Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816
(1962)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
St.-PetersburgEerste AanblikDaar, waar Natuur aan lage plassen,
Eene eeuw'ge onvruchtbaarheid verbond,
Daar wierd in kruipende moerassen,
De Rijkstad van het Noord gegrond
Paleizen rijzen aan deze oorden,
De Vreemdling groet dees grootschen wal,
En voert, verrukt door Newas boorden,
Den naam van Peter door 't heelal.
Toen ik deze regelen in eenen lierzang op den groten Peter uitboezemde, dacht ik er weinig aan dat er een dag komen zoude, wanneer ik mij aan de boorden dier Newa bevinden zoude, en tog dit oogenblik verscheen. De poort was doorgereden, en zonder opgehouden noch onderzocht te zijn, vrij en vrank, reden wij de Newastad binnen. De zon had de wolken verdreven, en het blaauw gewulf der hemelen vormde het verschiet tegen hetwelk overal de wit gepleisterde paleizen uitblonken. Eene ontzettende verwondering bevatten den reiziger, bij het doorrijden van alle deze brede straten, bij het ontwaren van alle deze heerlijke gebouwen, deze brede pleinen, deze kerken, in 't kort dit alles in een trant zoo geheel verschillende van de bouworde der steden van het Noordelijk Duitschland. Al dat Gothische, al dat zwaarmoedige, is verdwenen en men gelooft zich eerder in de betoverende landstreken van Italiën, midden in de straten van Florence of Milano, dan in het barre Noorden te bevinden. Voor mij ik wil geen beschrijving van Petersburg maken. Men kan in vele boeken de optellingen van alle de- | |
[pagina 171]
| |
ze prachtige gebouwen, en de optekening der kosten hierdoor veroorzaakt, zeer naauwkeurig vinden. Ik wil niet schrijven met reisbeschrijvingen in de hand, doch alleen dat ter nederstellen, wat ik gezien, gevoeld en geoordeeld heb. - Onze eerste zorg bij onze aankomst in Petersburg was natuurlijk het bekomen van eene woning, en deze vonden wij in het Hôtel d'Europe, een ontzettend groot gebouw, met gangen en trappen, waaraan geen einde schijnt. Het schoonste van dit hôtel is zeker deszelfs ligging, want men heeft uit hetzelve een schoon en heerlijk uitzicht op de heerlijke Admiraliteit, op het Winterpaleis en in het verschiet op de Newa en derzelver oevers, terwijl men voor zich de schone boulevards ziet. Dit alles vormt een uitmuntend geheel. | |
Algemeen gevoelIk was nu bijna twee dagen in Petersburg, ik heb nog alleen het ensemble der stad willen beschouwen, en wil in het algemeen spreken eer mij de beschouwing der gedeeltens van het tafreel, het geheel uit het oog doen verliezen. - Dit geheel is heerlijk, verrukkend, doch zoo ik mijn gevoelen regt uit durf te zeggen te schoon: L'ennui naquit un jour de l'uniformité. Men ziet in alle straten dezelfde schoonheden, en is gedwongen te bewonderen, doch dezelfde stad, die het oog des vreemdelings verrukt, levert geen beeld, gene gedachte voor den kunstenaar, gene herinnering voor den dichter op. Hoe schoon ook alles is, het moet voor den inwoner eens door gewoonte dezen indruk verliezen en dan is ook alles door hem verloren. Men stelle tot voorbeeld, twee vrouwen, de eene met de heerlijkste regelmatige schoonheid begaafd, terwijl de andere gewone gelaatstrekken door de aangenaamste bevalligheid opluistert, en de eerste zal één dag aangebeden, de twede een geheel leven bemind worden. Zoo moet het ook met diengenen gaan, die Petersburg lang bezoekt. Hij zal in het eind de paleizen der rijken verlaten, om de hutten der armoede op te zoeken, om daar afwisseling te vinden. Deze stad is een meesterstuk der kunst. Als een schepping van het genie staat zij daar, doch zij staat ook op zichzelve. Haar aanblik verwekt verbazing doch deze verbazing is koel en gaat | |
[pagina 172]
| |
niet tot het hart door, en de menschenvriend en wijsgeer bewondert den stichter, doch beklaagt tevens een volk dat zooals meer gezegd wierd, de verdorvenheid der weelde zonder de voordelen der beschaving bezit. | |
De KaayenNiemand is wel zoo vreemdeling in de waereld, dat hij niet vaak van de zoo beroemde grachten of kaayen van Petersburg heeft horen spreken. Aan CatharinaGa naar eind152 is men de schoonste verschuldigd. Zonderling is het hoe Petersburg even als Romen onder zijn keizers een stad is, welke gedurig door zijne beheerschers verfraaid wierd en zelfs Alexander, eer nog het houden van parades zijne hoofdliefhebberij was, offerde ook aan deze begeerte, eene van de waardigste vermaken van eenen vorst. - De schoonste dezer kaaijen is zeker de Admiraliteitskaay door de grote Catharina tot dien trap van volmaaktheid gebragt. Men heeft deze grachten wel eens bij die van onze vaderstad vergeleken, doch hiermede doet men deze laatste toch te veel eer, want het is geen stinkend en stilstaand water, dat hier binnen dezelve besloten is. Maar hier stroomt de heerlijke Newa wier heldere en donkere golven het schoonste ideaal van eene bevallige rivier opleveren. Hare wateren zijn door honderden boten en gondels zoo wel als met grotere schepen bedekt, en vertonen het levendigste tafreel. Nu verheffen zich aan deszelfs beide zijden de muren van graniet, terwijl deze zelfde steen hier de schoonste voetpaden vormt, daar in brede trappen de nederdaling tot bij de bruggen gemakkelijk maakt en ginds eenen rustbank voor den vermoeiden wandelaar oplevert. Nu stelle men zich dit geheel voor; deze rivier, deze oevers, en de menigte heerlijke gebouwen en paleizen die zich aan beide zijden verheffen, en men zal niet verwonderd zijn dat de vreemdeling zich met moeite van dezen heerlijken plek kan afrukken. Dit graniet is daar, waar hetzelve nog niet door lucht en tijd geleden heeft, zeer schoon, en bezit glasachtige delen die gelijk gesteentens flikkeren. Ook de Engelsche kaay is schoon, de Fotanka en Moika de twee kleine grachten zijn bevallig, doch wanneer men de kaay der Admiraliteit gezien heeft, zou men het bijna eens kunnen zijn met dien Engelschman, die door alles wat hij van dit meesterstuk | |
[pagina 173]
| |
gehoord had, bewogen wierd om zich in te schepen, aan de Newa aan land stapte, zijn verwachting overtroffen vond, en oogenblikkelijk onder zeil ging. | |
De BeursDit gebouw, tegenwoordig een der nieuwste van Petersburg, is een geschenk door den keizer aan de kooplieden gegeven. Het gebouw is indedaad zeer schoon, hoewel hetzelve misschien met te veel kolommen versierd is, want deze kolommen zijn hier dan zeer aan de order van den dag. Ook vindt men misschien te weinig vengsters in hetzelve. Dit zal tog geen zinnebeeld zijn moeten van de werken der duisternis of smokkelarij, die op deze beurs afgehandeld worden. De binnenste inrigting is uitmuntend schoon. Een grote zaal vereenigt alle de kooplieden zoo met baarden, als baardeloos. Dezelve is met schone beelden van de gerechtigheid en verschillende deugden en zinnebeelden versierd. Aan de zijde vindt men zeer schone vertrekken, tafels met schrijfgereedschappen, in 't kort zeer vele gemakken die men aan andere beursen mist. In een dezer afgezonderde vertrekken vindt men Russische afgoden, of liever heiligenbeelden voor welke zich de kooplieden dezer natie bij het intreden kruisigen. Aan de intrede der beurs lopen vele gemeene Russen met een soort van fles met eenen drank quass genaamd, welke zij aan hunne landgenoten verkopen, en die juist niet zeer voortreffelijk is. Buiten de beurs staan de droschkas van alle de kooplieden, waarvan hier zeer weinige te voet komen. Verder vindt men buiten de beurs twee schoon gebouwde lichttorens aan wier voeten colossale standbeelden door Russen gevormd, van vele geschiktheid voor de kunsten doch nog van gene Grieksche volmaaktheid getuigen. De ligging van deze beurs op eenen uithoek aan de Newa, is indedaad uitmuntend. Wat nu de handel betreft die hier gedreven wordt, hieromtrent vindt men weinig tevredenheid bij de kooplieden. Deze zijn met hunne roebels van tien stuivers zeer slegt tevreden, en klagen dat alles naar willekeur geschiedt, en dat, bij voorbeeld tot het opstellen van het tarief der invoer-tol, geen enkele koopman gehoord is. Nu, deze kunnen dit niet beoordeelen, maar wel de hoogwijze senateurs. Men luistert niet na deze | |
[pagina 174]
| |
klachten, en men doet wel, want, lieve hemel! wilde men hier in Rusland na klachten horen, dan zou men het immers veel te druk hebben. | |
Newsky-perspectiefDe straat welke aldus genoemd word, is zeker eene der schoonste van Petersburg. Zij is meer dan twee wersten lang van de Newa af, tot aan het einde. - Men vindt hier de schoonste huizen en paleizen alwaar alle de benodigdheden te vinden zijn; in het midden gaat een voetpad van graniet, door bomen beschaduwd, 't geen een zeer aangenaam gezicht oplevert. Men zegt dat deze laan weggenomen zal worden, doch dit wordt dunkt mij eene opoffering zonder nut. Hier in deze laan ontmoet men een groot gedeelte van de schone waereld van Petersburg, doch in 't geheel schijnen Plutus en Mars meer dan de schone CyprisGa naar eind153 hier hun heiligdom gevestigd te hebben, want van de dames die men ontmoet zijn zeer weinige met de gaven der schoonheid versierd. Voorts ziet men eene grote menigte rijtuigen van allerlei soorten. Men vindt nu en dan zeer schone paarden doch de twee heerschende modes alhier omtrent deze, zijn ten eerste om de paarden van verschillende kleuren en soorten naast elkander te spannen en voorts wordt een der paarden steeds gewend om den kop naar de aarde te dragen, 't geen een zeer bijzonder gezicht in 't eerst opleverde. Hier echter in deze perspectief moet men zooveel als ergens anders de pracht der hoofdstad bewonderen. Eene grote menigte van opschriften bieden alle de geneugtens der weelde en der beschaving aan. Hier vindt men in den omtrek van eenige schreden eene menigte van kerkgebouwen van verschillende geloofsbelijdenissen vereenigd. Aan de eene zijde ziet men de schone Kasansche hoofdkerkGa naar eind154. Aan de andere zijde prijkt de Roomsche Catholijke kerk, wier bouworder ook uitmuntend is, terwijl ook de Luthersche en Nederduitsche kerken zich op dien omtrek bevinden. Hier vindt men voor 't algemeen levendigheid en drukte, en dat gewoel dat men dikwijls in de straten van Petersburg vermist, treft men hier aan, terwijl de vreemdeling natuurlijk getroffen wordt door eene straat, die zoo vele schoonheid bevat, en die zich voor zijne oogen in eene onafzienbare lengte uitstrekt. | |
[pagina 175]
| |
Kasansche kerkDeze kerk van onze Lieve Vrouwe van Kasan, behoort zeker tot de grootste merkwaardigheden van Petersburg. Zij is eenigsints eene navolging van de St. Pieters kerk in Rome. Het eerste gezicht van de uitmuntende colonnade, die zich aan de beide zijden van het gebouw als een halfrond uitstrekt, is verrukkend. Bij het doorgaan onder deze eenvoudige doch heerlijke zuilen, denkt men zich niet aan de bevrozen boorden der Newa, maar in de lagchende omstreken van Agrigento of het eeuwige Roma te bevinden. Bij deze zuilen vindt men twee reusachtige beelden die ook even als de gehele kerk het werkstuk van Russische meesters zijn, en met regt bewondering eischen, ofschoon dan ook de geest der Gratiën hier den kunstenaar niet steeds verzeld heeft. Ook het binnenste der kerk is ten uitersten merkwaardig. Men ziet hier de heerlijke marmere kolommen met metalen kapiteelen, doch na de heerlijke collonade van buiten had men hier iets nog treffender verwacht, en het gewelf schijnt niet hoog genoeg om door zulke zuilen ondersteund te worden. Het binnenste dezer kerk is op eene zeer prachtige wijze versierd en men ziet hier balustrades van zilver, heiligen en wat dies meer zij. - Van alle zijden der kerk ziet men tropheën met vaandels van veroverde natiën, en men herkent aldaar met veel genoegen de adelaars van den stoutmoedigen Corsikaan. Minder genoegen geniet egter de Nederlander, wanneer hij alhier de sleutels opgehangen ziet van verschillende steden. Hier als veroverd aangemerkt doch daaronder vele herkent van Hollandsche steden, alwaar de Russen als vrienden ingelaten wierden. - Van eene andere zijde ontwaart men vele schilderstukken, goude zonnen. De plaatsing van een schilderij, het Avondmaal voorstellende, boven het outer, beviel mij zeer. - Onder die middelen, welke de Russen gebruikt hebben om den roem van hunne beschaving door het overige gedeelte van Europa uit te trompetten hebben ook vele steeds de Grieksche godsdienst verheven en haar dikwijls, in tegenstelling van de Roomsche, bijna als eene soort van Hervorming voorgesteld. Men behoeft hier egter niet lang te zijn om zich te overtuigen, dat deze kerk niet minder dan de Westersche door den scepter des bijgeloofs beheerscht wordt. De gemene Rus wanneer hij eindelijk de gewijde hoofdstad bereikt, treedt | |
[pagina 176]
| |
