Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816
(1962)–Willem de Clercq– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Hamburg, 4-17 aprilEerste aanblikTerwijl wij nog druk bezig waren om over den brug te redeneeren, bevonden wij ons reeds eensklaps in Hamburg, dat van deze kant zonder poorten is. - Langs verscheide fraaie straten, midden door het gewoel van menschen en rijtuigen, kwamen wij op den nieuwen Wall aan, alwaar wij onze intrek ‘im König vom England’ namen. Een zeer goed logiment, geheel in den groten trant, schone kamers met een goed uitzigt op de binnen Alster. In 't kort men was hier terstond zeer goed, en alles was in de volmaakste order. | |
De grote en de kleine StadNiets is verschillender dan de physionomie, om mij dus uit te drukken, die Bremen en Hamburg opleveren, en die veel meer verschilt dan dezelve zulks met opzicht tot het getal van deszelfs bewoners doen moest, of kon. Te Bremen draagt alles nog het kenmerk eener kleine, hier eener grote stad. Dit onderscheid ligt in duizend kleinigheden. Een Bremer spreekt meer over kleine stadsintrigues, over Bremen's merkwaardigheden en de Hamburger is meer wereldburger. Hij bezigt meer eene algemeene vriendelijkheid, daar die van den Bremer meer bijzonder is. Deze pronkt meer, spreekt meer over zijn vrouw, zijn wagen, zijn landgoed. Daar ziet men nog eene vreemdeling als iets vreemds aan, hier als iets zeer gewoonlijks. Naauwe verkeringen met dames word uit vrees voor al het napraten in Bremen geschuwd, hier geeft men om niets. Te Bremen kent men zig bijna allen, hier zegt men van dezen of genen ik ken hem bij naam. Hier is de grootste drukte op de straten, en veele rijtuigen. Te Bremen is een rijtuig iets zeldsaams, en dit onderscheid | |
[pagina 32]
| |
treft zeer wanneer men na eene dag-reize over de Heide zich van de eene in de andere stad ziet overgebragt. | |
De JungfernstichDe Jungfernstich is een der beroemdste plaatsen van Hamburg en verdient in den daad dezen roem. Hier is een heerlijke wandeling, welke men niet beter als bij de Boompjes te RotterdamGa naar eind26 kan vergelijken; doch welke daardoor uitmunt dat zij breder is en buitendien gedurig door de verschillende classen van menschen bewandeld wordt, van de eene zijde wordt deze wandeling verfraaid, door het heerlijk gezicht op den kalmen en beminnelijken Alster alwaar ten aller tijd bootjes gereed leggen om kleine togten op dezelve te maken. Van den anderen kant is de wandeling met de schoonste huizen en hôtels versierd, zoodat de Hamburgers met recht roemen dat weinige steden met zulk eene wandeling prijken kunnen. Hier zoude men nu ook even als op de Parijsche boulevards menige opmerkinge maken kunnen. Des ochtends wandelen hier in grote getalen de fatsoenlijkste vrouwen uit Hamburg - op een anderen (tijd) ziet men de dienstmeisjes heen en weder kuijeren. Deze onderscheiden zich terstond door een mandje, dat zij steeds aan den arm dragen en dat niet alleen hunne bijzondere stand maar zelfs hun afgezonderd departement als keuken, kinder, en derde meid of klein-mädchen aanduidt, gelijk ook hun geheel costuum verschillend is. Verder is deze Jungfernstich een renbaan aan de Priesteressen der Aphrodite PandemusGa naar eind27 toegewijd. Het smaakvolle costuum van veele die hier des ochtends reeds rondwandelen, getuigt juist niet zeer voordeelig voor den staat der zeden in deze stad, alwaar geloof ik de bedorvenheid ten dien opzichte reeds zeer hoog geklommen is. Des avonds wandelt hier nog eene mindere classe, die niet alleen tracht te bekoren, maar zelfs te overreden, en die hier op speculatie wandelt, om de voorbijgaande inwooner of vreemdeling in haar netten te lokken. | |
De PavillonsAan beide zijden van deze wandeling staat een pavillon, waarvan het eene de naam van het Alster en de andere die van het Schweizer | |
[pagina 33]
| |
