarvan volstrekt niets.
Bilderdijk is door de tegenwoordige omwenteling geheel verrukt. Voor het eerst een oranje kokarde op hebbende, ziet hij zich in de spiegel, keert zich ogenblikkelijk naar zijn vrouw en kinderen, en boezemt zijn gevoel in een fraai vers uit. Kemper keert als burger in zijn oude kring terug en moet hierdoor in ieders ogen groot schijnen én zijn. Al zijn daden bewijzen ook dat hij beter vaderlander dan hoveling is. | |
Revolutionaire literatuurWesterman. Zijn drie gedichten bevatten veel schoons. Het eerste op de omwenteling zou mij echter nog het beste bevallen. | |
[pagina 97]
| |
aant.Zijn wapenkreet is het krachtigste, doch hier en daar wat al te ver getrokken, bijvoorbeeld:
En hebt gij ijzer hout noch steen,
Zo dood hen bij hun naar geween
Met toegeslagen vuisten.
Wiselius heeft een schoon berijmde vertaling gegeven over de voorspelling van Jesaja van de val van Nebucadnezar in zeer prachtige verzen. Voorts heeft hij met Bilderdijk een verzameling van volksliedjes uitgegeven die aardige stukjes bevat, waaronder een nieuw Wilhelmus van Nassauwen en de zo bekende terugtocht van Xerxes. Een juichzang van juffrouw Van Stoute, die wat dichterlijke waarde aangaat zeer weinig betekent. Een liedje tot eensgezindheid vermanende, dat men zegt van Kockhoven te zijn, en dat niet onaardig is. Enige coupletten aansporende om niet te illumineren, maar het geld liever in 's lands kas te storten. Een strijdzang die aan ds. Haak toegeschreven wordt en niet veel bijzonders bevat. Brief van A aan Z. Een waarschuwing jegens de fransgezinde Hollanders die zich nog in het bestuur bevinden, met geheimzinnige toespelingen op verschillende personen.
De prozaïsche wapenkreet, in de proclamatie van de prins vervat, en een aansporing tot verdediging der stad, zijn beide van de preekstoelen afgelezen. Wyss, De Zwitserse Robinson. Een Zwitserse predikant lijdt met vrouw en kinderen op een eiland schipbreuk en vestigt zich aldaar. Dit werk is zeer belangrijk, zeer onderhoudend en in die bevallige en luchtige stijl geschreven, welke anders Lampe alleen onder zo vele navolgers kenmerkt. | |
[pagina 98]
| |
aant.Het is hier nog open water, hoewel de vorst die ons gedurig dreigt, de overhand schijnt te zullen nemen. | |
Dinsdag 14 december 1813De maandag was gisterenavond luisterrijk door het bijzijn van P. de Clercq & huisvrouw en Kemper & huisvrouw. De gesprekken des laatsten waren zeer belangrijk. Ik zal als een bijvoegsel van al hetgeen ik van deze omwenteling beschreven heb, hier enige anekdotes laten volgen, uit zijn eigen gesprek opgezameld. | |
Omwenteling van HollandReeds voor enige tijd had er zich hier een partij tot herstel des prinsen gevormd, die in stilte voortwerkte. Men had daarvan aan de prins van Oranje kennis gegeven en deze had gezegd dat in negentien jaren de omstandigheden van het land te veel veranderd waren, dan dat hij over de geschiktste middelen kon oordelen, dat hij aldus aan die heren een volmacht gaf, zullende hij in alle geval hun genomen maatregelen goedkeuren. Men wilde zich met de zaak van Malet in Parijs enigszins verbinden, doch de spoedige uitdoving van deze zogenaamde samenzwering deed alle hoop van die kant verdwijnen. De samenzwering van Maas was een geëscaleerd plan, waarvan Kemper nog het doel niet kon begrijpen. Kemper was tot deze samenzwering toegetreden op voorwaarde dat men op geen partijschappen, op geen omwentelingen van 1748, 1787, 1795 zou zien, doch alleen op de constitutie in de zestiende eeuw onder Willem de 1e acht zou geven, en dat alles slechts de triomf aan de partij der onafhankelijkheid op die der overheersing zou zijn. Verder, dat hij onverbiddelijk in zijn vorige stand terug zou keren. Men trachtte dan, hetzij door kleine gelduitdelingen, als anderszins het volk op te ruien en voor te bereiden, toen de opstanden in het voorjaar, die ook hiervan een gevolg waren, slechts een te vroege uitbarsting kenschetsten, zodat men zeer veel moeite had - daar er toen nog aan geen wezenlijke redding | |
