Woelige weken: november-december 1813
(1988)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermdWoelige weken: november-december 1813
auteur: Willem de Clercq
bron: Willem de Clercq, Woelige weken: november-december 1813 (eds. Willem van den Berg en Hanna Stouten). Querido, Amsterdam 1988
Zaterdag 20 november 1813Gelijk er zich van die dagen in de loop der tijden opdoen, wanneer de natuur, in rouw gehuld, niets dan regenwolken oplevert en de sluier der zwaarmoedigheid al het geschapene bedekt, zo ziet men aan de staatkundige hemel ook van die droevige dagen verschijnen waarin geen vrolijke tijding het dorstende hart des nieuwsgierigen verkwikt, wanneer alle ogen ter neder geslagen geen dankbare blik opheffen en slechts een rei van rampen zich aan de vorsende onderzoeker vertoont, aldus was ook de dag van heden. Het grote nieuws was dat een patrouille aan de Diemer- (volgens anderen aan de Duivendrechtse) brug gekantonneerd om de nadering van vreemde vijandelijke troepen te melden en bestaande uit de heer Le Houy, de koetsier Van Wijkersloot en de koetsier Van Koesveld deze ochtend te negen uur door zes gendarmes was opgelicht. Deze tijding baarde zeer veel onrust dewijl men niet begrijpen kon wat dit beduiden moest. Gisteren is de omwenteling te Haarlem volbracht. Men heeft aldaar de regering veranderd en enige troepen, die zich in deze stad bevonden, zijn naar Den Helder getrokken. | |
[p. 42] | |
Brieven van Utrecht melden dat aldaar Molitor nog bevelhebber was en de Fransen aldaar nog het bewind voerden. Elk die oranje linten droeg of verkocht, werd terstond opgepakt. Men zei vandaag dat de geallieerden in Groningen en Leeuwarden waren. Men vreesde zeer dat Molitor nu nog een aanslag op Amsterdam voor zou hebben en zei dat de Nationale Garde bevel had om bij de verschijning van vreemde troepen de poorten te sluiten en de bruggen op te halen en zag het ergste naderen. De gebeurtenissen die hier in de laatste week voorgevallen zijn, kunnen wezenlijk met recht de naam van omwenteling dragen. Alles wat Frans was is verdwenen en reeds de volgende dag waren alle Franse opschriften, hun latere vertalingen van uithangborden en zelfs affiches van ‘Pensions françaises’ overal weggenomen. Het Amsterdamse wapen met de leeuwen praalt weer in het hoofd der Amsterdammer courant, en tekent zich zo het einde onzer onderdrukking af, indien slechts de Franse wapens wat meer achteruit getrokken waren.
Men verhaalt dat de Gardes Nationales van Antwerpen naar Breda getrokken zijn en dat er een opstand in Brussel is. Er scheen vandaag toch iets aan de hand te zijn. De wacht van veteranen voor het paleis was verdubbeld. De schout Papegaaij is nevens Holtrop weer aangesteld. De eerste, die incognito bij de plunderingen tegenwoordig was geweest, heeft groot nut aangebracht in het gevangennemen der belhamels. - Een brief uit Deventer van de 18e meldt dat de vijand voor de poort is doch dat de commandant gezegd heeft zich tot het uiterste te zullen verdedigen, dat de poorten sinds acht dagen gesloten zijn en de inwoners zich in de droevigste onzekerheid en de felste angst bevinden. - Een brief van Almelo meldt dat aldaar op de 16e een bataljon Kozakken aangekomen is die op de Gravinnenweide gebivakkeerd zijn, dat zij niemand kwaad doen noch aanhouden, doch sterk op de Fransozen gebeten zijn, dat men hen in overvloed van eten voorzien heeft dat de | |
[p. 43] | |
aant.vrouwen hen zelf toebrengen. Men kan natuurlijk begrijpen, dat onze tegenwoordige toestand zeer onaangenaam is. Gelijk de baren der zee, zo worden onze gemoederen gedurig herwaarts en derwaarts geslingerd. Sommige tijdingen moeten hoop, sommige vrees inboezemen. Het oranje dragen neemt dagelijks toe, vooral bij het vernemen van gunstige tijdingen. Men heeft echter uit hoofde van het hachelijke der omstandigheden zich in niets te verheugen, daar alles nog gevaar en niets een zekere redding oplevert. Wij moeten ons echter ten zeerste verheugen, dat de gebeurtenissen zo ten gunstigste gelopen zijn, dat het de regering gelukt is om een ontwerp te stuiten hetwelk, indien het gelukt was, de verschrikkelijkste gevolgen met zich meegesleept zou hebben. Bijna alle publieke, en na deze een menigte van bijzondere gebouwen, waren ter plundering aangeschreven en het branden, hetwelk de muitelingen als een wraak voor het verbranden der Engelse goederen door de Fransen gegeven hadden, maakte deze verwoestingen nog veel ijselijker. Het is niet te ontkennen, dat de Fransen ons op een laaghartige en verradelijke wijze verlaten hebben, daar zij de Garde Soldée zelf meegenomen en ons geen kanonnen en zelfs bijna geen kruit en lood overgelaten hebben. Men was bijna in de handen der muiters overgeleverd en welke verschrikkelijke vernieling zou de woede van dezen niet ten gevolge gehad hebben. Indien dinsdagavond op het Rokin de gewapende macht niet getriomfeerd had, of indien het stelsel van verdediging door de onwilligheid der Nationale Gardes, vooral onder de remplaçanten, hetgeen met enige reden kon hebben plaatsgehad, gefaald had en aldus het gemeen gewapend was geworden, dan zou de gehele stad slechts een bloedbad, een toneel van helse vervolging geworden zijn. - Er zijn enige Nationale Gardes gewond; of er gesneuveld zijn weet ik niet, doch wel dat er één dodelijk gewond is geworden. Dit corps heeft in het geheel de manhaftigste gevoelens aan de dag gelegd en heeft alle pogin- | |
[p. 44] | |
aant.gen in het werk gesteld om de rust te behouden. Niet meer dan plicht was het dat zij door de overige burgers in hun waken en zorgen enigszins verlicht zijn. - De patrouilles 's nachts in de wijken blijven nog voortduren, wijl men vreest dat, indien men nalatig was in het volhouden dezer zorgen, het volk opnieuw uit zijn rust mocht gewekt worden. - Ik geloof niet dat er Fransen wezenlijk door het volk omgebracht zijn, maar velen zijn er mishandeld of geslagen. - Vele van diegenen welke door het volk uit de verschillende gevangenhuizen losgelaten zijn, zijn weer opgepakt daar vele van deze ongelukkigen door de straten rondzwierven, geen thuiskomen hadden en misschien hun gevangenis wel terugwensten. Men zegt dat de compagnie Fransen die op Halfweg ligt, zich nog niet heeft overgegeven. - Bijna alle ambtenaren zijn van hier vertrokken doch de zeeprefect Truguet is hier gebleven. - Trots de zwarigheden en bezwaren van sommigen heeft de doopsgezinde kerkeraad besloten om de plechtigheden van doop en avondmaal niet uit te stellen. Het is waar, er konden hachelijke omstandigheden plaatsgrijpen doch de tijden waren zo onzeker dat men door een bepaald uitstel van twee à vier weken niet kon zeggen enige gegronde redenen tot uitstel te hebben. Verder waren nu alle dopelingen gezond en men kon niet vooruit zien wat er verder zou gebeuren. |
|