pavillon draagt. Dit zijn zeer net gebouwde huisjes met verschillende vertrekken. Men vindt alhier alles wat een vreemdeling, die uitrusten wil, wenschen kan. Alle mogelijke ververschingen worden hem aangeboden; op alle de tafels liggen de verschillende nieuwspapieren verspreid. De toonkonst doet zonder ophouden hare klanken horen. Hier gaan dan ook vele zich een ogenblik ophouden. De eene luistert, die gebruikt het nodige, deze leest, gene schaakt, in 't kort dit oord vereenigt de grootste verscheidenheid met vele aangenaamheden. | |
De BörsenhalleDit is een gebouw of eene inrichting zooals wij dezelve nog niet bezitten. Het is een soort van sociëteit, alwaar men voor het aangaan der beurs bij elkander komt en waar zelfs meerder affaires dan op de beurs zelve gedaan worden. De ingang met kolommen versierd leidt in eene groots gebouwde zaal, alwaar tegen beurstijd alles van menschen krielt en eene verschrikkelijke cigarenrook den gehelen dampkring vervult. Men vindt hier alle mogelijke gerieven welke de kooplieden van nut kunnen zijn. Berigten, addressen, alle mogelijke handelsnotitiën, prijscouranten en zelfs geschreven berigten wegens de prijzen van verschillende plaatsen. Het geheele huis is voorts ten dienste dezer vergadering ingerigt, uit twee grote kamers vormt zich een Lesezimmer, waar men alles vindt wat slechts onder den tytel van nieuwspapier, tijdschrift of maandwerk te noemen zij, alles na de verschillende landen gerangschikt; verder bevatte deze halle nog een aantal schoon gemeubileerde kamers, tot gezelschappen, bals, enz. geschikt. En zoo vereenigt dit voor de handel zoo belangrijk gesticht, alwaar jaarlijks veele duizende vreemdelingen ingevoerd worden, in zich een groot getal voordeelen. - De Beurs daarentegen is zeer klein en onaanzienlijk, zoodat er zoo veele kooplieden naast als op de beurs staan, men heeft nu Polizey-Gesetze gemaakt om dezelve vroeger af te doen gaan, doch wij weten ook helaas wel bij ondervinding dat zoodra deze Gesetze niet door geldboeten ondersteund worden, zij zeer weinig betekenen. | |
SchouwburgenDe grote schouwburg is met regt hier alom beroemd, hoe wel het | |
[pagina 34]
| |
uiterlijks ver van sierlijk is. Ik zag aldaar ‘Die Räuberburg’, de nieuwe opera van Oehlenschläger.Ga naar eind28 Decoratiën en costumes waren zeer goed. Wat de intrigues van de opera betreft, ik vond dezelven allerelendigst: de aankomst van een ridder in een rover-kasteel, alwaar eene oude heiden hem in 't bed zoekt te vermoorden, was voor mij iets zeer onbevalligs. Mad. Becker, de geliefde zangeres der Hamburgers, trad te voorschijn. Hare stem beviel mij zeer goed. - Nu en dan wierd er eens ontzettend getrembleerd en ook geapplaudisseerd. - Mad. Krüger die eenigzints de mededingster van de vorige is, vereenigt met de gaven van EuterpeGa naar eind29 ook die van DioneGa naar eind30 of liever voegt een zeer bevallig uitzicht bij eene goede stem. De mannen waren juist niet zeer bijzonder. Eén roover speelde uitmuntend, de zaal was ten uitersten vol, doch ik ontwaarde geene bijzondere schoonheden. - Voorts was ik in een andere schouwburg de Rehbahn, de zaal is hier klein doch allerliefst. Men gaf das Rothe Käppchen. De entree in 't parterre was slechts voor tien schillings, doch het spel was ook na rato. Het gezelschap was hier ook van minder rang, en de kunstblos schitterde mij hier op menige wang tegen. Het publiek lachte om de aardigheden van een der acteurs, die zig nu en dan eens tot het publiek wendde. | |
WallenMoeilijk is het deze wallen te betreden en het schone gezicht van derzelver top te genieten, zonder tevens te herdenken aan al den ramp welken dezelve aan deze stad berokkend hebben. Het was door hen, door hunne hoogte, door de diepte der grachten, dat de Franschen bewogen wierden, om deze handelstad in eene vesting te herscheppen, en ziedaar de bron van zoo veele vernieling, van zoo veele gruwelen. Deze wallen zijn hoog, breed, en met boomen beplant. Nog aarzelde men om de grachten te dempen, doch hoe kan men een oogenblik in twijfel staan, om eene bron te vernietigen, waaruit het geheele ongeluk van zoovele menschen voortgevloeid is. - | |