[pagina 99]
| |
te denken was - om het volk in te tomen en de ontdekking van het wezenlijke doel te verhinderen. Het lot van Kemper werd nu ook gevaarlijker, vooral toen hem onder voorwendsel dat dit om andere oogmerken ging, geen pas naar Hamburg werd toegestaan. Hij bemerkte in zijn discussie met Stassart, dat deze iets, doch niet genoeg wist. Zijn Brabantse reisje werd nu een voorwendsel om andere oogmerken te dekken. Men had reeds voor enige tijd, zo door brieven als door vertrouwde personen, de gezindheid der bondgenoten laten toetsen en deze hadden steeds op een dubbelzinnige wijze geantwoord dat zij het recht van ieder volk, dat hen als natie ontving, zouden erkennen, doch dat zij niets verzekeren konden ten aanzien van landen die door hun benden zouden veroverd zijn. Men had dan besloten om niet te beginnen voordat een geregelde macht aan de oevers van de IJssel zou genaderd zijn. Doch nu werd op de 12e het bericht wegens de afzetting van de keizer verspreid. Hierop kon de aangehitste menigte bijna niet meer bedwongen worden, en tot nog groter ongeluk ontvangen zij, die in Den Haag moesten optreden het bericht dat zesduizend man reguliere Russische troepen, benevens vierduizend ruiters te Zwolle binnengerukt waren, en stelden hierop hun proclamatie op. Kemper verneemt de valsheid dier berichten en snelt naar Den Haag naar de heren Van Hogendorp en Van der Duyn van Maasdam; volgens hem was Van Hogendorp één der edelste mannen die hij ooit gekend had, die het hoofd der ridderschap was, en die voor zijn vaderland zijn vermogen en alles wat hem waard was, over had. Deze verklaarde nu aan Kemper dat, dewijl zij de zaak onvoorzichtig en ontijdig begonnen hadden, zij hem van zijn verbintenis ontsloegen, doch dat zij zelf, eenmaal aldus voor de zaak uitgekomen zijnde, niet konden teruggaan. Kemper zei hierover te zullen denken en reed naar Leiden terug. Op de volgende ochtend, alles overdacht en besloten hebbende goed en bloed voor de vrijheid op te zetten, keert hij met Falck, uit Amsterdam | |
[pagina 100]
| |
aant.gekomen en die ook een groot deel in het werk had, naar Den Haag terug. Zij begeven zich eerst ten huize van de heer Repelaer, de bekwaamste onder de verbondenen, doch deze was overgestoken naar Engeland. Bij de heer Collot d'Escury ontvangen zij dezelfde boodschap. Zij begeven zich voorts naar de andere heren, die moedeloos over het voorgevallene zijn en denken dat Kemper hun insgelijks zal verlaten. Doch deze daarentegen belooft hun partij getrouw te blijven en spoort hen aan om de handen aan het werk te slaan. Hij brengt hen onder het oog, dat de vergadering van notabelen, door hen bijeen geroepen, volslagen zotheid was dewijl het beleid ener samenzwering nooit in méér dan in enige handen moest berusten. Deze notabelen vergaderden dan ook, en alles was in de oude trant. Haarlem opineerde dit, Dordt opineerde dat, Rotterdam had geen last van zijn committenten om daarover te besogneren doch zou resumeren etcetera etcetera. Kemper begreep duidelijk dat in een dusdanig voorval het meer op handelen dan op redeneren aankwam, en het gelukte alzo om met zoete praatjes de notabelen, die daar ook wel mee in hun schik waren, naar huis te zenden. Kemper vertrok nu naar Leiden om aldaar de zaken aan de gang te brengen. Hij antwoordde aan een bezending van studenten, die hem vroeg wat zij doen moesten, dat zij naar hun ouders moesten terugkeren dewijl zij naar Leiden gezonden waren om te studeren, en