Woelige weken: november-december 1813
(1988)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermdWoelige weken: november-december 1813
auteur: Willem de Clercq
bron: Willem de Clercq, Woelige weken: november-december 1813 (eds. Willem van den Berg en Hanna Stouten). Querido, Amsterdam 1988
Mengelwerk - 3 decemberDe bijltjes zijn in een plechtige optocht de Haarlemmerdijk over getrokken om de prins in te halen, en wilden zijn wagen ontspannen en die zelf voorttrekken, doch de prins, hen onder het oog gebracht hebbende dat de paarden daar veel beter toe geschikt waren dan zij, hebben zij zich tevreden gesteld met zijn rijtuig onder groot gejuich te volgen. Gisteren is de stad geïllumineerd geweest, en naar de korte tijd die men tot het gereed maken daarvan gehad had, was alles zeer wel. De verlichting was veel luisterrijker dan op het laatst bij de Fransen. Zelfs in de minste straten zag men huizen die zeer goed verlicht waren. De publieke gebouwen waren niet | |
[p. 81] | |
aant.verlicht, behalve het stadhuis, alwaar dezelfde stellage als tevoren, doch men had de N in een W veranderd!!! De prins heeft gisteren audiëntie gegeven. Hij spreekt het Hollands met een Engelse tongval uit. Hij is gisterenavond in de schouwburg geweest. Men gaf aldaar Het Turfschip van Breda, een Nederlandse rapsodie. De dymos was gisterenavond zeer opgewonden. In de Kalverstraat heerste de grootst mogelijke volte. Ook daar was alles met vlaggen en guirlandes versierd. Overal werden liedjes tegen de keizer aangeheven, waar echter meer laffe haat dan goede smaak in doorstraalde. Bilderdijk en Wiselius hebben een stel van volksliedjes uitgegeven, die zeer aardig moeten zijn.
Het begint van alle kanten genieprodukten te regenen, en door onze gelukkige verlossing zijn vele dichters van hun hersenvruchten verlost. Loots geeft De Beurs en zijn Batavieren uit. - Wiselius heeft een sierlijke berijmde vertaling van de voorzegging van Jesaja wegens Nebucadnezar gegeven. - Westerman heeft een dichtstuk in de schouwburg voorgelezen. Juffrouwen Van Streek en Stierling hebben ook deze heuglijke gebeurtenis in druk bezongen. Men verhaalde gisteren dat de bondgenoten meester van Arnhem waren. Er zijn hier ook Pruisen aangekomen. De onaangename bezoeking van een gezwollen wang heeft mij geheel buiten de loop van alle nieuwstijdingen en berichten gesteld, zodat ik zeer weinig gehoord of gezien heb.
De omwenteling is volbracht. Het Franse juk is dan eindelijk van onze schouders afgeworpen en wij juichen in het zo dierbaar bezit van een staat waarin ieder denken en spreken mag wat hij wil. Het middel ter redding uitgekozen, is het enige dat Holland op dit ogenblik uit de poel des jammers kon opheffen: | |
[p. 82] | |
Willem Frederik moest soeverein van Holland worden. Zonder dit, zouden wij aan een eeuwige worstelstrijd opnieuw blootgesteld worden, welke wij twee eeuwen uitgehouden hebben. Terwijl onze macht verschrikkelijk voor Europa, en onze geldzaken in de bloeiendste staat waren, doch welke nu de gevreesde doodsteek voor alle overblijfselen van onze kwijnende welvaart zijn zouden. Nu hoop, verwachting en werken. Niemand die dit alles uit het ware standpunt beschouwt, of hij moet hierin de vinger der goddelijke voorzienigheid aanschouwen, der voorzienigheid die uit zoveel gebeurtenissen ons vaderland op wonderdadige wijze gered heeft. Alles keert nu langzaam tot de oude orde van zaken terug. Ieder durft zich nu aan de vreugde over te geven, die hij gedurende de dreigende gevaren in zijn boezem heeft moeten smoren. Elk braaf burger, elk waar vaderlander gevoelt nu dat Oranje de leus moet zijn, om welk middelpunt wij ons moeten verenigen. Nu moge ieder zijn pogingen inspannen om de zuivere gloed der vaderlandsliefde wederom in ieders borst te doen gloeien, om de verderfelijke geest der tweedracht, die zo lang de gesel van ons dierbare vaderland geweest is, geheel uit te roeien, om eindelijk het verderfelijke egoïsme aan schande en verguizing ten prooi te geven, het nut van het algemeen boven elks bijzonder nut te stellen, en de standaard van onafhankelijkheid en welvaart op de puinen van ons bijna vernield vaderland op te richten.
