De Clercqs veranderde opinie over Da Costa's gedicht.
De Clercq 21.11.1840
‘En nu over het vers. - Ik weet niet, ik sta niet zooals Maandag. - Er ligt eene huivering op mij. Is het waarlijk eene verkondiging geweest? - Is het goed geweest daar met de geheimen des Koninkrijks te komen? - Zooals ik nu sta wenschte ik dat het niet in den Avondbode kwam. Moet zich daar de wensch tot bekeering des Konings openbaren? - Het is geen zaak tusschen ons beiden, maar tusschen onze zielen en God. Is er iets niet goeds in, welnu ik heb er het grootste deel in, want ik heb alles toegejuicht, alles aangenomen! Ik heb U gezegd het zijn de Bezwaren in verzen. En nu zegt mijn geweten mij dunkt mij: Neen het is iets anders. Bij de bezwaren was het doel toch: God alleen de eere! Het was tegenover de grove een fijne wereld. Was het hier nu ook zoo?
Nu, het bezware U niet, want wij hebben en houden Genade waar wij alles kunnen brengen. Wat bij den een van ons werkt, zwijgt niet geheel bij den ander. - Gij verwacht toch zoo iets van mij. Hij, die allen heilig is, leer ons onszelve en Hem in alles kennen.’