Woelige weken: november-december 1813
(1988)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermdWoelige weken: november-december 1813
auteur: Willem de Clercq
bron: Willem de Clercq, Woelige weken: november-december 1813 (eds. Willem van den Berg en Hanna Stouten). Querido, Amsterdam 1988
[p. 85] | |
aant.door de gewelven der gehoorzaal te hebben doen weergalmen, verklaarde hij dat hij voor het tegenwoordig ogenblik geen voorlezing geschikter had gevonden dan die van twee onuitgegeven lierzangen van zijn vriend Helmers. 1. Bardenzang. Een beurtzang van Barden gedurende de veldslag met de Romeinen. Treffende beelden, hier en daar enige herhalingen, enige Helmeriaanse bombarie, vooral in de beschrijving aan de Scandinavische fabelkunde ontleend, over de zalen van Walhalla etcetera. Verder meestal overheerlijke poëzie, vooral in een zang van vrouwen, die de uitmuntendste denkbeelden en uitdrukkingen met de treffendste en allermoeilijkste maat verenigde. Een voorspelling van Veleda beëindigde het stuk. Het koor der Barden begon aldus:
Heft Barden heft den stijdzang aan,
Zij klink de legers door.
Lier en Bato's kroost als rotsen staan
En dring' als vloek 't Romeinsch geboefte in 't oor.
2. Op het Ontzet van Leijden. Wijl deze lierzang in geen dramatische vorm gelijk de vorige gegoten was, kon hij met meer vuur opgezegd worden. Deze lierzang was voortreffelijk. Een tafereel van de staat van het beleg, een trapsgewijze opklimming der rampen, een schildering van hun toppunt en eindelijk de juichtoon van het ontzet; voorts een treffende slotzang. De gedachte, behelzende om jaarlijks met zijn kroost een bedevaart naar die gewijde plek te doen, en dit alles zonder de ondichterlijke zwelling, die men helaas zo vaak in de schriften van Helmers aantreft, maakt deze voor mij één der schoonste lierzangen die ik ooit van hem gehoord en gelezen heb. |
|