voor de kerk om aldaar door menigvuldige kruissingen zijne pligt af te leggen. In de kerk getreden, knielt hij dan neder en kust op de wijze der Oosterlingen den bodem, tot uitwissching zijner zonden. Doch ik zag niet alleen deze, maar zelfs vrouwen van rijke Russen met hunne bediende agter zig in deze kerk hare buigingen en kruissingen voor gewijde beelden en schilderijen maken. De Rus betaalt ijverig zijne kopeken om het licht voor de beelden zijner heiligen te doen branden. Dit egter is bewezen dat niemand de Kasansche kerk betreden zal, zonder dezelve te bewonderen of zonder in dezelve een wezentlijk meesterstuk van bouwkunde te erkennen. | |
Gostinoi DvorEen weinig verder dan de Kasansche kerk ontmoet men het Gostinoi dvor, of hof der kooplieden. Dit is een ontzettend groot vierkant gebouw met gallerijen, hetwelk op twee verdiepingen eenige honderd winkels bevat. Deze winkels bevatten meest Russischen arbeid, en worden alhier door Russen bewoond en bezeten. Men bewondert de vaardigheid waarmede het de Russen gelukt alle de voortbrengselen der buitenlandsche kunst na te maken en men moet bekennen dat indien de natuur hun de gaaf van het scheppend genie juist niet vereerd heeft, zij dit weder door de gaaf der navolging heeft willen goedmaken. Ieder koopnaan staat aan den ingang van zijnen winkel en nodigt U met de grootste welsprekendheid om binnen te komen, en zoodra hij slechts bemerkt dat men het oog op het een of ander voorwerp van zijnen winkel slaat, is hij bijna niet af te wijzen. Hier ziet men zeer net gewerkte stukken in hout en leder, daar galanterie-winkels, daar gehele Russische en Fransche boekverzamelingen. Afdingen en wel bezien zijner waar, is hier nu ten uiterste noodzakelijk, want door hunne manier in den handel regtvaardigen zij hunnen groten Peter geheel, toen hij de Joden in zijn land weigerde te dulden, zeggende, dat hij dezelve niet nodig had daar hij zijne Russen kende. | |
Veld van MarsOnder de ruime en schone pleinen, waarvan Petersburg zoo vele oplevert, behoort ook het zoogenaamde veld van Mars. Hier ziet men | |
[pagina 177]
| |
aan de eene zijde het Paleis-Michailow, voor altoos merkwaardig geworden door den dood van den rampzaligen Paul.Ga naar eind155 Aan de (andere) zijde van dit veld rijst de obelisk ter eere van Rumjanzow,Ga naar eind156 de overwinnaar der Mahomedanen. Zij is allereenvoudigst doch met smaak. Niet verre vandaar prijkt zijn mededinger, de moedige veroveraar van Ismail en Warschau.Ga naar eind157 Op een ronde pilaar verheft zich het standbeeld van Suwarow in brons, met uitgetogen zwaard en schild, 't geen egter niet treffend genoeg uitgevallen is. Niet verre van dit veld ziet men den zomertuin die steeds voor het publiek geopend is. Dezelve is thans in eenen zeer verouderden smaak met lanen en hagen. Men vindt hier overal Italiaansche standbeelden waarvan vele de vorsten die hen alhier plaatsten overleefd hebben, doch ook zeer door den invloed van tijd en weder leden, ook zijn dezelve in zoo grote menigte dat de tuin meer een bewaarplaats van standbeelden schijnt, alsdat zij door dezelve versierd wordt. Hier en daar vindt men eenige schone koppen. Men bewondert vooral de balustrade van dezen tuin van metaal en steen gevlochten. Doch een balustrade hoe schoon ook, blijft voor den liefhebber van het ware schoon toch altijd nog slechts eene balustrade. | |
Kamenoi-OstrowOnder de wezentlijke sieraden van Petersburg behooren voorzeker de bevallige eilanden welke door de verschillende takken van de schone Newa gevormd worden. Hier geniet de Petersburger die weinige zomerdagen, welke hem de natuur alhier verleent. Op alle deze eilandjes wordt de vreemdeling verrukt door de smaakvolle landhuizen, die hij van alle zijden ontmoet. De gewassen van 't Zuiden, de geschenken van Flora bloeien voor zijne voeten, en van alle zijden door schoon geboomte omringd, vergeet hij voor een oogenblik dat hij zich op een half uur afstand van een Noordsche hoofdstad bevindt. Onder deze eilanden munt Kamenoi-Ostrow of het steen-eiland uit. Hier vindt men het bevallig verblijf, alwaar de Keizer aller Russen het grootste gedeelte van den zomer doorbrengt. Hier ziet men op de Newa de ‘kleine boeier’ van de oevers der Amstel herwaards gevoerd, en eenige jachten. De intrede van dit kleine | |
[pagina 178]
| |
park is ieder vergund, doch alleen eischt de tegenwoordigheid des Keizers aldaar, dat men met ongedekte hoofde hier doorga. Hier zag ik de beheerscheres der Russen en eerde de vorstin, die door manlijken moed en door zoo vele deugden uitmunt en wier naam op de tong van alle brave Russen zweeft. | |
Izaks PlaatsDeze plaats behoort ook onder diegene, die de opmerkzaamheid des vreemdelings verdienen. Zij ligt van de eene zijde aan de Newa. - In het midden rijst de Izaks-kerk, om dus te spreken eene marmer massa. Dezelve is niet afgewerkt en de toren dezer kerk, een der ondernemingen door Catharina begonnen, wierd door Paul niet voortgezet. Deze kerk is ook een schoon gebouw, doch echter in genen dele bij de Kasansche kerk te vergelijken. Aan de eene zijde dezer plaats ziet men de schone wandeling of boulevard, die aan de admiraliteit heenen vaart en die indedaad eene alleraangenaamste wandeling oplevert. Aan eene andere zijde eindelijk verrijst het colossale standbeeld van den groten Peter. Hier ziet men hem, op zijn ros gezeten, terwijl hij de slang der nijd onder zijne voeten vertrapt en hij op een aanzienlijk stuk rots vastgehecht schijnt. Het was voorwaar eene grootsche onderneming om zulk een stuk granietsteen herwaards te voeren, en om den schepper der Russische monarchie op dezelve, in al het gevoel van kracht en overwinning daarneder te stellen. Gewis dit gedenkteken en het eenvoudige opschrift: Petro primo Catharina secunda, Catherina de twede aan Peter den Eersten, is beiden waardig. Peter en zijne grootheid zijn even reusachtig, in vergelijking der Lilliputters, die hier tegenwoordig rondkrielen. Peter was wreed in kleinigheden, hij was groot en weldadig in 't geheel, en men vindt tegenwoordig vele vorsten die de beschaafdheid zelve zijn, en wier bevelschriften egter den ramp van duizenden hunner onderdanen veroorzaken. Men gevoelt bij het zien van dit beeld alle de arbeid, die dit werkstuk eer het in zijne volkomenheid daar stond, geeischt heeft, doch voor het despotismus is alles mogelijk, daar hetzelve over alle de middelen der menschen gebiedt. - Ja, nog herhaal ik hetgeen ik van Peter eens dichtte: | |
[pagina 179]
| |
Neen, schoon door vlekken ook ontheiligd,
Blijft Peters luister steeds bestaan
'T geschiedboek houdt dien naam beveiligd
Wijst ons zijn woesten oorsprong aan. -
Ja, ruwheid heeft zijn wieg omgeven
Barbaarsheid heeft zijn jeugd geleid
Doch grootheid heeft den blaam verdreven
En schonk zijn naam de onsterflijkheid.
| |
Klooster en Kerk van Alexander NewskyGa naar eind158Ik bezag deze gebouwen aan den groten schutsheilige van Rusland toegewijd. Dezelve leggen geheel aan het eind van de Newsky-perspectief. Deze straat wordt egter tegen het einde steeds minder in schoonheden en men gelooft eindelijk reeds buiten de stad te zijn. Dit klooster is nog regt in den ouden stijl, en men vindt hier eene grote menigte huizen en torens. Men ziet eerst een soort van Pantheon dat de graven der voornaamste Russen bevat, en het geen aldus voor den beminnaar der geschiedenis merkwaardig is. Hier rust de asch van vele beroemde Russen, en men vindt de praalgraven der Panin's, Galitzin's, Kutusow's. Onder eene eenvoudige zerk ligt Suwarow met dit opschrift: Hier ligt Suwarow. Twee kleine zuilen bedekken de graven van de kinderen des tegenwoordigen keizers. - Een weinig verderop ligt de kerk van Newsky. - De bouworde is schoon doch de versierselen getuigen meer van rijkdom dan van smaak. Zoo ziet men bijvoorbeeld schilderijen en afbeeldingen van de maagd Maria of Christus, waarvan alleen het gezicht zichtbaar is, terwijl het overige met gouden en zilveren platen op verschillende hoogtens bedekt is. Ook bewondert men het graf van den heiligen Alexander, hetwelk geheel van massief zilver vervaardigd is en de twee eigenschappen van dien vereeuwigde als held en heilige aanduiden. Deze kerk schijnt ook eene grote heiligheid te bezitten. Ten minsten ik zag reeds op eenen afstand verschillende menschen zich kruissen en buigen. In de kerk wierd de dienst door eenige in 't zwart gekleedde monniken, die veel op Dervischen geleken, uitgevoerd en op het eentonig gezang van een van dezelve, was de gemeente, uit eenige vrouwen en eenige gemene Russen bestaande, druk | |
[pagina 180]
| |
bezig met neder te knielen of zich geheel ter aarde te werpen. Men toonde ook nog een kamer waarin een schilderij waarop de tegenwoordige keizerin door den groten aartsbisschop ingezegend wordt, terwijl men in de overige portraiten de grote Catharina, Paul, Alexander, OrloffGa naar eind159 en vele bekende personen herkent. Verder toont men een kerkhof waarop een ontzettende menigte grafzuilen zich bevinden. Jammer dat dezelve hier als in een pakhuis bij elkander gehoopt zijn, want vele doen de kunst hunner vervaardigers eer aan; zoo ziet men op een van dezelve eene liggende vrouw geheel en al aan hare droefheid overgegeven, die zeer schoon is. Andere zoeken weder door pracht te schitteren en prijken door verguldsels. Sommige vereenigen indedaad de verdiensten der uitvoering bij die der bewerking. - | |
Museum der WetenschappenIk bezag hetzelve, alleen voorgelicht, door de aanmerkingen van eenen Russischen cicerone, die nu en dan door mijn loonbediende overgebragt wierden en dus is het mogelijk dat er veel aan mijne oplettendheid ontsnapte. Het gebouw is uitmuntend schoon, en staat op de kaay der nieuwe beurs. Men ziet eerst een bibliotheek welke ik met stilzwijgen voorbij ga en komt vervolgens aan de verzameling van anatomische preparaten, zoo ik geloof door Peter den 1en van den beroemden RuyschGa naar eind160 gekocht. Veel is hier, hetgeen een leek in de ontleedkundige wetenschappen niet beoordelen kan. Hij ziet de verschillende trappen van de wording des menschen en bemerkt verschillende monsters, aan elkander gehechte kinderen en vervolgens verschillende onvoldragen kinderen, nevens wormen, slangen en zelfs kikkers, die hen schijnen verstikt te hebben. Men ziet eene kleine Egyptisch graftombe, het lijk van een monsterachtig kind bevattende, en dat door de zorgvuldigheid waarmede hetzelve vervaardigd schijnt, belangrijk is. De zoldering is overal met visschen, krokodillen en wat dies meer zij versierd. In het vak der natuurlijke historie vindt men hier onder de viervoetige dieren veel schoons. Twee opgezette olyfanten, nevens derzelver geraamte, zijn merkwaardig, en nog meer het gehele geraamte van eenen Mammouth, hetgeen egter veel gelijkheid met den olyfant schijnt te heb- | |
[pagina 181]
| |
ben, behalven in de grote en zware voeten en de ontzettende slagtanden die buitenwaards uitlopen. Natuurlijk vindt men hier alle de dieren die in Noord Asia tehuis horen; de eland, het rendier etc. Eene zonderlinge verzameling leveren de opgezette personen uit de Siberische stammen, waarvan ieder in de kleding van zijn land getooid is, en men verwondert zich vooral over de smalle oogen die bij sommige Tartaarsche stammen in een geheel scheven lijn lopen. Eenige kassen bevatten alle de wapenen, kledingstukken, muzyk-werktuigen van alle deze volken, zoowel den schoon gewerkten wapenrok van den Japanner, als de beerenhuid van den Laplander. Men vindt ook de kleine afgodenbeelden in Siberische graven gevonden, en die zeker eene gedrochtelijke figuur opleveren. - Het cabinet der opgezette vogels is niet bij dat van onzen vaderlander TemminckGa naar eind161 te vergelijken, maar men vindt eene uitmuntende verzameling kapellen en eene van schelpen, verder versteeningen van allerlei aard en eene belangrijke afbeelding van het binnenste der Siberische mijnen waarbij men dan egter diegenen nog dubbel beklaagt, welke naar de mijnen van dit land verwezen worden. - Een zeer belangrijk gedeelte van deze verzameling is ook al het geen Peter den 1en betreft. Men vindt niet alleen zijn heidukGa naar eind162, zijn paard, zijne honden, maar ook alle zijne werktuigen, zijne vijlen, zijne draaibanken, zijne staatsie- en arbeidsklederen. Eene zaal bevat alle de werkstukken door dezen monarch vervaardigd, en men staat indedaad verbaasd, bij het zien van hetgeen hij in zoovele verschillende vakken geleverd heeft. Hier is een yvooren kroon, die hij uithouwde, daar aardewerk dat hij draaide, ginds de kopere platen, waarin hij zijne overwinningen graveerde en dit alles vermeerdert de bewondering voor eenen man, die waarlijk door de natuur met zeer vele talenten begaafd was. Op eenen troon ziet men het levensgroot beeld in wasch van dezen monarch hetgeen men zegt hem zeer gelijkend te zijn, en men vindt dan onder de ruwe trekken van dien vorst, doch nog eene zachtheid die men niet verwachten zou. Verder is deze kamer versierd met de beeltenissen der Russische vorsten, en bij het aanschouwen van SophiaGa naar eind163, de zuster van Peter moet men bekennen, dat deze wel in staat was eenigen tijd door haren invloed over Rusland en zelfs over haren broeder te regeeren. | |