hij zich geen verwijten of beschuldigingen op de hals wilde laden. Toen zij in Den Haag waren, waar ook nog een heer Changuion, die weinig beter kon, hun aanhanger was, had na het vertrek der notabelen de heer Van Stralen hen geraden om zich slechts als rustbewaarders te houden, doch toen men hem nu bewezen had dat het wegjagen van een prefect en het omkopen van soldaten iets meer was dan rust bewaren, was hij in stilte afgetrokken. Nu barstte de opstand te Leiden uit, en terwijl van alle zijden de Fransen verjaagd en de oranje vlaggen gehesen werden, begaf Kemper zich naar het stadhuis en maakte de | |
[pagina 101]
| |
regering met het gebeurde bekend, hen keus gevende of zij hun posten wilden behouden, aangezien anders andere mannen gereed stonden om op te treden. De president zei dat zij zulks niet vrijwillig doen wilden, maar slechts indien hij hen requireerde. Hiermee nam Kemper genoegen, en volgens een geschrift dat zij hem zelfs voorschreven, requireerde hij hen uit naam van de prins van Oranje om op hun posten te blijven.
Nu was er nog grote zwarigheid om de overgang van Amsterdam te bewerkstelligen. Fannius Scholten had zich ondertussen ook bij de partij der vrijheid gevoegd. Men zond hem naar Amsterdam met Kemper die alle welsprekendheid stelde, welke echter van zulk een grote baat niet was, vergeleken met de aankomst van honderdvijftig Kozakken waarop men niet gerekend had en die nu spoedig de zaak deden beslissen.
Kemper zei dat inderdaad de soevereiniteit van de prins het enige middel is geweest om de gevoelens der patriottische partij te doen zegevieren, dewijl er geen ander middel was om de vrijere en zuivere gevoelens betreffende de godsdienst, het openbaar onderwijs en verdere verbeteringen - steeds door de Aristocraten van 1793 en 1794 tegengewerkt - vast te stellen. Inderdaad, de wezenlijke oranjepartij ziet deze gebeurtenissen met het minste genoegen aan. Zij hadden de prins wel terug willen zien, doch door hun medewerking. De Friezen en Geldersen prijzen zeer de spoed van Holland in het opdragen der soevereiniteit, terwijl zij echter over de manier waarop, zeer ontevreden zijn. In Utrecht was reeds een provinciaal bestuur van edelen vergaderd, die de oude stukken weer ophaalden en van de alleen-zaligmakende leer van de Dordtse synode melding begonnen te maken. Zodra men dit vernam, werd Kemper daarop afgezonden om hen goedschiks terug te doen keren, hetgeen hem zo wel gelukte, dat hij reeds uit Utrecht vertrokken was, eer het algemeen zijn komst aldaar vernomen had, en | |
[pagina 102]
| |
dat hij buitendien van de leden van dit vernietigde bestuur naderhand nog brieven van dankzegging voor zijn gehouden gedrag ontvangen had. Kemper bekende dat hij in deze zomer benauwde ogenblikken gehad had. Buiten het voornoemde geval van Stassart, had de prins van Plaisance eens gezegd toen hij de ex-minister Roëll met Kemper zag spreken: ‘U spreekt met de heer Kemper. Indien u iets hebt te beramen tegen de regering, dan is er niemand tot wie u zich beter kunt wenden.’ - Ook was er eens aan de tafel van de prins, bij gelegenheid van het arresteren van de heer Valckenaar gezegd: ‘De politie heeft zich bij het arresteren vergist. Het zijn de heer Kemper in Leiden en de heer Falck in Amsterdam, die veel gevaarlijker zijn.’ - Kemper had hiervan met omwegen kennis gegeven aan Falck, die zich hierop van alle gevaarlijke papieren ontdaan had. Kemper verklaarde dat niets hem zo speet als het geval van Truguet. Deze was een verklaard Republikein, een vijand van Bonaparte, die hem als een soort van ballingschap hierheen gezonden had. Hij had geweigerd om te vertrekken, had gezegd dat hij zo lang als hij kon een volk wilde zien dat zijn rechten hernam, had niet willen vertrekken om niet meteen de Amsterdammers van alle munitie van de marine te beroven, en had gezegd aan iemand die hem vroeg of hij aan de prins van Oranje de eed van getrouwheid moest afleggen: ‘Bent u Hollander?’ ‘Ja.’ - ‘Welnu, doe dan wat elke Hollander moet doen, en wat ik zou doen als ik in uw plaats was.’ Er werd dan dus algemeen besloten om hem paspoorten te geven. Hij vertrok, al zijn vermogen bijeen gezameld hebbende, bestaande uit een doos diamanten, aan hem door de koningin van Spanje geschonken toen hij aldaar ambassadeur was, en dertigduizend gulden aan goud. De commandant der Kozakken had zich van zijn paspoort willen meester maken, maar Kemper had hem gezegd: ‘Het is onze gevangene en wij hebben hem de vrijheid gegeven; wij zijn niet een veroverd | |
[pagina 103]
| |
aant.land.’ Marklai zond daarop zijn Kozakken op Truguet af, die hem aanvielen en van alles beroofden. Kemper was hierover ten uiterste verstoord. Bij Verdooren zijnde, zei deszelfs moeder of hij van het ongeluk van Truguet gehoord had, doch hij antwoordde: ‘Het is geen ongeluk, het is valsheid. Men moet dit aan Kozakken vergeven, maar ik heb goede reden om te geloven dat de Russische officieren er aan deelgenomen hebben. Het is een aanslag op de goede trouw, maar wij zullen onze aanklacht bij hun keizer weten voor te leggen.’ Marklai, die er vlak naast stond, sprak geen woord, maar Truguet heeft al zijn geld teruggekregen doch de doos met diamanten is niet te vinden. Voorts kwam een Hollandse officier hem als een heldendaad verhalen dat hij de degen van de admiraal Truguet overmeesterd had. Doch Kemper antwoordde hem, dat hij een schoon stuk uitgericht had door zijn karakter te vernederen en de paspoorten van zijn soeverein niet te eerbiedigen, dat hij echter veel beter handelen zou met die degen terug te geven aan hem die dezelve met zo veel roem gedragen had. De officier, zeer onthutst, zei dat hij zulks niet geweten had en de degen binnen vierentwintig uren terug bezorgen zou. De prins was zeer ontroerd over de eenparige wijze waarop hij hier ontvangen was. Somtijds biggelden hem de tranen langs de wangen. De Engelse ambassadeur was ook zeer getroffen. Kemper zei hem: ‘Twintig jaren ongelukken hebben de natie geleerd om met andere ogen te zien; toen gij vertrokken zijt, regeerden er partijschappen en nu regeert alleen nationale haat tegen Frankrijk.’ Op het stadhuis heeft hij hem nog gewaarschuwd door te zeggen dat de enige mensen met wie hij voorzichtig moest zijn, diegenen waren die zijn sterkste voorstanders geweest waren. Kemper heeft Voorthuis aan de prins als één der verdienstelijkste burgers van Amsterdam voorgesteld. Hij was hier zeer mee in zijn schik. | |
[pagina 104]
| |
aant.Kemper heeft ook de Franse professor Mielle gered. Deze, de opstand horende, liet Kemper verzoeken bij hem te komen, niet wetende welke rol deze in die gebeurtenissen speelde en was zeer verwonderd toen deze hem onder zijn bescherming nam en met hem zeer gerust door het tierende volk heen liep, die hem allen eerbiedig groetten. Mielle, hierover verwonderd, groette rechts en links wederom en zei: ‘Wat is men fatsoenlijk, als men in dit land revolutie maakt,’ terwijl in Hollands achter hem geroepen werd: ‘Daar is nog zo'n bliksemse Fransman.’ Kemper heeft hem op reis bezorgd en is nog bewaarder van al zijn bezittingen. Kemper een nacht hier te Amsterdam zijnde, kreeg 's nachts te drie uur het bericht dat de regering van Leiden uit vrees besloten had om aan Molitor de sleutels der stad te zenden, op voorwaarde dat hij de stad van plundering zou bevrijden. Hierop in de grootste verlegenheid zijnde, wijl dit de val van het gehele stelsel teweeg zou gebracht hebben, bracht hij door Kozakken de zaak weer in orde.