Herinneringen aan onze dwingelandenHeeft ooit eene stad ten prooi gestrekt aan de woede en de uitzinnigheid van het militair despotismus, dan was het Hamburg. Eene | |
[pagina 35]
| |
vrije koopstad zag zich in een vesting hervormd, en het gedonder der kanonnen verving de juichliederen der matrozen.Ga naar eind31 Wanneer men de Altonaër poort uitgaat, ziet men eene uitgestrektheid nu geheel en al van huizen en boomen beroofd, en de Hamburgerberg genaamd. Deze was voorheen geheel met huizen bedekt, met de schoonste laanen doorsneden en de prachtigste landhuizen versierden een grond, die nu geheel en al van allen glans beroofd is. Van deze zijde op het gehele Hamburger gebied zijn de verwoestingen het grootst geweest. Overal worden weder huizen opgerigt, boomen geplant, en misschien zal eene aanhoudende vlijt van een halve eeuw, de vernieling van een halve dag kunnen uitwisschen. Hier zagen de Hamburgers hunne huizen, hunne bezittingen, in rook opgaan, en hoe bloedt niet het hart van den Hollander wanneer hij bedenkt, dat ook een NederlanderGa naar eind32, de waardige helper van Davoust, de TigellinusGa naar eind33 van dezen Franschen ‘Nero’, hier een der grootste rollen gespeeld heeft. | |
AltonaEen lief en vrolijk stadje, dat zeer nabij Hamburg legt en voorheen voor de verwoesting, bijna niet van hetzelve afgescheiden was. Hier is men reeds in 't gebied van den Koning van Denemarken. De stad ligt op eene vrij aanzienlijke hoogte, zoodat men van Hamburg komende, steeds stijgt, en die moeite rijkelijk beloond vind door schone gezigten, die men nu en dan op de Elbe ontdekt, door dat van fraaie en prachtige huizen, die men hier overal ontwaart. Kerk en raadhuis leveren geene bijzonderheden op. De kooplieden koomen daaglijks op de beurs te Hamburg en alles geeft tusschen deze twee steden een betrekking, als of zij indedaad tot elkander behoorden, terwijl ondertusschen de inwoners zich van elkander afzonderen en niet nalaten elkander geduurig te beschimpen... | |
RainvilleMen rijdt Altona door, en men wordt naar een schoon huis met prachtige collonade gevoerd. Men treedt verder en ziet eensklaps de brede Elbe aan zijne voeten kronkelen. Dit gezigt is uitmuntend. | |
[pagina 36]
| |
Men kan hetzelve hier van verschillende hoogtens genieten. De Elbe eene schone heldere, en snelvlietende stroom, ziet men hier hare zilveren vloeden kronkelend zeewaards spoeden. Aan de overzijde ontdekt men de hoogtens van het Hannoversche die in 't verschiet blaauwen; scheepen zeilen gedurig den stroom op en neder. Verder zijn de tuinen van Rainville zeer bevallig en ongemerkt bevind men zich na het heerlijke gezigt van de top der hoogte genooten te hebben, eensklaps aan het strand, alwaar dit gezicht niet minder verrukkend is. Het was hier dat ik aan de schone beschrijving van de Elbe door van MerkenGa naar eind34 in haren Germanicus recht deed erlangen en bekennen moest dat indien de dichteres zelve hier geweest ware, zij dit schone niet beter zou hebben kunnen uitdrukken. - | |
NienstedtenOok een diergelijk huis of herberg verder aan de Elbe gelegen. Het gezigt is hier zoo schoon niet, dewijl de hoogte steiler is en ook het oog zo ver niet reikt. De weg herwaards langs de kusten van de Elbe is zeer bevallig, en levert reeds een groot contrast op met de elendige heistreken tusschen Hamburg en Bremen. Alles toont hier meer welvaart, de gronden zijn meer bebouwd, de huizen, de dorpen, alles is veel netter en beter gebouwd en toont dat de welvaart der volken ook grootendeels van de grond die zij bewoonen afhangt. - | |