[pagina 182]
| |
Het Park van StrogonofNabij het schone Kamenoi Ostrow verheft zich een ander eiland ook met vele landhuizen versierd. Het schoonste is het park van den graaf Strogonof dat voor het publiek geopend is. Wie zoude dit in de nabijheid van eene zoo grote stad bij ons durven wagen en egter vindt men hier volstrekt gene gemeene lieden, want de gewone Rus schept geen vermaak in diergelijke genoegens en dat gedeelte van de tijd waarin hem geen slaafsche arbeid drukt, wordt behoorlijk tusschen slapen en zuipen verdeeld. Dit park is in eenen bijzonder schoonen smaak aangelegd. Eenige schone standbeelden versierden hetzelve en bij eene kom vindt men het marmer gedenkteken uit Italiën herwaards gevoerd, en onder den naam van het graf van Homerus bekend, Het stuk is met basreliëfs versierd, die oudheid aanduiden, doch om te beslissen of dit nu wezentlijk het graf van den zanger van de Ilias zijn kan, vertrouw ik mij zelve veel te weinig oudheidkennis toe, doch vinde het aangenaamer in zulk soort van stukken gelovige dan twijfelaar te zijn. | |
Het een en anderIk had de eer door keizer Alexander voor zijn Paleis eene parade te zien houden. De troepen waren bijna tien à twaalf duizend man sterk, en vormden de Jonge garde. Men wist niet wat men meer bewonderen moest, de schone houding dezer troepen, of den heerlijken staat waarin zich de artillerie bevond. Deze troepen te equiperen, te inspecteren, ziedaar de liefhebberij van dezen vorst, die het volk duur te staan komt. Het volk klaagt en betaalt - doch wie vraagt in onze verlichte eeuw ook naar het volk? - Weinigen hebben geloof ik over Petersburg geschreven zonder te spreken van de Iswotschiks, en indedaad deze Iswotschiks of voerlieden vormen hier eene bijzondere classe van menschen. Hunne baarden en lange rokken getuigen dat de hervorming van Peter in deze stukken nog niet volmaakt is geworden. Aan alle de hoeken der straten vindt men hen in grote menigte, met hunne droschkas. Hunne eischen zijn hoog en liever blijven zij aan de ruiven welke hunne paarden gebruiken staan, dan den vreemdeling onder den prijs, dien zij zich gesteld hebben, te bedienen. Naauw denken zij een oogenblik vrij te hebben, of zij laten | |
[pagina 183]
| |
zich achterover op hunne droschkas vallen, en slapen daar zeer gerust tot hen eindelijk het geschreeuw van Iswotschik! weder wekt. Zij rijden zeer snel en men treft weinig menschen aan die de verleiding van alle dezer rijtuigen wederstaan kunnen en, de mode ten trots, het durven ondernemen om te lopen. Om eene stad te leeren kennen is het meestal noodzakelijk meer dan deszelfs schitterendste wijken te kennen; wil men als vreemdeling de minder bevallige streken van Petersburg kennen leren, zoo gaat men na Wassili Ostrow. Dit eiland was een der gedeeltens van Petersburg, die het eerst aangebouwd wierden en het laatste voltooid zullen worden. Peter wilde hier de handelstad aanleggen, doch hij wierd niet begrepen. Hier ziet men nog houte huizen doch deze is het niet meer vergund te bouwen, en zelfs mag men hier gene huizen bouwen zonder dat derzelver innerlijke en uiterlijke inrigting eerst door den keizer is goedgekeurd. Petersburg is des avonds verlicht door eene grote menigte lantaarnen, wier licht, hoevele millioenen het dan ook kosten moge en hoe schoon ook de spiegeling van hetzelve in de Newa zij, niet toereikend is. Ik keerde op een avond (terug) door Wassili Ostrow, en ik verzeker dat wij, niettegenstaande de verlichting, zorg dragen moesten om aldaar op de heerlijke houte trottoirs geen hals, nog beenen te breken, doch onder eene regering die de menschen alleen bij getallen rekent, is het verlies van één individu van weinig belang. Eene der algemeenste klachten in Petersburg is die over de weinige schone vrouwen die men alhier ontmoet; deze klacht scheen mij gegrond te zijn, ten minsten men ziet vele vrouwen wier kleding bevallig is doch men bekent wanneer men nadert: De loin c'est quelque chose, et de près ce n'est rien. Daarentegen schijnt de natuur bij de mannen, de onregtvaardigheid die zij aan de vrouwen bewees, te willen vergoeden, en wie bewonderde niet dikwijls de krachtige mannelijke trekken van den echten Rus. De ware Russische vrouwen vooral zijn niet onder den invloed van de ster van Cypris geboren. Hunne brede platte gezichten, hunne korte en dikke posturen, boezemen den vreemdeling weinig bewondering in. Op het hoofd dragen zij eene soort van muts met goude versierselen opgetooid en eene diergelijke waggelende schoonheid, die aan alle zijden tot eene behoorlijke dikte uitzwelt | |
[pagina 184]
| |
is het ideaal van den Rus, die zulk eene schone vrouw in zijne taal door den naam van volwigtige vereert. - Het Polizey-wezen is misschien in Petersburg in eenen beteren staat als men zich gewoonlijk verbeelt. Aan de hoeken van bijna alle straten vindt men een huisje waarin eenige Budocniki, meest uitgediende soldaten, staan met eene soort van lans gewapend, steeds gereed om bij de minste ongeregeldheid hunne magt te gebruiken. Des avonds en des nachts verwittigen zij den voorbijganger door hun aanroepen van hunne waakzaamheid. - Een der schone inrigtingen van Petersburg is ook de Commerzclub. Zij is een der gezelschappen, zoo sterk in Duitschland verspreid, waar men speelt, leest, en eet. Geene onderscheidt zich echter door een zoo uitmuntend locaal. Men vindt hier de allerschoonste vertrekken, door zuilen onderschraagd, en niets ontbreekt aan dit gezelschap als het nodig getal menschen die het zelve bezoeken. Niets verwondert den vreemdeling alhier meer als het gebrek aan publieke vermaken, in eene zoo aanzienlijke hoofdstad. Na het ophouden des Franschen toneels vindt men hier alleen een Duitsch toneel dat niets betekent, en een Russisch dat door weinigen verstaan wordt. Koffyhuizen worden hier in 't geheel niet gevonden en het getal der huizen tot publieke vermakelijkheden geschikt, kan men tot het bevallig, doch klein Chrestophsky bepalen. De meeste genoegens worden dus door de omgang in de huizen der bijzondere personen genoten. Hierover echter te oordeelen, eischt een verblijf van eenige jaren, of ten minsten van eenige maanden en kan niet als (men) een paar huizen bezocht heeft, met eenen pennestreek beslist worden. Vele reizigers hebben bij hunne reizen door het Russische Rijk die gelegenheid te baat genomen om den gehelen regeringsvorm te laken. Zij kunnen misschien gelijk hebben, doch hoe is het mogelijk als vreemdeling in eenen geringen tijd te oordeelen, welke regeringsvorm het best voor den geest eener natie geschikt is. De Rus is even min voor de belangeloosheid van een gemenebest als voor het eergevoel eener monarchie opgewassen. Een volk, dat zich nog eerst sedert honderd jaar aan de barbaarsheid onthief, blijft steeds moeilijk te beoordelen, en in alle gevallen bedenke men steeds dat ook wegens de kunst van regeeren, de moeilijkste van allen, deze spreuk blijft gelden: La critique est aisée et l'art est difficile. | |
[pagina 185]
| |
De BibliotheekDewijl ik vernomen had, dat alhier eene keizerlijke bibliotheek was, wilde ik dezelve niet onbezocht laten. Men bepaalde mij een uur waarin ik de bibliotheek bezichtigen kon. Ik vond als directeur iemand die geen Duitsch en zoo 't scheen slechts gebroken Fransch sprak. Men toonde mij den weg naar boven. De opzichters waren eenige stomme Russen in uniformjassen. De inrigting van het locaal was zeer schoon. Het gehele gebouw was ingerigt met beelden-kolommen, en verschillende vakken, waarin de boeken geplaatst waren. Deze dragen alle de tytel, zeer net geschreven, op hunnen band en een aangehangen billet duidt de verschillende vakken aan. Alhier geen cicerone vindende, besloot ik mijn eigen leidsman te zijn en eenige vakken vindende, die in mijne liefhebberij vielen, bezag ik dezelve. Weldra wierd ik echter door een der opzieners bevolen de boeken niet in de handen te nemen. Ik gehoorzaamde en bezag de tytels. Nu waren de kassen op eenigen afstand met een klein hekwerk omringd, en alleen een zeer smal voetpad in de midden opengelaten; weldra beval mij een twede Rus niet binnen de palen van die vakken te komen en in dien middensten doorgang te blijven. Ik wist niet of ik mij ergeren wilde of niet. Een dezer wachters was druk bezig om het stof, dat, door het weinige gebruik op de boeken lag, aftewisschen. Uit zulke trekken leert men de Russische natie en regering kennen. - Alles is hier uiterlijk, alles schijn. Men wenscht geene Europeesche beschaving. Men wil dezelve alleen tonen te bezitten. Men wil deze bibliotheek dan doen bewonderen alleen uit hoofde van het getal boeken. Op het oogenblik dat mij dit vonnis uitgesproken wierd, zag ik aan den ingang der kamer die ik betrad het woord Philosophia met goude letteren staan. Ja, dacht ik hierop, arme vervolgde dochter des hemels, hier is ook uwe schuilplaats niet. Ik haalde mijne schouders op en verliet het gebouw mij met de woorden van Schiller troostende Der nur kennt und ehrt die Musen
Der sie trägt im warmen Busen
Den Barbaren sind sie Stein.
Moge de hemel ons beschaafd Europa in het vervolg niet alleen voor het Westelijke maar ook voor Oostersch vandalismus bewaren. | |
[pagina 186]
| |
De VestingDeze zoogenaamde vesting is op een klein eiland midden in de Newa gelegen. Men wordt daarheen gevoerd in eene der menigvuldige boten die gedurig heen en weder varen, en het gezicht van de Newa, naar de schone oevers is indedaad uitmuntend. Dit kleine eilandje is geheel met muren en torens van graniet omgeven. Midden in hetzelve vindt men de kerk van St. Pieter en St. Paul, wiens spits, evenals die der meeste andere Russische kerken sterk verguld is. Hier leggen nu de meeste Russische keizers en keizerinnen begraven, en boven hunne zerken staan kisten, met kostbare sieraden bedekt. Hier ligt de grote Catharina en naast deze haar egtgenoot Peter 3, welken haar zoon Paul liet opgraven en naast haar nederlegde. Indien de beide schimmen van den nabuurschap bewust waren, zouden zij elkander al vrij wonderlijk aanzien. Vlak over deze zerken is een troon voor den keizer bestemd, wanneer hij deze kerk bezoekt; doch ik geloof dat dit niet dikwijls gebeurt. Verder ziet men hier nog een schoon werkstuk van yvoor, van Peter den eersten. De kerk is voorts geheel en al versierd met veroverde vaandels en vlaggen. De Turksche zijn egter het grootste in getal, want daar zij meestal vrij gaaf zijn, schijnen zij zoo vele moeiten niet gekost te hebben als de Franschen die meest in flarden en doorschoten zijn. - Nabij deze kerk ziet men in een klein gebouw de boot, die als het begin der Russische scheepvaart kan aangezien worden, en die daardoor belangrijk is. Men scheept zich hier weder in, en vindt kort hierbij eene plaats waar het huisje staat, hetwelk Peter den eersten ten tijde van den bouw van Petersburg bewoonde. Het ziet er vrij vervallen uit, en is niet veel fraaier als datgeen in hetwelk zijne Majesteit te Zaandam logeerde. Bij hetzelve vindt men een boot door Peter zelve getimmerd, doch die door den tijd zoo verrot is, dat men toen ik dezelve bezag, bezig was om dezelve met nieuwe spijkers aan elkander te hechten, en dus wierd dan ook deze boot even als een zeker vorst van Europa deux fois neuf. | |
Het ArsenaalIk ging onder het geleide van eenen zoon van Mars, den tempel van dien krijgsgod bezichtigen. Men heeft in een gedeelte der stad verschelde arsenalen. Een van hetzelve, door Alexander opgerigt, | |
[pagina 187]
| |
is een uitmuntend gebouw. Dit kan men nu met regt een tuighuis noemen, want hier worden alle de werktuigen der verwoesting vervaardigd. Het gebouw is in een menigte ruime zalen afgedeeld. Hier worden geweren, daar geschut vervaardigd. Alles wordt in beweging gebragt door eene dampmachine. Onder de belangrijkste bewerkingen behoort zeker het boren van het geschut, hetgeen wij alhier zagen en ontzettend is de kracht waarmede dit ten uitvoer moet gebragt worden. Op andere plaatsen word weder al het nodige ijzerwerk vervaardigd of de kanonnen beproefd. Alles is in eenen zeer grootschen en schonen trant ingerigt. De werkbanken zijn van mahonyhout, schone kopere platen bevatten de modellen van al hetgeen gewerkt moet worden. De dampmachine wierd reeds zoo vaak en zoo goed beschreven dat ik het niet wil ondernemen dit te verbeteren. Eindelijk komt men boven in het gebouw in eene uitmuntende zaal. Hier ziet men in volkomenheid: Ces foudres de la guerre
Dont la bouche de bronze enfante le tonnerre.