Hij had verder zeer goede moed, zei dat er tussen Berlijn, Parijs en hier geen beweging hoegenaamd van troepen was, dat moedeloosheid overal heerste, dat Wellington zeer grote voortgangen gemaakt had, en door zijn proclamaties, die hij tot in het hart van Frankrijk wist te brengen en die zeiden dat hij niet de Franse natie, maar alleen de rustverstoorder de oorlog aandeed, zeer veel afbreuk aan de regering deed, daar het zuiden van Frankrijk met de grootste haat tegen de keizer bezield was. Verder sprak hij ook van een ontwerp dat de geallieerden zouden hebben om Frankrijk in twee delen te splitsen en hetzelve aldus voor de rust zijner naburen minder gevaarlijk te maken. Men verhaalde gisteren dat de geallieerden te Antwerpen zouden zijn, doch Kemper geloofde daar niet aan, dewijl de macht aldaar nog te aanzienlijk was en van alle Brabanders de Antwerpenaars nog het meest Fransgezind waren. | |
[pagina 105]
| |
Wapening. Niets is wonderlijker en veranderlijker dan de mens. Men had in den beginne geen de minste vrucht van deze maatregel verwacht, en toen dezelve bekend gemaakt is, heeft een algemene geestdrift de Amsterdamse burgerij aangegrepen en oud en jong, rijp en groen heeft getekend om in tijd van nood de stad hun dienst te wijden. Ik zelf heb ook die plicht willen vervullen, doch ik denk dat deze gehele maatregel wel teniet zal lopen, dewijl zulk een ongeregeld corps, waarin mensen van negenenzeventig jaren zijn, toch volstrekt tot geen geregelde dienst geschikt is. Men zegt dat een gedeelte met geweren en sabels, en een ander gedeelte met pieken zal gewapend worden. Giften. De collecte voor Woerden heeft te Leiden f 7000, en hier f 20 000 opgebracht. De kisten blijven hier nog overal staan. Men zegt dat de gemene lieden naar hun vermogens zeer veel geven. Men zendt bij iedereen een papier rond om voor geld voor de wapening in te tekenen. Gisteren is in één onzer kisten op naam van een man, de aanzienlijke som van f 20 000 geworpen. Franse Schouwburg. Deze schijnt voor het ogenblik geheel afgeschaft te zijn. Het subsidie dat de stad daar jaarlijks aan gaf, bestond in f 70 000. Zo zegt men ook dat de Garde Soldeé de stad jaarlijks f 400 000 kostte. Belangrijk nieuws is hier niet. Een nieuw gedeelte onzer Nationale Gardes is weer naar de omstreken van Naarden uitgetrokken. Men zegt dat er een gevecht plaatsgehad heeft, doch er is daarvan niets bijzonders bekend. Gisteren had er zich een gerucht verspreid dat de keizer in de schouwburg zou doodgeschoten zijn. Geve dit God. Doch daar wij reeds zo dikmaals door dergelijke tijdingen bedrogen zijn geweest, zal het ieders zaak zijn om zich niet meer aan die vleiende hersenschimmen over te geven, die zo geheel in wind en rook verdwijnen. | |
[pagina 106]
| |
Hollandse Schouwburgaant.Epicharis en Nero. Ik had dit stuk reeds meer gezien en ik kan niet zeggen dat het mij deze keer toegevallen is. Het laatste gedeelte van het vierde, en het vijfde bedrijf bevielen mij het beste, maar er heerste te weinig ontwikkeling en te veel onwaarschijnlijkheid in. Epicharis. Wattier. Deze kunstenares kan nooit slecht spelen. Haar gebaren en houding zijn altijd voortreffelijk en boven haar declamatie verheven, die ook nu en dan een zingende drein heeft. De laatste scène met Nero is overheerlijk. Nero. Jelgerhuis. Hij doet veel moeite, heeft nu en dan krachtige ogenblikken doch exagereert te veel. Proculus. Van Hulst. Kan niet goed zijn. Piro werd door Rombach met zeer weinig toewijding gespeeld, zo zelfs dat hij eens volstrekt niet wist wat hij te zeggen had. Lucanus goed, door Everts. Deze heeft een treffende stem. Verder ellendige ondergeschikte wezens. | |