EimsbüttelOok een zeer sierlijk huis, bij het dorp van dezen naam, alwaar een koepel met kolommen een bevallig gezicht oplevert. De weg herwaards over Flostedten gaat langs eene menigte van de bevalligste buitenplaatsen. Ook hier vindt men veel van dezelve, doch daar dit dorp weder op Hamburgs territoir staat, strekte dit ook ten prooi aan vele verwoesting. Het huis dat wij bezochten was ook reeds bestemd om het offer der vernieling te zijn. Reeds begonnen de vlammen, aan twee kanten aangestoken, zich te verspreiden; tevergeefs had de vrouw des huizes eenen voetval voor Eckmühl gedaan. Opeens dringen de Russen voorwaards, de Franschen wijken terug, de vrienden en bloedverwanten van den eigenaar hebben tijd om met | |
[pagina 37]
| |
de nodige brandspuiten terhulp te snellen en genieten het geluk om het gebouw geheel en al te redden. | |
Klopstocks' grafIk achtte het mij ten pligt om ook eene bedevaart naar het graf van een van Duitschlands grootste dichters te doen. Hetzelve ligt op het kerkhof te Altona. Daar vindt men de eenvoudige zerk, welke hem zijn tweede vrouw - bij het graf zijner eerste, zijner geliefde Meta, deed oprigten. Het opschrift in proza is goed doch te lang. De marmere steen waarop eene vrouw, het geloof voorstellende, schoon wierd uitgehouwen, is met de namen van vele reizigers bedekt. Met eerbied naderde ik het graf van den zanger der Messiade.Ga naar eind35 Eere zij den waren, den groten dichter, ook nog na zijn dood blijft hij in de harten der volken voortleven. Het nakroost noemt zijnen naam met eerbied en zijn roem voor den tijd bestand wordt door edele harten van geslacht tot geslacht voortgeplant. - | |
De BoekverkoperTerwijl ik bezig was om mij een plan van Hamburg aan te schaffen en daar het er op aankwam in welk land mijn persoon het licht gezien had, was mijn antwoord: ‘Ik ben een Hollander’. ‘O, ein Hollander, ich habe ja selbst ein Buch über Holland geschrieben’, en wie was nu deze persoon? Het was de Heer NemnichGa naar eind36 door zijne Technologische Reize door Holland bekend. Nu waren ras de vaderlander en de reisbeschrijver met elkander bekend, en wij namen afscheid, na nog veel over Holland en de reisbeschrijving in het zelve geredeneerd te hebben. - | |
De HamburgersHoewel nog slechts eenige dagen alhier geweest zijnde en dies niet in staat om een articul onder de naam van ‘Zeden en Character der Hamburgers’ daar neder te schrijven; zoo zij het mij doch vergund over het een en ander dat mij trof, mijne meening te zeggen. De stad zou dunkt mij met recht het Parijs van Duitschland genoemd kunnen worden, want men vindt hier misschien in eevenredigheid | |
[pagina 38]
| |
niet minder verleiding, niet minder zedebederf, en niet minder waarover de wijsgeer en de mensch zich bedroeft. Handel is hier de grote spil waarop alles ronddraait, en zoodra iemand zijn crediet onbesproken houdt, is het hem vergund verder te doen hetgeen hij verkiest. Alles leeft hier meer in 't publiek. Vele oude vrijers zwerven gedurig rond, en de tijd die den koopman overschiet wordt meest gebruikt om van het eene koffyhuis na het andere, en 's avonds van den eenen venustempel naar den anderen rond te dwalen. Men komt op de opentlijke straten en promenades vrouwen tegen, op de bevalligste en fatsoenlijkste wijze gekleed: ‘Es sind Mädchen’ zegt de Hamburger lagchende en gaat verder. Ieder laat een ander zijn eigen tuin wieden, en bemoeit zich niet met denzelven. Zich met geriefelijke meisjes te vermaken enz. wordt voor een van de onschuldigste tijdverdrijven gehouden. Maîtressen te houden wordt voor een alleen lopend jongeling als iets zeer gewoonlijks aangemerkt, en alleen bij getrouwde lieden bij wien zulks hier ook niet zelden voorvalt, flaauw berispt. De meeste dezer vrouwen, vooral diegene, welke van de natuur niet ongunstig behandeld zijn, hebben hunne