Hier ziet men zeer schoon gewerkte kanonnen terwijl de wanden met wapenrustingen en tropheën van vlaggen en vaandels versierd zijn. Het andere arsnaal tegenover dit staande, hetwelk door schone beeldhoudkunde versierd is, wierd op last van den bekenden Orloff vervaardigd. Aan deszelfs ingang prijken de ontzettende grote kanonnen onder de regering van de Czaren voorgangers van Peter den Groten, gegoten. Binnen getreden wordt men door eene grote menigte gewelven en kamers gevoerd, alle met vaandels en wapens versierd. Hier ontdekt men alle den buit op de verschillende volkeren behaald. Hier ziet men den standaard der Ottomanen, hunne paardenstaarten, hunne sabels, en kanonnen en zelfs de versierselen van de toppen hunner Moskeën. Hier prijkt het standbeeld van Catharina, door Orloff uit Italiën medegebragt, doch naderhand op last van Paul afgenomen, en nu weder hersteld. Men ziet hier zelfs het opgezette Arabische paard dat door de grote vrouw gebruikt wierd. - Bijzonder is het op te merken, wanneer men een diergelijk tuighuis beziet, hoevele moeite de menschen genomen hebben om middelen uit te vinden, om elkander op een gemakkelijke wijze van de rampen van dit ondermaansche leven te verlossen. | |
[pagina 188]
| |
L'homme seul, l'homme seul dans sa fureur extrême
Prendra brutal plaisir à s'égorger soi même.
Men ziet hier allerlei soort van strijdbijlen, lansen, pistolen, geweren, kanonnen. Men heeft hier gelegenheid om de Engelsche, Oostenrijksche, Russische, en Fransche inrigting der artilleriën te vergelijken. Men ziet hier hoe verschillende stukken in vroegeren tijd op eene vrij domme wijze bewerkt wierden en hoe de menschen-moordende kunst, dank zij de verlichting onzer dagen, vele vorderingen gemaakt heeft. Hier ziet men den zoogenaamden triomfwagen der artillerie, die op zekere gelegenheid door Petersburg plag rondgevoerd te worden. - Verder ziet men de plans van verschillende vestingen als Schlüsselburg, Nyborg, Ockzakof en Derbent. Dit tuighuis bevat ook nog eenige merkwaardigheden van Peter, zooals bijvoorbeeld zijne chais en ook de vaan der Strelitzen, die zulk eene rol in zijne geschiedenis spelen. Moeilijk ware het mij een catalogus van alle de verdere merkwaardigheden van deze gebouwen te leveren, doch zij zijn zeer merkwaardig en overheerlijk gebouwd. Ziedaar dan een soort van Etna waarin gedurig door de CyclopenGa naar eind164 van 't Noorden wapenen ter verdelging gesmeed worden. - Moge nooit de tijd verschijnen dat de volken van het Westelijk Europa eens die zelfde overwinnaars, die zij huldigden, als vijand zullen moeten ontmoeten. Doch neen. Europa heeft niet van Rusland te duchten. Dit colossus van magt en grootheid, deze wonderbare vereeniging van zoo vele tegenstrijdige gezindheden en bestanddelen is ook tot het verhevenste toppunt van deszelfs grootheid genaderd. Terwijl het nog met uiterlijken glans de oogen der volken verblindt, zal het inwendig bederf langzamerhand de zuilen des staats slopen. Burgerlijke oorlogen zullen misschien ontstaan, of afgelegen satrapen hunne onafhankelijkheid zoeken te verkrijgen. Maar zeker verschijnt eens het oogenblik der ontbinding, waarin dit rijk in den chaos der verwarring zal verzinken, en het overige gedeelte der waereld voor altoos van de vrees voor deszelfs overheersching zal bevrijd worden. | |
De HermitageReeds veel schreef ik over Petersburg, en nog geen woord over het beroemde paleis van Catharina, over de bekende hermitage. Reeds | |
[pagina 189]
| |
had ik gehoord dat eenige noodzakelijke verbeteringen aan het gebouw, de vreemdelingen den toegang beletten. Ik ging derwaards met eenen anderen reiziger. Een Rus met zijn nied, nied, 't geen deze steeds in den mond hebben, weigerde ons de intrede, doch wij kwamen tot bij den directeur, die ons vergunning gaf, en de deuren van den tempel der Muzen openden zich. Het onaangenaamste is alhier dat men geheel verrukt door al het schoon hetwelk men aanschouwt, gedurig van de eene kamer na de andere, om dus te spreken, voortgezweept wordt, terwijl de Rus die u rondleidt u van niets eenige uitlegging verschaft en het zeer moeilijk is om na alles gezien te hebben, gene geheel verwarde denkbeelden te verkrijgen. Het Kabinet - schilderijen alhier bewaard, is door geheel Europa bekend. Het bestaat uit niet minder dan vierduizend stukken, zoodat het oog op het laatst door dat alles vermoeid wordt, en slechts weinige stukken met eenige oplettendheid beschouwen kan. De meeste schilderijen hangen in eene menigte kleine kamers, en eenige gallerijen, waarvan sommigen egter zeer duister zijn. - Het schoonste gedeelte van dit cabinet is zeker datgene dat tot de Nederlandsche of Vlaamsche school behoort. Alle de stukken zijn met de naamen van deszelfs makers vergezeld. - Reeds in een der eerste kamers vertoont men den vaderlandschen Wouwerman. Hier ziet men zijne paarden altijd zoo verschillend en zoo schoon, zijne stallen, zijne valkenjagten, zijne gerechten, alles met dat levendige coloriet, hetwelk de natuur zoo wel weet na te bootsen. Eene andere kamer is aan de kunst van Teniers toegewijd, en hier bewondert men dezen schilder, zijne Vlaamsche boeren, zijne kermissen, alles even waar en naief. Eene derde kamer opent zich en de naam en de kunst van Rembrandt blinken aan alle zijden in den krachtigen schilder. Hier ontdekt men menig portrait, waarin het penseel van den schilder den mannelijken ernst van den waren Nederlander afgebeeld heeft. Een vierde zaal vertoont de stukken van BerghemGa naar eind165, zijne drift en 't vee, en de schaduw der overblijfselen van Romes paleizen, en zijne donkere landschappen. Vele andere Nederduitsche schilders van naam vertonen zich hier nog, doch een der belangrijkste vertrekken is een kamer die geheel den roem van Nederland gewijd schijnt. Hier vindt men de afbeelden der Noordhollandse vrouwen, en het model van het huis van Peter, aan Alexander geschonken. Hier ziet men tevens eene menigte | |
[pagina 190]
| |
zeer kleine schilderstukjes, die alle meesterstukken in hunne soort zijn. Hier ontmoet men van Metzu, van Douw, van Van Mieris. En ik zag alhier vele stukjes die mij reeds uit de navolging der graveerkunst bekend waren. Doch wij willen voortgaan. Hier toont men veel uit de Fransche school, en hoe valt deze niet af, wanneer men de Vlaamsche verlaat. In stede van waarheid in coloriet en uitdrukking, vindt men hier dikwijls eene overdreven natuur. Deze heilige familie is geheel valsch uitgedrukt. Deze personen uit het schilderij, Jephta voorstellende, schijnen na slegte acteurs en niet na de natuur nagevolgd te zijn. Doch ook hier is veel schoons. Daar verheft zich PoussinGa naar eind166 met al die majesteit, met dat schoon dat zoo zeer aan het Italiaansche grenst, en hetzelve door eene dichterlijker verbeelding overtreft. Ja, hij was waarlijk dichter. Met welke majesteit heeft hij daar den gezant van het volk van Israël voor den koning van Egypte daargesteld. Hier ziet men Claude Lorrain,Ga naar eind167 ook deze heeft het landschap eene meerdere majesteit willen geven. Overal vindt men bij hem de oude bouwkunde weder en zijne blaauw geschilderde zeeën bespoelen den voet der hemelhoge kolommen. Welke eene menigte werken van Vernet,Ga naar eind168 steeds zeehavens, doch steeds verscheiden, en welke heerlijke maanlichten levert niet zijn penseel. Daar hangt een schilderij van Le Sueur,Ga naar eind169 een der eerste herstellers der kunst in Frankrijk. Welke schone, doch harde omtrekken. Hier legt een gemartelde Heilige, de kleur des doods verft zijne lippen. Alles neemt deel in zijn lot, en hoe beeft niet dit kind terug, aan hetwelk de moeder den heiligen lijder vertoont. - Hier is nog veel Fransche arbeid, de Van Loo's,Ga naar eind170 de Vouet'sGa naar eind171 vertonen hunne manier, die het verwijfde tijdperk van Philippe d'OrléansGa naar eind172 en Lodewijk den 15e waardig is. Eindelijk ziet men zelfs de bevallige schilderijen van Me le Brun,Ga naar eind173 aan den edelmoedigen en galanten keizer geschonken. Welke lief geklede dames, welke bevallige costumes. Doch men hange zulk eene schilderij naast dat van Rembrandt! Ook nog Italiaansche stukken vertoont deze verzameling. Men herkent de bekende namen van Tintoretto, Titiaan en bewondert schone Madonnakoppen, doch men kan niet meer bewonderen, en het oog moet eindelijk rusten. Keeren wij nu nog eens naar de doorgerende zalen terug, welke heerlijke versierselen, welke smaakvolle inrigting van deze vertrekken. De vloeren zijn meest allen van de | |
[pagina 191]
| |
schoonste houtsoorten in elkander gewerkt en gelegd. De schoonste spiegels prijken van alle kanten en heerlijke pendules tonen de meesterstukken der Fransche fabrieken. Van alle kanten schone vasen van porcelein uit de Duitsche en zelfs Russische fabrieken. Een soort van versierselen welke men hier aantreft en dat Rusland alleen oplevert, zijn de tafels en de heerlijk gewerkte voetstukken en ontzettend grote kommen van het schoonste graniet en porphier, in alle mogelijke kleuren. Voorts ziet men de standbeelden der Russische vorsten en vorstinnen. Een soort van boudoir toont het afbeeldsel van de grote Catharina de 2e, om haar vertoonen zich de borstbeelden der Galitzin's, Potemkin's en andere, die den roem van hare regering hielpen vereeuwigen. - Doch andere verzamelingen roepen ons weder. Opnieuw schilderijen, en de vereeniging van alle de werken waarin de graveerkunst de meesterstukken der grote kunstenaars bewaard heeft. Daar staan de draaibanken en werkstukken van Catharina. Zou dit gene geest van navolging geweest zijn? Doch hier vertoont zich een geheel nieuw vak. Een uitmuntend kabinet van gedenkpenningen en munten boeit onze aandacht. Deze zijn hier niet, zooals in andere verzamelingen, in laden opgesloten maar in een soort van leezenaars gerangschikt, zoo kan men met eenen opslag des oogs dezelve beschouwen. Ieder Grieksch vorst sints Alexander, ieder Roomsche keizer, heeft hier zijne plaats en men vindt aldaar alle de munten onder zijne regering geslagen. Andere kasten bevatten de gedenkpenningen ter eere der Europeesche geschiedenis geslagen tot zelfs diegenen toe, welke de overwinning van den Corsikaanschen veroveraar vereeuwigen. Een andere kas weder bevat alle de Russische munten. Welk een onderscheid tusschen het eerste pakje koper dat onder de Russische grootvorsten als geld gebruikt wierd, en den schonen roebel onder de regering van Alexander den gezegenden geslagen. - Hier ziet men weder het elpenbeen, in alle mogelijke vorm bewerkt, en men bewondert de kunst die op zoo vele bekers gehele veldslagen, of geschiedenissen uitgehouwen heeft. Eene verzameling van uitnemende waarde is die van gesnedene steen of zoogenaamde cameën. Ook hier leert men de kunst der ouden bewonderen. Hoe zoude men hier dagen kunnen doorbrengen om alle deze afzonderlijke schoonheden te waarderen. Eene zaal bevat een groot gedeelte der kunst door den Keizer te Parijs gekocht, bij | |
[pagina 192]
| |
