potlood vrij onleesbaar en slordig geschreven, is nog veel overig.
Na den dood van Byrde, wordt de school weder vervangen door huisonderricht van Tissot. ‘Hij leerde mij Latijn, maar meer nog Franschen stijl en nadenken over vele zaken.’ In het laatst van 1806 gaat hij op nieuw ter school bij Wertz, waar hij ongeveer twee jaren blijft; ‘daar nog al rekenen en physica geleerd, maar weinig fransch meer’. De voornaamste schoolvrienden zijn J.C. Biben, A. Hazeu, met wien hij verzen maakt, en Crommelin van Haarlem. De gewonde jongeling door wraak, een gelegenheidsdrama, een verhandeling over Hannibal en verzen (met Hazeu) op het Y, Karel den eerste, Miltiades in den kerker enz. zijn de litterarische oefeningen uit dit jaar.
Het schoolonderricht wordt tegen het laatst aangevuld door het houden van kollege bij Prof. Hesselink over Geometrie, ‘met eenig nut’, bij Jan Kops over het lezen, door huislessen van Tissot, en door bijzonder onderwijs in Duitsch en Engelsch. Bij Prof. Koopmans gaat hij ter katechisatie.
In den zomer van het volgend jaar (Juni 1809) dus in zijn 15de jaar, heette de voorloopige opvoeding voltooid.
Aanvankelijk waren zijne ouders voornemens geweest, hem aan het Seminarie der Mennonieten tot predikant te laten opleiden. Doch het overlijden van een neef, die in de firma S. en P. de Clercq, graanhandelaars te Amsterdam, had moeten komen, bracht hierin verandering. Willem de Clercq scheen thans de aangewezen persoon om zijn grootvader en vader in de handelszaak ter zijde te staan en hen later op te volgen. Op dit kantoor vond hij zijne eerste maatschappelijke werkzaamheid.
‘In de eerste jaren alleen gecopieerd’. Hij volgde dus de ouderwetsche gewoonte volgens welke men geen goed koopman worden kon, wanneer men niet een paar jaren aan