Het langgewenste vreugdefeest of het Kozakkenkampement buiten de MuiderpoortEen gelegenheidsstukje voor het volk en ook niets anders. De voornaamste bijzonderheden zijn: een wachtkamer, wijkpatrouille, verklede douaniers, de Kozakken bij hun vuren en op hun paarden, optochten der Kozakken en Nationale Gardes, straatrumoer, inhalen van borden, ten slotte een danspartij bij een regeringspersoon, waaronder ook een Kozakkenofficier. Een tempel ter ere van Oranje. | |
[pagina 107]
| |
aant.de prijzen alhier zeer sterk doen slappen, zodat 120 centenaar rogge, in het begin der week nog 171 gulden waard, nu niet meer dan 150 gulden kan gelden. Tarwe ook 15 à 20 gulden geslapt. Haver is enigszins gerezen, vooral de lichte soorten om als fourage gebruikt te worden, zonder wicht 80 gulden, 76 à 85 gulden. Koolzaad, uit hoofde van de prijzen in Engeland, op prijs gehouden, doch evenals olie zonder handel. | |
Literatuur.
| |
[pagina 108]
| |
Werken van Chaulieuaant.Volgens de waarderende lofprijzingen die men allerwegen over deze Chaulieu leest, had ik mij daar nog grotere gedachten over gemaakt. Inderdaad vindt men er die befaamde stukjes die men overal citeert, maar indien men vier of vijf stukjes bijeenvoegt, zou men alle andere voor de onsterfelijkheid van Chaulieu op een hoop kunnen vegen. Ik heb bijvoorbeeld ‘Le Styx gai ou les Eumenida etc.’ gezien, ‘Le Destructeur impitoyable des marbres et de l'airain’, zijn elegisch portret van de dood van La Fare. Het is in deze stukjes dat men een charmante genotzucht vindt, die in andere stukken vaak degenereert in zeer onzedelijk en grof materialisme. Men vindt in deze werken een enorme hoeveelheid gelegenheidsstukjes, coupletten en andere stukken die het niet verdienen om onder de ogen van het nageslacht te worden gebracht. De kluchtspelen, die gering in aantal zijn, paren fraaie gedachten aan een elegante toetsing. | |
Roscoe - Leven en Pontificaat van Leo X, 4 delen, 8e editieDit is ongetwijfeld een zeer verdienstelijk historisch werk. Om het samen te stellen, heeft de schrijver zeer veel onderzoekingen moeten verrichten. De stijl is zeer fraai en het werk is over het algemeen zorgvuldig geschreven en is bijzonder interessant, vooral door het grote aantal belangrijke figuren dat in dit tijdperk leefde, hoewel de auteur, zoals altijd bij dergelijke opsommingen geschiedt, onder de grote genieën er verschillende rangschikt die hun vorming zeker niet aan het genie van Leo x te danken hebben en die veel eerder of veel later geleefd hebben. Voor wat betreft het persoonlijke karakter van Leo x, dat is mij niet bijzonder bevallen, en met uitzondering van zijn vrijgevigheid jegens geleerden, haalt de schrijver weinig trekken aan die verdienen om de bewondering en erkentelijkheid van het nageslacht te verwerven. | |
[pagina 109]
| |
Revolutionaire literatuur. Scheltema - Vergelijking tussen de Afval in 1568 en die van 1813aant.Een treffend geschreven brochure waarin, om de zwaarmoedige bedenkingen van diegenen op te lossen, die nog altijd voor de overmacht der Fransen vrezen, deze omwenteling vergeleken wordt met die van de zestiende eeuw met betrekking tot: 1) het recht, 2) de uitvoering, 3) de krachten, 4) de vooruitzichten, en waarin dan aan de tegenwoordige op gegronde redenen de voorkeur gegeven wordt in een mannelijke en vaderlandse stijl. | |
Witsen Geysbeek - Dichterlijke gedenkrolle 1Bevat twee verzen, een dithyrambus van Witsen Geysbeek en een vers van Meyer. Het eerste is voor zeker het beste en bevat, hoewel door enige onbevallige woorden en uitdrukkingen ontluisterd, veel vrijmoedigs en krachtigs. | |
Brief van B aan YEen antwoord op de brief van A aan Z, waarin het onstaatkundige en bijna geheel onuitvoerlijke van de raad van A met veel juistheid aangetoond wordt.