schone schilderijen voegen zich heerlijke beelden. Hoe smaakvol is deze groep, alwaar twee kinderen elkander omarmen, de een, eene tros druiven in de hogte houdend, welke de andere zoekt te bereiken. Niet minder schoon is de Hebe welke den kelk met den nectar aan de Goden inschenkt. Eene kas vertoont meer rijkdom als kunst. Hier ziet men edele gesteentens op allerhande wijze tot versieringen gebruikt en ingezet. Van alle zijden schemert men van de glans der robijnen en smaragden, doch het hart blijft hierbij koel. Hier ziet men eene menigte gewerkte dozen en portraits. Meer bewondering verdienen de heerlijke kommen van graniet, de schoonste vazen van porcelein door de Russen zelve vervaardigd, waarop de schilderkunst de schoonste gezichten uit Petersburg en Moskou voorgesteld heeft. De herbouwing belette ons eenige kamers te zien, diegenen geloof ik, alwaar men de schone verzameling van delfstoffen van PallasGa naar eind174 vindt. Ik zag egter nog de bevallige zaal welke tot toneelvertooningen gebruikt wordt, en die met verschillende borstbeelden versierd is. Ziedaar een kort en zeer onvolmaakt denkbeeld van alle de schatten, welke de hermitage bevat. Moeilijk is het bij een zoo kortstondig verblijf alle de bijzondere schoonheden naar eisch te waarderen. Voor den vluchtigen liefhebber en reiziger moge zulk een bezoek van eenig belang zijn, het is zulks echter niet voor den echten beminnaar of kunstenaar, welke voorbeelden zoekt, en die hier door hoflakeyen rondgeleid, of liever gevoerd, aan het einde van deze wandeling zich in den staat van Tantalus bevindt. Vandaar dat bijna ieder in Petersburg over deze hermitage spreekt, en bijna niemand over deszelfs bijzonderheden of schoonheden weet te spreken. Iedere kamer die men nu in eenige minuten bezoekt, konde den bezichtiger eenige uuren bezig houden. Doch het is hierin ook zooals meestal in al hetgeen dat de Russen in het vak der kunst bezitten, schijn! Men wil tonen dat men deze schatten bezit, of deze nu gewaardeerd worden en voor den kunstzin der tegenwoordige of volgende geslachten van nut zijn, hierom bekommert men zich weinig. Men vertoont met dezelfde koelheid de meesterstukken der schilderkunst, en een grote vergulde haan en paauw, met edelgesteentens als oogen, enz. hetgeen zeker in wezentlijke smaak nogal eenigzints verschilt. Alles bewijst dat men hier de kunst even als de natuur met geweld | |
[pagina 193]
| |
wil scheppen en doen ontstaan. Men wil aan de boorden der Newa, die vruchten doen geboren worden, die alleen onder een zachteren hemel, bij meerdere beschaafdheid te vinden zijn. De Rus bezit de grootste geschiktheid tot nabootsing. Hij zal het misschien, eenige bijzonderheden uitgenomen, zoo ver brengen om Rubens of Van Dijk na te bootsen, doch zal zelden een scheppend kunstenaar worden. De kracht van Peter kan zijn volk voor het uiterlijke aan de barbaarsheid ontrukken, doch kan hunne gemoederen niet op de hoogte der beschaafdheid voeren. Alleen door veredeling van het gevoel kan zich eene natie verheffen, en door het besef van het Ideaal der kunst zijnen boezem verwarmen. Doch zoo lang een volk nog slechts bestemd is in slavernij en domheid het leven door te brengen, zoo lang kan alle verligting van dit volk nog alleen eene vrucht zijn, aan diegene gelijk, die in broeibakken en orangerijen geteeld worden!. - | |
Het Taurische PaleisVoer mij naar het Taurische paleis zeide ik tot mijnen loonbediende. Deze bestelde den voerman. De droschka reed dooor eene menigte straten van Petersburg, die ik nog niet gezien had. Wij zagen eene menigte kerken van verschillende bouworder met hunne vijf torens prijken, en hielden eindelijk aan de poorten van het Taurische paleis stil. Dit paleis behoorde naar ik geloof, weleer aan PotemkinGa naar eind175 den Tauriër. Thans behoort het den Keizer. De intrede wierd mij toegestaan. Men treed eerst in de ruime voorzaal dien het verwulf en de koepelvormige toren van boven bedekken, van alle zijden ziet men aan de wanden de heerlijke koppen die de helden der oudheid voorstellen. Men treed verder, en nu kan men de verzoeking niet wederstaan om te geloven dat men zich in de paleizen van ArmidaGa naar eind176 bevindt. Men ziet zich eensklaps in eene prachtige gallerij van alle zijden door heerlijke kolommen omringd. Verder ziet men een tuin midden in de zalen van het paleis aangelegd, en voorts heeft men het gezicht op het overschoone park. Deze gallerij of liever vorstelijke zaal prijkt met de marmere navolging van de meesterstukken der oudheid. Hier ziet men hoe veel het marmer verschaft, hetwelk het pleister niet navolgen kan. Hier ziet men aan de eene zijde den Laocoon onder den verdubbelden aanval der | |
[pagina 194]
| |
slangen bezwijken en iedere zenuw zijns lijden in het marmer uitdrukken. Aan de andere zijde ontvlucht Cleopatra door den beet der aspis den triomfwagen van Augustus, verder ziet men de schoonste nabootsingen van de beroemdste beelden der oudheid. Hier ziet men de verliefde Diana zich over den slapenden Endymion henen bukken en de onvoorzichtige Psyche het geheim harer verbintenis onthullen.Ga naar eind177 Ginds prijken de verschillende gestalten waaronder de Godin der schoonheid of de Beschermgod der kunsten aangebeden wierden. Een nieuw genot levert de bezichtiging der verdere kamers op. In eene der eerste hangt een levensgroot schilderij alwaar Orpheus door zijn gezang de geesten van den AcheronGa naar eind178 verzoekt. De liefde geleidt zijne snaren en verzelt hem. De schone Persephone is in zachten weemoed verzonken terwijl de razernijenGa naar eind179 vergeefs hunne ooren tegen deze tovertonen verstoppen. Eene nieuwe kamer wordt door stukken van eene mindere grootte versierd. Hier ziet men Scipio die de geliefde bruid aan den minnenden jongeling wederschenkt; Salomo, die door zijne wijsheid de moederlijke tederheid weet te erkennen en Achilles, die zijn geslacht ontdekt en naar de wapenen grijpt, terwijl de bevende DeidamiaGa naar eind180 zijne knie omvat. De Rus, die ons verzelde wist volstrekt niet door wie deze stukken geschilderd waren. Ik geloof mij echter te herinneren, dat zij het werk van Angelica KaufmannGa naar eind181 zijn. - Verder onderscheiden zich alle deze schone vertrekken door de smaakvolle versiering, door de schoonheid der vazen, der spiegels en huisraad. Men zag onder anderen eene allerliefste toneelzaal, en indedaad maakt dit paleis wiens kamers eene schoon uitzigt op het park hebben, eenen verrukkelijken indruk, en kan bijna als het werk der tovergodinnen aangezien worden. | |
MengelingenVele bijzonderheden levert Rusland en ook deszelfs hoofdstad op, doch moeilijk is het bij een kortstondig verblijf een waar oordeel te vellen. - Wat de regering aangaat, is het nergens gemakkelijker om dezelve te hekelen, of om eene menigte bijzondere anecdotes wegens dezelve op te zamelen. Doch de gehele regering is een zoo wonderlijk zamenstel dat zelfs iemand die zints verscheidene ja- | |
[pagina 195]
| |
ren door de regering gebruikt wordt, mij zeide nog zeer veel niet te begrijpen. De regering is in vorm despotisch, en indedaad misschien aristocratisch, dewijl de invloed van de edelen uiterst groot is. Doch nimmer egter kan deze regering eenen trap van beschaving bekomen, zoo lang het regt van lijfeigenschap nog blijft voortduren en zoo lang er eigentlijk in het gehele land volstrekt nog geen regt is. Dit laatste klinkt overdreven en is egter tog geheel waar. Ik was eens bij eenen bekenden op een der eilanden genodigd. Wij wandelden derwaards. Na de verschillende eenzame wegen van het einde van Wassili Ostrow doorwandeld te hebben, kwamen wij aan Chrestophsky, een soort van algemeene vereeniging van de schone Petersburger wereld des Zondags. Hier ziet men de Newa tusschen eene menigte der bevalligste landhuizen vlieten, en het gezicht alhier is allerbekoorlijkst. Aan de eene zijde verheft zich het landhuis van den graaf Naritskin, wiens schoone wederhelft de eer genoot voor eenigen tijd den alleenheerscher der Russen in hare armen te boeien. Dit landhuis is in eenen schonen Oosterschen smaak. Na ons op de Newa ingescheept te hebben, hoorden wij eensklaps de zoo bekende Russische hoornmuzyk, hier door lijfeigenen uitgevoerd, waarbij deze ieder eenen langen hoorn hebben welke alleen eenen toon voortbrengt. Deze harmonie was verrukkend en scheen een heerlijk orgelmuzyk. Op Chrestophsky vindt men onder andere een echt Russisch vermaak, alwaar door houte stellaadjen en wagentjes, die in vaste sporen naar beneden rennen, de bekende ijsbergen die des winters zooveel tot de Russische genoegens toebrengen nagebootst worden. - Op een Zondag-morgen wierd ik afgehaald om eenige der schoonste oorden van Petersburg te bezigtigen. Wij reden eerst na den zomertuin en bezagen een gedeelte van dezelve die mij nog onbekend was en indedaad niet minder bevallig voorkwam. Hier bezagen wij ook nog het Michailowsch paleis dat na den dood van Paul geheel verlaten is. Dit paleis is het kleinste van diegenen, die zich in Petersburg zelve bevinden. Deszelfs bouworder is somber en onbevallig. Op een plein voor hetzelve staat nog een standbeeld van Peter, dat egter geheel mislukt is. Van hier reden wij naar Kamenoi-Ostrow. Hier was groot gala op dien dag bij de Keizerin. Van alle zijden snorden ons de prachtige equipages voorbij. Deze zijn meestal met vier paarden twee aan twee bespannen, op de eerste | |
[pagina 196]
| |
paarden zitten kleine Russische jockey's die zich door eene grote levendigheid en behendigheid onderscheiden. Hunne kleding bestaat in eenen bruinen rok, meestal door eene rode sjerp vastgebonden en een ronde hoed. Hier overal liepen de roodgeklede hoflakijen en Moren rond. Een weinig agter het park bevindt zich de sierlijke Grieksche kerk, alwaar zich de Keizerin bevond. Van alle kanten zag men nieuwsgierigen die niet binnen konden treden; deze van een schaar van lakijen vergezeld, plaatsten zich voor de verschillende ramen en waren ieder oogenblik druk bezig met te buigen en zich te kruissen. Dit kruissen geschied met eene bijzondere bevalligheid doch is alleen vorm, want de Rus zal op hetzelfde oogenblik lagchen of kleine diensten verrigten. Eindelijk opende zich een deur waaraan de Keizerin door twee lakijen verwagt wierd. Zij vertoonde zich, en ik had nu de gelegenheid haar geheel te onderkennen. Zij was in 't wit met een diadeem van perlen. Zij groette de omstanders met zeer vele vriendelijkheid. Zonder haar als eene schoonheid te erkennen vond ik in haar gelaatstrekken veel belangrijks en bevalligs. Nu keerden wij (terug) na Wassili Ostrow, waar zich ook vele schone gebouwen bevinden. Overal ontwaart men Russische kerken waarvan het getal zeer groot is. Dezelve zijn meestal met vijf torens voorzien, die in een soort van vijfhoek gesteld zijn en wier koepels met metaal beslagen zijn. De klokken luiden zeer dikwijls, een gedruis waarover de vreemdelingen klagen doch waaraan de Amsterdammer geheel en al gewend is. - De baard blijft nog steeds een der geliefde sieraden van den echten Rus. Nog de bevelschriften van Peter, nog de stroom der tijden kon hem dien tooi ontnemen en welligt wilde ons de Rus onze gehele Europeesche beschaving terugschenken, indien dezelve met het verlies van dit pronkstuk gekocht moet worden. Indedaad de kleding der Russen met hunne wijde en lange mantels, door eenen gordel vastgebonden en hunne baarden, geeft hun een schoon en manlijk voorkomen. Vele Russische kooplieden hebben de Europeesche kleding aangenomen doch egter hunne baarden behouden. Hoewel ik nog weinig er over oordelen kan zoude ik het met diegenen eens zijn welke de Russen voor eene indedaad goedaardige natie houden, welke alleen eene betere leiding nodig had. De gemeene Rus is voorts steeds opgeruimd, steeds glimlagchende en heeft niet dat brutale, hetwelk men zoo dikwijls zelfs | |
[pagina 197]
| |