De prins. Zijne hoogheid, zoals ik verhaald heb, die zelfde avond in de schouwburg gekomen zijnde, is de geestverrukking aldaar tot de hoogste top geklommen geweest, vooral door het voorlezen van de wapenkreet en van een lierzang aan de prins gericht, beide door Westerman vervaardigd en opgezegd. Westerman is bij de prins ontboden, deze heeft hem vriendelijk bedankt en hem naderhand door zijn secretaris een doos laten overhandigen met dertig dukaten. | |
[p. 83] | |
Staatkunde. Hierin schijnt alles zich nu ten gunstigste te schikken. De Engelsen zijn over de Pyreneeën getrokken. Gorkum en Den Briel zijn verlaten. Blinde razernij alleen kan de dwingeland hulp aanbrengen. De plaatsen die zich nog verdedigen, zijn de forten van Den Helder en Naarden in Holland, Delfzijl in Groningen, Deventer aan de IJssel. Men beklaagt deze laatste plaats zeer. De commandant is naar men zegt iemand, die door het breken van zijn woord van eer in geval van overwinning der Russen des doods schuldig is, en zich dus tot het uiterste wil verdedigen. Arnhem is stormenderhand ingenomen, doch de ongeregeldheden schijnen aldaar zo aanmerkelijk niet te zijn als men zulks verhaald had, en de ongelukken zich bij de dood van drie burgers te bepalen. Het garnizoen van Naarden heeft zich bij enige uitvallen naar Huizen als anderszins door gewelddadigheden en plunderingen zeer ongunstig gekenmerkt. Te Rupelmonde hebben enige Pruisische huzaren, daar onder de naam van Pruisische Kozakken bekend, zich vrij onvriendelijk gedragen, hebben de kelder opengebroken, alle ingelegde provisie meegenomen, de wijnkelder uitgezopen, alles als brandbaar aangezien en zelfs in de schansen grote vuren aangelegd. Amsterdam. Alles is in rust. De wijkpatrouilles die nu in 't eind bijna alleen op dieven pasten, zijn afgedankt geworden en de oude nachtwachts hersteld. Men stelt alles in het werk om de zondag de uitwendige heiligheid weer bij te zetten, door het verbieden van uitventen en verkopen, en van het bespelen der schouwburgen etcetera op die dag. De vernietigde Franse schouwburg, die in een groot debet staat, schijnt zich niet weer te kunnen, noch te zullen herstellen. De Kozakken gedragen zich vrij wél, doch de officieren vrij lastig, aangezien verschillende noodwendigheden, waaronder ook dames, als een dagelijks levensmiddel benodigd zijn. De toonkunst zelf deelt in de gelukkige omwending van zaken, en in het laatste concert van Felix heeft men God save the King, Wilhelmus van Nassauwen | |
[p. 84] | |
aant.en een Russische aria gespeeld. Handel. Deze tak van ons bestaan, sinds zo lang in het stof verplet, heeft nu eindelijk in het onzekere vooruitzicht, de hoop kunnen scheppen van de vlag weer in top te kunnen hijsen. De gemeenschap door briefwisseling met de Britse eilanden is weer hersteld. Men heeft van daar vele brieven ontvangen, die ons ‘with our glorious revolution’ geluk wensen. Op de berichten van het vasteland zijn aldaar de koloniale waren zeer sterk gerezen. De koffie is hier 22 stuiver, goede suiker 20 stuiver. De tabakhandel is hier nu opnieuw met veel levendigheid begonnen, tot vreugde van velen die, door het alleronrechtvaardigste decreet, geheel van alle middelen van bestaan waren beroofd geweest. Gelukkig dat nu juist de winter invalt, dit belet dat wij door Engelse goederen overvoerd worden, terwijl iedereen nu ruim tijd tot denken heeft over hetgeen hij in het volgend voorjaar wil ondernemen. Bij ons aan de markt heerst een ontzettende stilstand van handel en grote lusteloosheid. Er valt bijna geen last te verkopen. Tarwe is bijna niet te noteren, rogge laatst 120 à 174, doch nu zouden deze prijzen bij verre na niet te bedingen zijn. Uit olie is bij het bankroet van Rule de gehele speculatiegeest verdwenen. Hij blijft nog f 50. Dus is het met alle artikelen. Bij een omwenteling in Brabant vreest men voor aanvoer van daar herwaarts. De prijzen van granen in Engeland zijn zeer slap. Van Schiedam is geen aftrek en men wacht met nieuwsgierigheid de volgende gebeurtenissen die het bestaan van ons vaderland en van onze nationale handel zullen bepalen. |
|