Een Parodie op de Alleenspraak van Gijsbrecht die niet onaardig is en alwaar een Amsterdamse burger sprekende ingevoerd wordt.
De Aftogt der Fransen. Een vertaling uit het Hoogduits waarin op een krachtige wijze de ontzaglijke verliezen van de Fransen in de veldtocht van 1812 beschreven worden. | |
Bulletins - Officiële stukken, 3 delenEen verzameling van officiële stukken van Zweedse, Oostenlijkse, Russische en Engelse bulletins, alles hetwelk echter in het hoofd des lezers verwarde denkbeelden achterlaat, dewijl alles vrij ongeregeld door elkaar staat. Hetgeen ik daarin het | |
[pagina 110]
| |
aant.belangrijkste vond was: Het Manifest van Oostenrijk, een uitweiding over de retraiten, en de veldslagen van Vittoria en Dennewitz. | |
Berigt wegens WoerdenDit geschrift, met veel meer bedaardheid opgesteld dan de nieuwe Franse tirannie, bevat een afschildering van de gruwelen die steeds de afschuw jegens de Franse naam zullen vergroten. De stijl is vrij krachtig. | |
Levensberigt van VandammeIndien deze berichten waar zijn, dan is deze man een monster geweest wiens naam bij die van Robespierre kan gevoegd worden en als een schandvlek der menselijke natuur moet worden aangezien.
Cramer - De insolvente boedel of de aftogt van de kinderen van Kea. Men vindt in het begin enige scènes met Romyntje's min, waar nog enige geest in steekt, doch het slot is zeer laf. | |
Aanspraken aan het Nederlandse volkDe schrijver heeft prijswaardige oogmerken gehad, hij zegt veel waars, doch door te veel in bijzonderheden te komen, zegt hij veel quod erat demonstrandum. | |
31 december - Finis coronat opusAldus is dit jaar, dat één van die revoluties gezien heeft die altijd in de annalen van Europa gedenkwaardig zullen zijn, geëindigd. Moge deze gebeurtenis in later tijden succesvol blijken te zijn, en moge de zon die zich nu over ons land begint uit te strekken, zijn stralen van toekomstige gebeurtenissen in het volgende jaar laten schijnen. Dan zal ons nageslacht dat gelukkige tijdperk, waarin de vrijheid van ons vaderland werd hersteld en waarin een meedogenloze tiran uit de weg geruimd | |
[pagina 111]
| |
werd, gedenken. Moge zijn val, die steeds dichterbij komt, in het volgende jaar bewerkstelligd worden voor het geluk van alle mensen. Na rijp beraad heb ik besloten om deze memoires, waarvan ik in de afgelopen twee en een half jaar veel plezier gehad heb wanneer ik er gebruik van maakte, voort te zetten. Ik zal ze van tijd tot tijd interessanter maken en mijn aantekeningen niet beperken tot wat ik gedaan heb, maar in het bijzonder ook datgene vermelden wat ik hoor en zie. |
|