bij ons vindt. Wat eigentlijk de beschaving alhier betreft, dit blijft mijn geloof dat zij grotendeels schijn blijft, en de gemeene Rus voedt, even als bij alle andere natiën, haat tegen de vreemdelingen, die slimmer en rijker als hij zijn. En men had misschien slechts eenen tweden PugatschewGa naar eind182 nodig om Rusland weder tot de staat, waarin hetzelve zich voor tweehonderd jaren bevond, te zien terugkeren. De Rus is zeer morsig van aard en zijne goedaardigheid gaat zelf zoo ver, dat hij niet toelaat dat men verschillende insecten vervolge die de vrucht van zijn climaat of liever van zijne morsigheid zijn. De tijd die de Rus van zijnen arbeid overschiet wordt behoorlijk tusschen zuipen en slapen verdeeld. Overal waar men zich keert ontmoet men steeds slapende menschen. De iswotschik slaapt op zijne droschkas, de koetsier op zijnen bok, de bediende op de trap van het huis. - Verder werken de Russen zeer snel doch niet stevig. In den tijd van twee à drie maanden ziet men als door toverij paleizen van twee à drie verdiepingen ontstaan. Doch naauw hebben deze huizen, die terstond betrokken worden, eenigen tijd beleefd of de muren zakken en scheuren van allen kanten. Bij eene duchtige regenbui ziet men den liefelijken hemelschen daauw aan verscheiden zijden indroppelen. De landhuizen zijn van buiten allersierlijkst, doch van binnen ook zeer ligt en digt en moeten bij de eerste aannadering der koude verlaten worden. De Petersburger koopman leeft geheel op den Duitschen trant met dit onderscheid dat deze levenswijs alhier zeer veel geld kost. De hoge toon waarop men alhier plagt te leven, is egter ten uitersten verminderd. Over het algemeen is de handel hier 't geen hij steeds in eene hoofdstad is, niet de eerste stand en daarom zoekt de koopman alhier door dien handel de uitgaven van het lopende jaar te bestrijden, zonder dezen zelfden handel met eenige liefhebberij te drijven. In eenige huizen alhier heerscht de Fransche taal, die de taal van 't hof is en zelfs door de gemene Rus meer dan het Duitsch verstaan wordt. Verwonderingswaardig is de geschiktheid waarmede de Rus deze taal spreekt, zoodat het geen wonder is dat men hem den naam van le Français du nord, welke hij ook in verscheiden opzichten verdient, gegeven heeft. Het climaat is ook een dier eigenschappen van Petersburg, die den vreemdeling niet zeer bevallen en egter door de inwoners verdedigd worden. Het is op het oogenblik dat ik dit | |
[pagina 198]
| |
schrijf 27 Augustus en ik kan egter verzekeren dat een Novemberdag in ons climaat niet kouder nog onaangenamer kan zijn. - | |
Ik heb ook in Petersburg gewandeldHet was nog voormiddag, en ik zat op mijn kamer in het Hôtel d'Europe. De zon was na een regenachtige voormiddag eenigzints doorgebroken en ik dacht aan den schrijver van de bekende wandelingen door Petersburg.Ga naar eind183 Ik kan ook wandelen dacht ik, zag op mijn horlogie, nam mijn stok en ging na beneden. Ik begon mijne wandeling met het boulevard en zag, hoe op keizerlijk bevel den gehelen gracht, die hier nog voor eenigen tijd was, nu gedempt was en hoe misschien deze gehele wandeling, een werk van ontzettende sommen, verlegd of vernietigd zou worden, om nu iets plaats voor de parade te bekomen. Ik ging verder de admiraliteitskaai en bewonderde dit heerlijke gezicht over de Newa dat immer schoon blijft, en steeds nieuw schijnt. Hier ziet men dan aan zijne regte hand eene ontzettende rei van vorstelijke woningen of paleizen, welke door het winterpaleis begonnen, door de hermitage voortgezet worden en eindelijk met het marmer paleis eindigen. De naam van dit paleis maakt meer indruk dan het gezicht van hetzelve, want hoeveel marmer dan ook tot hetzelve gebruikt is, heeft deszelfs somber uitzigt en smaaklooze bouworder dan maar in 't geheel niet de eer om nog te bevallen. In de nabijheid dezer paleizen ontmoet men zeer vele Russische equipages met prachtige liverijen, doch het allerschoonst is toch steeds wanneer een echte Russische koetsier met eenen deftigen baard, de rossen regeert. Hier is het misschien de plaats een woord over dat costuum der Russen te zeggen. Hetzelve is zeer verschillend en nadert bij den een meer, bij den andere minder tot de Europeesche wijze. Sommige hebben den baard behouden, doch den kaftan tegen een sluitjas verruild. Groot is nog egter het verschil tusschen den gemenen Rus en diegenen die reeds sierlijker gekleed zijn, en wien een rode sjerp den blaauwen of bruinen kaftan, dikwijls van zijden, toebindt. De vrouwen van de eerste classe hebben de mode der Franschen hulde gezworen. Die der burger-classe dragen kleine, korte mantels en dikwijls een schalk over 't hoofd en die der gemeenste classe eindelijk kleden zich zooals overal, zooals zij 't best | |
[pagina 199]
| |
kunnen. Nu trad ik in den zomertuin. Aan deszelfs ingang vertonen zich immer eene menge van Russen die allerlei versnaperingen verkopen, en die juist geen zeer behaaglijk voorkomen hebben. Naauw was ik eenige schreden verder gegaan of ik zag in het lommer der bomen, eenen dikken Turk nederzitten met rood maroquijne laarzen, witte onderklederen, en eenen groten orangekleurigen mantel. Hij zogt misschien de nagtegaal die hij niet gevonden zal hebben. In het twede gedeelte van den zomer-tuin ontmoette ik nog een twede Turk, in bloedrood gewaad, en kort daarna eenen Griekschen monnik. Deze zijn geheel in 't zwart gekleed en met een soort van zwarte doek over 't hoofd, gelijken zij niet weinig na de toovenaars uit de harlequinades. Ik wandelde nu verder een der kleine kanalen langs. Deze zijn geheel met ballustrades van ijzer omringd, en verder vindt men eenige metale bruggen. Zoo kwam ik eindelijk aan het reeds beschreven Gostinoi Dvor, en vandaar op de markt. Deze markt is indedaad nationaal, zij beslaat eene zeer grote plaats en bestaat uit eene ontelbare menigte van reien, gewelven, kramen etc., in het midden van dewelke een soort van open plaats is. Alhier ziet men nu alle de behoeftens des gemenen volks verkopen, eetwaren, kledingstukken etc. Hier vindt men eenige vrouwen, doch anders schijnt hier in Petersburg al de handel, die bij ons tot het departement der vrouwen behoort, door mannen gedreven te worden. Op het midden van deze markt staat een klein sierlijk kapelletje met heiligenbeelden waarvoor de Rus zich in 't voorbijgaan kruist. Kopers en verkopers dringen hier door elkander. Sommigen hebben alles 't geen zij verkopen aan hun lijf vastgehecht. Anderen weder lopen rond met gehele manden met broodjes, weder anderen met quass, nog anderen eindelijk met thee of met een soort van drank die zij in een blaas onder de armen voeren, dien zij dan persen naar mate de aftrek vermeerdert. Ik verliet eindelijk het bont gewoel van deze onafzienbare markt en zette langs de heerlijke grachten mijne wandeling voort. Op deze grachten was alles druk bezig met wasschen. Dit wordt hier ook weder op eene militaire wijze behandeld, want het gewaschte wordt niet uitgewrongen, maar uitgeklopt. - Ik zag verder nog verschillende kerken, en besloot eindelijk terug te keren. Ik ging voorbij het schone stenen theater, dat voor eenige jaren een prooi der vlammen wierd, en dat in zijn geheel is staan gebleven. Ik zag de heer- | |
[pagina 200]
| |
lijke schone casernes, die hier indedaad paleizen gelijken en kwam zoo over de Izaksplaats weder te huiswaards, na eene wandeling van meer dan twee uur waarin ik echter slechts een zeer klein gedeelte van Petersburg bezocht had. Bij het wandelen alhier ontmoet men ook gedurig de verschillende militaire kledingen, die meest zeer sierlijk zijn want op dit uiterlijke wordt bijzonder gelet. - Twisten onder het volk ziet men hier weinig, want behalve dat hetzelve over het algemeen zeer goedaardig is, zoo is oogenblikkelijk een van de wachters daarbij en weldra ziet men een polizey-officier die gedurig met de grootste snelheid op zijn droschka door de stad rijdt, en wiens uitspraak dikwijls vrij willekeurig is. In de grote straten vindt men overal de schoonste winkels en dit wordt door annonces in bijzondere grote letters dikwijls in drie à vier talen kenbaar. Menigvuldige magasins de modes vindt men alhier en dit stuk moet de Petersburger egtgenoten ook nogal vrij duur te staan komen. - Ook ziet men op vele plaatsen ‘holländische Buden’ geschreven en men herkent met genoegen in dezelve onze werkzame landgenoten uit Overijssel. Op de grote markt herkende ik ook een soort van kraam, die ons zeer vreemd zou voorkomen, namentlijk van kleine heiligen. Alles wordt daar bijna in kopermunt betaald en men ziet eene menigte stapels van deze zwaarlijvige copekenschat op de tafeltjes uitgespreid. - De Russen zijn over het algemeen zéér aan hunne heiligen geattacheerd, en vieren de menigvuldige feestdagen met behoorlijk ter hunner eere te drinken. Over het algemeen moet men dikwijls het levendige gebaardespel van den Rus bewonderen. Men kan steeds op zijn gezicht lezen wat hij eigentlijk wenscht. Hij doet al 't geen hem mooglijk is om den vreemdeling die hem iets beduiden wil en slechts eenige gebroken woorden voortbrengt, tegemoet te komen, terwijl men in het algemeen veele welwillenheid en beleefdheid bij hem ontwaart. | |
Reis na Zarskoje Selo en PawlowskReeds lang had ik dezen togt bestemd, die steeds verijdeld geworden was. Het was vijf uur, en mijn Heinrich klopte aan de deur volgens mijn bevel. Slapende stond ik op, om den grendel weg te schuiven. Ik keek door de vengsters, doch stond verbaasd toen ik | |
[pagina 201]
| |
alles nog door eenen dikken mist bedekt zag en de admiraliteit mij nog bijna onkenbaar was. Ik kleedde mij, en ving nu aan den kapitein te wekken, doch dit was niet mooglijk; grommelende bad hij mij, hem in rust te laten, en hoe zeer ik hem ook met veel wijsbegeerte voorhield dat de mensch nimmer zich door den slaap moest laten overwinnen, vond ik geen gehoor. Nu zond ik mijn bode aan den Franschman die ook in ons hôtel woonde. Deze was gehoorzaam, en weldra in order. Nadat ik den kapitein nogeens zijne slaapzucht verweten had, verliet ik hem, en steeg met mijnen reisgenoot in den wagen. Geheel Petersburg was nog door eenen blanken sluier bedekt die zich egter meer en meer ophief. Na eenen vrij eentonigen weg beklommen wij eenen berg, en kwamen eindelijk op 24 werst afstand bij het schone Zarskoje-Selo, aan. Dit paleis was reeds sints lang een der prachtigste verblijven der Russische monarchen en wierd reeds door de gemalin van Peter de 1o gesticht. Door deszelfs eerste bezitters op eene ouderwetsche trant ingerigt, en door Catharina naar den geest der tijd veranderd, ontwaart men in hetzelve eene vereeniging van verschillende bouworden. Men treedt binnen door een poort uit een stuk rots gevormd, waarboven een klein Chineesch wagthuisje en waarin men de soldaten der lijfwacht vindt. Wij wierden door een gedeelte van het park geleid. Een zeer schoon kabinet met een vloer van mozaiek is van alle zijden door de schoonste marmere beelden versierd. Het park zelve is zeer schoon aangelegd, door schone waterpartijen versierd en is wat den aanleg betreft in den trant van de nieuwste Geldersche plaatsen. Alleen ontbreekt het hier nu en dan aan de frisheid van groen, welke men in de Zuidelijker landstreken aantreft, en wier gebrek alhier aanduidt dat toch alles slechts een voortbrengsel der kunst is. Men ziet hier op eene uitmuntende schone kom, waarin een bevallig eilandje. Aan de andere zijde ontdekt men eene pyramide tot eer van Orloff opgerigt. Niet verre van daar, bij eene soort van obelisk, aan de oevers van eene kleine beek vindt men de graven van drie honden van de grote Catharina; hier onder de naam van Tom Anderson, zijne dierbare wederhelft, en Semire aangeduid. De laatste tombe is versierd door eenige Fransche dichtregelen en de eerste door (een) proza grafschrift. Zoo ik geloof van Catharina zelve. Overal vindt men schone bruggen waarvan sommige van ijzer. Onder de versierselen | |
[pagina 202]
| |
bemerkt men op een stuk graniet, het beeld eener wenende Nayade wie haar kruik ontvallen is, en nabij haar ziet men deze kruik waaruit nog gedurig het water met een straal neder stroomt. Na dit indedaad schone park bewonderd te hebben, naderden wij tot het kasteel. De intrede aan de eene zijde is heerlijk. Boven aan den trap verheffen zich twee schone bronze standbeelden, waarvan het een den rustenden Hercules voorstelt. Ontzettend uitgestrekt zijn alle deze gebouwen, doch leveren geen bouwkundig geheel op. De eerste vertrekken, die men ziet, zijn geheel in den nu reeds vervlogen smaak. Een menigte vertrekken zijn van alle zijden met eene grote menigte verguldsels voorzien en dit alles is meer rijk, als smaakvol. Hier moet men van alle zijden rijkdom en kunst bewonderen. Zoo ziet men bijvoorbeeld een zaal uit de kostbaarste steensoorten gevormd, terwijl al het houtwerk met parelmoer ingelegd is en zelfs in den vloer ziet men deze kostbare stof in bloemen en andere versierselen gewerkt. In een andere weder, het geschenk van den vader van Frederik den Groten, ziet men eene gehele kamer met barnsteen belegd, terwijl ditzelfde barnsteen uitgehouwen, en als basreliëfs verschillende afbeelding voorstelt. Hier ziet men eene kamer met schilderijen doch die zijn op de smaaklooste wijze bijna zonder lijsten als een behangsel aan elkander gezet. In eene zaal aan de Keizerin behoorende ziet men eenen gehelen troon van Japansch porcelein van de grootste pracht, hetgeen nu echter de vroegere waarde ook niet meer bezit. Doch laat ons verder gaan en meer bewonderen. Wij klommen tot op het platte dak en hier waant de verraste vreemdeling zich in de tuinen van Babylon verplant, en denkt de verhalen wegens de wonderen door Semiramis verrigt, alhier verwezenlijkt te zien. Ook hier verheffen zich weder vertrekken doch om dezelven is een open gallerij waarvan het gezigt uitmuntend is. Hier wandelt men tusschen de schone bronze borstbeelden der grootste helden en wijzen der oudheid. Hier ziet men Socrates naast Plato, Sappho naast Theocritus,Ga naar eind184 Alexander naast Caesar, Tacitus naast Cicero.Ga naar eind185 Om de borstbeelden dezer helden slingeren zich de takken der hortensia's, en der rozen; van de schoonste gemengelde bloemperken verheffen zich de liefelijkste geuren en hier wandelende voegt men bij het gevoel van het tegenwoordig genot al de zaligheid der herinnering. Nu trad men in de kamers die | |
[pagina 203]
| |
aan Catharina hunnen oorsprong verschuldigd zijn. Hier bewondert men den grootsten smaak. In deze bekoorlijke, half verlichte vertrekken, ontdekt men hier de zekerste schuilplaats voor de hitte der zonnestralen. Van alle zijden ziet men de schoonste vasen, de wanden vertonen allen het schitterend bekoorlijk agaat. Ook hier bewondert men de twee mozaieken, de schoonste die ik immer zag en die zeker tot de volmaaktheid naderen. In eene andere kamer ziet men zich van spiegels van alle zijden omringd, en waant eene ontelbare reeks kamers te ontwaren. Hier is alles van glas, de fijnste zuilen van hemelsblaauw glas ondersteunen het vertrek en overal stuit het oog op het blinkend kristal. Na alle deze schoonheden in oogenschouw genomen te hebben, keerden wij naar onzen wagen en bijna uitgehongerd verslonden wij een ontbijt dat wij met ons voerden, dronken eenen teug, en bevalen den voerman verder voort te rijden. Deze reed of liever galloppeerde eenige werst verder, een twede slagboom, door een soort van huzaar bewaard, opende zich en wij waren in Pawlowsk. Op eenen bergachtigen grond ligt dit bevallig slot. Hier ontwaart men nu van alle zijden den heerlijksten aanblik, kleine pavillons op eene Oostersche wijze ingerigt, schone waterpartijen door kleine schepen en gondels versierd, en men zoude zich eer aan de oevers van de Po of de Taag dan aan die van de Newa geloven. Met weinig moeite bekwamen wij de vergunning dit paleis te bezigtigen, thans door de Keizerin-moederGa naar eind186 bewoond, die den dag, dat wij dit oord bezochten, te Petersburg was. Hadden wij in Zarskoje vorstelijke pracht bewonderd, hier bewonderden wij dezelfde pracht, in het gewaad der bevalligheid gehuld en hier zagen wij alle de vorderingen der Kunsten tot de veraangenaming des levens dienstbaar gemaakt. Hier zagen wij de vertrekken, alwaar de Keizerin-moeder dagelijks leeft, arbeid, leest en geniet. Schoner meublen zag ik nergens en zelfs de gewoonste zaken des gemenen levens, zijn door den stempel der gratiën vereedeld. - De schone schilderijen die de wanden versieren, de heerlijke bureaux, pendules, toilet-tafels, albaste vazen, alles treft door eenen gekuisten smaak. Zelfs de Keizerin, schoon reeds de jaren der jeugd lang vooruitgesneld, bewaart nog de gedachtenis van den magtigsten wetgever des Olympus. Hier lacht de schalke Amor op dit bevallig miniatuurportret. Daar in deze kleine groep omhelst hij de geliefde Psyche. | |
[pagina 204]
| |
Hier mikt hij met den geduchten boog. Op de heerlijke schrijftafel der Keizerin ligt het beeld van haren Alexander, door IsabeyGa naar eind187 geschilderd, hetwelk zij in de uren die zij aldaar doorbrengt nooit uit de oogen verliest. Voorts versieren de meesterstukken der inlandsche kunst hare vertrekken. Op twee schone porceleine vasen zijn de Russische nationaal-dansen met alle hunne levendigheid geschilderd. Overal ziet men de schoonste borduurwerken op de sierlijkste meubels, ook zij zelve is ingewijd in de kunsten der Muzen. Deze schone zinnebeeldige tafreelen zijn door haar zelve ondertekend en de inhoud opgegeven. Hier ziet men de profils van alle hare kinderen bevallig getekend en bij eenen verjaardag van Paul ‘au plus cher des pères’ opgedragen. Een ander vertrek wordt door vier navolgingen van schilderijen van de hand der vorstinGa naar eind188, die reeds zoo dierbaar aan Nederland is, versierd. Een der andere kamers bevat onder vele schilderijen ook Paul in het midden van zijn huisgezin door KugelchenGa naar eind189. Op een hoger verdieping ziet men de vertrekken weleer door Paul zelve bewoond. Hier ziet men het levensgroot afbeeldsel van den Keizer en bewondert de schoonheid van Maria FeodorownaGa naar eind190 in hare jeugd, die haar zelfs nu nog niet geheel verlaten moet hebben. Alle deze kamers geven de schoonste uitzichten op het park van Pawlowsk. Veel ware hier nog te beschrijven doch ik wil nog alleen spreken van eene kleine gallerij met schone standbeelden en eene kleine verzameling van schilderijen, langs welke wij te vluchtig heen geleid waren, doch waaronder mij een monnikskop van MarattiGa naar eind191 vooral trof. Nu bewandelt men het park en ziet ook nog weder heerlijke ingerigte huisjes. Pawlowsk is nog een jonge aanleg en daarom kan men van de grootte der boomen in deze landstreek nog zoo veel niet verwachten. Een schoon water doorsnijd hetzelve. Het park is zeer uitgestrekt. In de gedeeltens die ik bezogt was veel schoons. Hier verheft zich eene schoone bevallige pyramide, door een eenvoudig gebouw aan de nagedachtenis van Paul gewijd. Op vele plaatsen in bekoorlijke boschjes hoort men het zachte geruisch der watervallen die over de kieselsteenen vloeien. Aan het einde van het park rijst een allerliefst gebouw, wiens top men langs een pad beklimt met rozen omgeven, en door de schoonste bloemen wordt deszelfs oppervlakte versierd. Ziedaar een kort en zeer onvolmaakt denkbeeld dezer | |
[pagina 205]
| |
prachtige landhuizen, die in sommige opzichten den Europeeschen smaak met Oostersche pracht en weelde vereenigen en die indedaad den alleenheerscher van een zoo uitgestrekt rijk als Rusland waardig zijn. - Lang bleven wij nog aan dit oord gebonden en door de schone dreven van Pawlowsk ronddwalen, daar wij ieder oogenblik een nieuw uitzicht, of een nieuwe merkwaardigheid ontdekten. Wij vonden onzen wagen en voerman weder, en beklommen den eersten oogenblikkelijk. Onderweg ontmoetten wij eene menigte wagens, wiers bezitters de eerste benodigdheden des levens aan de bewoners van Petersburg toegevoerd hadden, en wier voertuigen zeker tot de meest barbaarsche natie scheenen te behoren. Wij reden ook een koets voorbij met vier ossen bespannen, 't geen mij al bijzonder vreemd voorkwam. Wij holden in galop over den weg, en bereikten dus nog voor het vallen van den avond Petersburg, regt tevreden over het besteden van onzen dag en het vertrouwen op het weder, dat indedaad voor dit saizoen al zeer schoon geweest was. | |
De EerdienstenIk had besloten eenen kerkgang te doen, doch daar het Nederduitsch geloof slechts laat zich liet horen, wandelde ik eerst de Perspectief op, naar de prachtige Kasansche kerk. Dezelve was met Russen vervuld. Alles staat hier, en de bedelaar neemt zijne plaats naast den keizer in. De gewijde plegtigheden wierden agter een soort van gordijn verrigt, en op het zingen van den priester verheft zich een vocaal muzyk het eenigst dat in deze kerk geoorloofd is, waarop dan de gemeente door verscheiden nederbuigingen etc. zijne deelneming vertoont. Men vindt hier weinige vrouwen, sommige van dezen hadden hunne plaatsen bij geliefde heiligenbeelden ingenomen. De dienst had iets geheimzinnigs, iets verhevens, dit moet ik bekennen. Als eerdienst beviel zij mij, doch als eigentlijke godsdienst vroeg ik mij, hoe nu de harten dezer toehoorders verbeterd of veranderd kunnen worden. Met deze gedachten begaf ik mij twintig schreden van daar in de schone Roomsche kerk. Alles was hier buitengewoon sierlijk en versierd. Een man in groot costuum die veel naar een tamboer-majoor geleek was deurwachter. Veel meer vrouwen vond men alhier in banken gezeten, die eenige oogenblikken lang | |
[pagina 206]
| |
knielden, terwijl het orgelmuzyk zich met dat der menschen stemmen paarde. Ik bewonderde het gebouw doch moest bekennen dat mij de hulde der Grieken beter, en hunne aandacht groter scheen. Eenige schreden vandaar vond ik de Luthersche kerk, een zeer net gebouw. Ook hier zong de priester en hier zag men overal vrouwen en niets dan vrouwen. Dit altaar alhier, dit mengsel tusschen hervorming en oude gebruiken, beviel mij het minst van alle en ik begaf mij na de Hollandsche Gereformeerde kerk, die zich op eenige schrelen afstand bevond. Dit was slechts eene kamer doch met zeer veel smaak ingerigt en het eenige versiersel, dat men hier ontwaarde, was een soort van troon voor onzen gezant. De gemeente bestond uit een dozijn mannen en een paar vrouwen. Ik hoorde hier van mijnen naamgenoot de ClercqGa naar eind192 eene goede leerrede over Jesus voor Cajaphas. Zoo had ik dan vier der voornaamste eerdiensten gezien. Ieder volk eischt een eerdienst naar de mate zijner beschaving. De leerrede van den predikant zou weinig invloed op den Rus en de kruisingen van den Rus weinig op den godsdienstlievenden Nederlander gehad hebben. Laat ons dien godsdienst het meest vereeren, welke het meest toebrengt om het getal van regtschapene Christenen in deze waereld te vermeerderen. - | |
SpiegelfabriekWanneer men voorbij het klooster van den heiligen Alexander de poort uitrijdt, komt men weldra aan de spiegel- en glasfabriek, uit eene menigte gebouwen bestaande, met tuinen omringd en een soort van kleine volkplanting uitmakende. Ik bezag eerst het gebouw alwaar de spiegels vervaardigd worden. Er wierden op dien dag gene gegoten, doch in eenen ontzettenden oven die door eenige half naakte Cyclopen gedurig aangestookt wierd, de stof welke tot vervaardiging der spiegels dienen moet, bereid. Hier ziet men de grote platen langs dewelke de spiegels gegoten worden, en de zware rollen waardoor men hunne dikte overal gelijk maakt. In een ander huis wierden spiegels van allerlei grootte, die reeds gereed waren, bewaard. Men moest over de grootte van sommige zich indedaad verwonderen, en ik zag er eene die tienduizend roebels kostte. Sommige spiegels, nog slechts sints kort verfoelied, moesten eenige weken lang | |
[pagina 207]
| |
door den last van zeer zware gewichten gedrukt worden. Wij traden verder en zagen het slijpen der spiegels. Dit wordt door grote platen verrigt die door een dampmachine in beweging gebragt, gedurig over deze spiegels heen schaven, en draaien. Dit was indedaad zeer vernuftig uitgevoerd. - In een ander gebouw wordt het glas geslepen. Dit geschied door eene menigte werklieden, die elk voor een slijpsteen zitten, en door middel van dezelve alle deze schone versiersels bewerken, die wij in het glaswerk bewonderen. Alle deze slijpstenen welke nu van hout, dan van steen en eindelijk van metaal zijn, worden ook door een dampmachine in eene gedurige beweging gebragt. Ik zag ook een man die bezig was op glas en porcelein het welgelijkend afbeeld van den alleenheerscher der Russen en van zijne generaals te schilderen. Eindelijk vertoont men een magazijn van de glaswaren, in deze fabriek vervaardigd, waaronder men indedaad zeer schone stukken vindt. - | |
Academie der KunstenOok dit gesticht behoort indedaad tot de merkwaardigheden van Petersburg. Het gebouw is zeer schoon. Het is geheel cirkelvormig en in het midden vindt men eene open plaats, door eene zeer schone zuil versierd. De bouworder van binnen is allerbevalligst. Deze academie door Catharina gesticht is aan de bouw, schilder en beeldhouwkunde toegewijd. Hier worden de kwekelingen door de navolging der grote meesters tot in de geheimen der kunst ingewijd. Dit gebouw is des te merkwaardiger om dat het vele bewijzen oplevert van de kunstzin van een volk, dat tot nog toe uit de rei der kunstbeoefenende volkeren geheel scheen uitgesloten te zijn. Na een schoon portaal met navolgingen van antieken doorgegaan te zijn, komt men in de vergaderzaal. Deze is door de beelden der negen Muzen versierd, en tevens door vier levensgrote schilderijen uit de Russische geschiedenis. Op het eerste ziet men de verovering van Kasan door de Russen, terwijl hun Czar de huldigingen zijner nieuwe onderdanen ontfangt. Op de twede voert Peter de Eerste zijne benden in den bekenden slag van Pultawa aan. Op het derde wordt aan eenen Jongeling van het geslacht van Romanof waarvan de tegenwoordige keizerlijke familie afstamt den troon aangeboden, welke hij blijft weigeren, | |
[pagina 208]
| |
terwijl zijne moeder, die nevens hem staat, hem raadt dezelve aan te nemen. Dit is een schoon schilderij. Het vierde eindelijk vond ik een zeer ongelukkig denkbeeld, daar het de schone Catharina voorstelt in uniform, het geen haar des maar gantsch niet bevallig kleedt en meer historisch als dichterlijk is. Het einde van deze zaal bevat de borstbeelden en afbeeldingen der keizerlijke familie. Op den tafel ligt het wetboek der Academie door Catharina ondertekend. Nu ziet men een reeks van kamers beurtelings door de drie kunsten versierd, die alhier beoefend worden en alwaar men overal de kwekelingen bezig vindt met de schoonste stukken na te volgen. De beeldhouwkunde leverde de afgietsels van alle de bekende beelden der oudheid, die men egter steeds, hoe dikwijls men dezelve ook gezien moge hebben, opnieuw bewondert en als oude kennissen herkent. Men vertoonde eenige antiquen denkelijk uit Herculanum. De schilderkunst levert eene menigte stukken. Men zag een levensgroot schilderij van eenen Franschman, AlcibiadesGa naar eind193 voorstellende door priesteressen van CyprisGa naar eind194 omringd, terwijl Socrates hem van daar voert, en hij half door Socrates en half door de bevallige Hetaeren, die hem van alle kanten omringen en tot zich lokken, ingenomen is. Men ontmoet eene menigte afbeeldingen van Russische vorsten, vorstinnen en geleerden. Ook ziet men dat de gebeurtenissen der laatste tijden ook de geest der Russische kunstenaars opgewekt hebben. Hier ziet men den jongeling van ouders en geliefde gescheiden, om den stem van 't vaderland te volgen en ginds keert hij met lauwren en ordersbanden terug. Hier ziet men de oude Keizerin welke voorgesteld word, als diegenen, welke de oorlog rampzalig maakte, onder hare bescherming opnemende. Daar rust SuwarowGa naar eind195 midden onder zijne soldaten. Op een ander tafreel rukken de overwinnende Cosakken op, en eindelijk ziet men de intogt der geallieerden in Parijs. Dit zijn juist alle geen meesterstukken, doch men kan gene volmaking verwachten van een volk dat in 't gebied der kunst zijne krachten eerst begint te ontwikkelen. Men ziet grote omtrekken, de opstanding der doden voorstellende, waarin ieder de schuld van zich zelve schijnt af te willen werpen en op een ander wijst. Deze tekening wordt hier aan Raphaël toegeschreven, wiens afbeelding met regt deze zalen versiert. Wat de bouwkunde betreft, van deze vindt men hier ook veel belangrijks. Niet alleen ziet men in 't klein de met regt beroemde mees- | |
[pagina 209]
| |
terstukken der oudheid, maar ook de gebouwen welke het schone Petersburg versieren. De IzaksGa naar eind196 en Kasansche kerken, het werktuig waardoor de rots waarop het beeld van Peter geplaatst is, herwaards gebragt wierd etc. Doch ik wil mij bij dit schone gebouw niet langer ophouden en eindig alleen met den wensch dat de kunst, hier aan de oevers van de Newa, zich meer en meer verheffe, en weldra de Russische school zoo beroemd in het overige gedeelte van Europa worden moge, als dit nu reeds de Russische wapenen zijn. - | |
Russische SchouwburgIk maakte van de eerste gelegenheid gebruik, om ook den Russischen tempel van Apollo te bezoeken. Ik maakte het den opziender begrijpelijk, dat ik een parterre billet wenschte te hebben, en wierd op een staanplaats toegelaten, alwaar ik tegen eenige Russische ruggen aanzag en zelfs het gehele toneel niet aanschouwde. Ik keerde terug, betaalde meer en wierd eindelijk in 't parket gelaten alwaar ieder zeer gemakkelijk in eene goede leuningstoel nederzat. Een divertissement eindigde, toen ik aankwam en nu gaf men de zoo bekende opera van Cendrillon. Het was mij eerst zeer zonderling eene taal te horen spreken van dewelke ik geen woord verstond. Deze Cendrillon was veel korter en eenvoudiger dan de Fransche en scheen bijna woordelijk na Moeder de Gans gevolgd te zijn. Het scheen eigentlijk een soort van parodie, ten minste de rol van Cendrillon wierd door eenen verkleedden man uitgevoerd. Het fijne van de zaak kon ik natuurlijk uit hoofde van mijn onkunde in het Russisch niet begrijpen, doch ik vond dat deze taal indedaad zeer welluidend klonk. Men eindigde met een ballet en hier moest ik de Russen recht doen wedervaren, dat zij zeer goede mimen zijn. Het onderwerp was tout comme chez nous. Europeërs en Americanen, duellen, dansen, en eindelijk een gevegt met voetzoekers en een schip dat vrij onhandig in de lucht sprong, een schitterend coup de théâtre dat door de aanschouwers zeer bewonderd wierd. Deze hadden ook den mannelijken Cendrillon onder veel handgeklap teruggeroepen. Tusschen de bedrijven vind men verschillende ververschingen in een kamer op eenen gedekten tafel staan, bij dewelke zich volgens het Russische gebruik alleen mannen bevinden. | |
[pagina 210]
| |
Reis na KronstadtOok deze had ik sints lang voorgenomen, en op eenen schonen morgen reed ik met den kapitein naar de plaats alwaar de dampboot derwaards afvoer. Ook het vreemde van deze dampboot was een der aanlokselen geweest, die ons aandreven om deze reis te doen. Veel is er reeds over deze dampboten, die nevens het magnetismus en de vlakken van de zon tegenwoordig de grote onderwerpen van de gesprekken der zamenleving zijn, gesproken. Vele nieuwspapieren hebben van deze boot zulk eene duidelijke beschrijving gegeven, dat ik mij niet hieraan wagen wil. Genoegzaam zij het te weten dat dit schip in den trant van elk ander schip gebouwd is, dat de mast de schoorsteen is waardoor de damp na boven stijgt, dat men van binnen de dampmachine ziet, wiens vuur gedurig onderhouden moet worden en dat die machine, de twee raderen aan de beide zijde van 't schip, die veel gelijkenis met molenraderen hebben, in beweging brengt en dus doet voortgaan. Alles is hier ten uitersten zonderling, de gestadige beweging met kleine schokken vergezeld als of men zich in een rijtuig met veeren bevindt, het gedurig gedruis van den zuiger die op en neder gaat, de snelheid van den voortgang zonder eenig zeil, de hitte in eenige gedeeltens van het schip. Men moet bekennen dat de reis in 't begin zeer aangenaam is, vooral daar men door de regelmatige beweging van 't schip zonder wiegen of draaien gene vrees voor zeeziekte of iets diergelijks hebben kan, doch er even gemakkelijk als in een trekschuit voortreist. Doch van den anderen kant wordt de reis al zeer spoedig eentonig, dewijl gesprekken over wind en zeilkunst etc., niet te pas komen, en men wel al het onaangename doch ook tevens al het aangename van eene zeereis mist. Ons gezelschap dat uit een vijftiental personen bestond, was juist niet zeer belangrijk. Een der personen met wien wij ons het meest bemoeiden, was een phlegmatisch roker uit eenen ontzettend groten pijpekop, die naar Lübeck willende reizen, door zijne vrouw en zuster en door een vriend tot Kronstadt uitgeleide gedaan wierd. Deze vriend beroemde zich dat hij dikwijls in vijf minuten van Petersburg na Lubeck gereisd was, en wij bemerkten spoedig dat hij een zoon van Thalia,Ga naar eind197 en een groot windmaker was. Wij voeren de Newa uit, en genoten het schone gezicht van den Finschen golf, die echter als een | |
[pagina 211]
| |
zeer gevaarlijk vaarwater beschouwd word. Na vier uuren varen kwamen wij te Kronstadt aan eenen schonen dam van graniet aan, agter dewelke de koopvaardijschepen lagen en alwaar men indedaad het schoonste gezicht had dat wij op dien dag genoten. Wij zagen hier ook eene menigte onopgetuigde oorlogschepen, die van bijzonder weinig nut zijn, en verder admiraliteits gebouwen en een dok dat echter niet zoo fraai was als men zulks op andere plaatsen ziet. De stad viel mij zeer af en is bijna geheel van hout. Wij volgden ons gezelschap in eenen houten herberg, alwaar eene zwaarlijvige waardin ons een goed diner voorzette. Naauw hadden wij dit in gezelschap genuttigd of wij bemerkten, dat het reeds weder tijd wierd het heerlijk Kronstadt te verlaten. Om vier uur scheepten wij ons weder in, na den haven van Kronstadt nog omwandeld te hebben. Weinige gebeurtenissen verheerlijkten onze togt, die nu tegen stroom vrij wat langzamer ging. Nu en dan scholden stuurman en directeur zich uit van het schip bijna op een zandbank gebragt te hebben, dan weder wierden wij bijna door een schip overzeild dat met volle zeilen op ons aankwam. De zon wierd door de maan vervangen en eindelijk bereikten wij tot ons innig genoegen, de grachten van Petersburg. | |
Besluit over PetersburgZiedaar dan eenige bladzijden over eene stad met regt beroemd als eene schepping van het genie van eenen Vorst en van de kracht van een volk dat zich aan de barbaarsheid onthief. In volle jeugd staat deze grootsche stad nog daar, en belooft bij een verder bestaan nog meerdere volkomenheid. Voor mij, ik heb Petersburg bewonderd, ik heb de schoonheden die mijn oog troffen vermeld; doch dit alles belette mij niet ook den donkeren kant van het tafreel te onderscheiden. Alles is hier eigentlijk veel meer op uitwendige vertoning, dan op innerlijke waarde ingerigt. De trotsche paleizen verrijzen in eenige maanden, doch voeren ook den kiem der verdelging met zich mede en hunne onsterflijkheid is tot eenige jaren bepaald. De praalgebouwen waarmede men de meesterstukken van de eeuw van Pericles of Medicis zoekt na te streven, zakken weldra op hunne grondzuilen in, en overal vertoont zich overhaasting en onkunde. De gehele beschaving der volksklasse is slechts uiterlijk, want wat baat het of | |
[pagina 212]
| |
de Rus in den Asiatischen kaftan of den Europeeschen rok gekleed gaat, indien niet de wet met gelijke strengheid den aanzienlijken en den geringen tuchtigt, en indien niet de lagere volksklasse reeds in de vroegste jeugd de heilige beginselen van godsvrucht en zedekunde in de nog onbedorven gemoederen ontvangt. Wat de vrijheid van denkbeelden, en beginselen aangaat, in eenen staat waar het grootste gedeelte der inwoners als vee verkocht wordt, en waar een wenk van den souverein den vrijen onderdaan voor altoos aan zijne familie en vrienden ontrukken kan, laat zich duidelijk bevatten. Doch ik wilde alleen over Petersburg spreken en handel reeds over Rusland. Vaarwel dan Petersburg, verhef u in magt, grootheid en nieuwe schoonheden. Nog veel bleef mij over van u te vermelden, doch men moet de bloem alleen van ieder onderwerp nemen. Weldra hoop ik zal mijn wagen door uwe poorten snellen, en een land naderen, alwaar minder pracht, doch meer welstand, minder schijn, doch meer echt gevoel gevonden wordt. Dankbaar zal ik steeds de gastvrijheid van de oevers van de Newa waarderen, en bekennen dat de waereldburger, dien gene bijzondere betrekking aan het een of ander land verbindt, zeker in Petersburg eene der aangenaamste verblijfplaatsen vinden moet. |
|