bijzondere intrigues. Van speelhuizen grimmelt het alhier, en gene algemeene verontwaardiging of zelfs kwaadsprekendheid treft dengenen die de wetten der zedelijkheid te buiten gaat. Niet dat ik hier van allen spreke, doch van diegenen, die het grootste gedeelte der kooplieden uitmaken. Men vergeeft ligt aan een ander, hetgeen men zelfs doet of gedaan heeft. Indien men hier de weelde in huisraad en vooral in vermaken nagaat, zoude men niet wanen zich in eene stad te bevinden welke zoo veel geleeden heeft, dat men zich dezelve bij ons als reeds half verwoest voorstelde en in eene stad wier bewooners nog dagelijks zich in de hevigste klachten over het verlies van hunnen handel uitlaten. Het is een groot rad waaraan slechts weinige huisgezinnen zich onttrekken kunnen. Men doet alles hier meer uit sleur en gewoonte als uit eigentlijke liefhebberij en het antwoord op de verontschuldiging is steeds gereed: Ik moet ja toch zoo als anderen doen. | |
Het BlijspelIk zag twee blijspellen op den schouwburg uitvoeren; en moet indedaad de bekwaamheid der toneelspeelers bewonderen. | |
[pagina 39]
| |
‘Die groszen Kinder’ van MüllnerGa naar eind37 was een nieuw en vrolijk stukje waarin een Graaf met zijne twee kinderen, ieder onder hunnen stand trouwen; de vader dit niet aan zijne kinderen, deze het niet aan hun vader durven openbaren, tot eindelijk alles uitkomt. De zedeleer is vrij luchtig maar het stuk was zeer vrolijk en wierd met veel ensembles gespeeld. De Rehbock van KotzebueGa naar eind38, een der vele stukken van dien schrijver, welke het te wenschen ware dat slechts in zijne portefeuille gebleven waren. De intrigue is alleronnatuurlijkst. Het stuk krielt van de grofste equivoques en de heerlijke zedeleer waarop eindelijk alles uitkomt, is dat onze deugd alleen van de omstandigheden afhangt. - Belle Conclusion et digne de l'Exorde. Moeilijk was het egter om zich van lagchen te onthouden, waartoe het spel van den comicus Costenoble,Ga naar eind39 die voor den pachter Grauschimmel speelde veel toebragt. | |
De AltstadtReeds veel wierd er over Hamburg gezegd, doch weinig van de stad zelve. - Nu, daar is dan ook al zoo veel bijzonders niet van te zeggen. De Altstad is, gelijk geloof ik alle Altsteden zeer oud met zeer kromme en naauwe straten. - Hier en daar vindt men eene soort van grachten, welke de patriottische Hamburgers, die nimmer hunne stad verlieten, zeer fraai noemen, doch die eenen Amsterdammer in 't geheel niet bevallen. Er staan op vele plaatsen schone huizen, en er zijn eenige goede straten zooals de Admiralitäts Strasze, der Neue Wall enz., doch behalven dat valt er dan ook niet veel op te roemen, en men behoeft slechts het plan van Hamburg te zien om over de planloosheid van den geheelen aanleg te oordeelen. - | |
De HarmonieDit gezelschap had ik ook onder de wonderen van Hamburg horen opgeeven. Het is een zeer groot gebouw alwaar het woord Harmonie in goude letters den gevel versiert. Van binnen toonde men nu eerst alweder een Lesezimmer met couranten en tijdschriften opgevuld. Deze vindt men hier overal en men behoeft niet verlegen te zijn om het nieuws niet te kunnen weeten. - In deze Lesezimmer heerscht | |
[pagina 40]
| |
de plegtigste stilte en het schijnt daar als of men de Kant's ‘Kritik der reinen Vernunft’ bestudeert, terwijl men alleen den onpartijdigen Hamburger correspondentGa naar eind40 leest. Doch van hier voerde men mij in een speelzimmer. Ik had mij ongelukkig uitgelaten dat ik whist speelde, en dus was er geen genade. Ik wierd oogenblikkelijk aan een whisttafel met twee vreemden vastgesmeed, stond duizend angsten uit om mijnen medehelpers genoegen te geeven, en was zeer verheugd eindelijk met een klein verlies op te staan, daar ik de genoegens der Harmonie van harten verwenschte. | |
Omwandeling van HamburgReeds had ik veele straten dezer stad doorkruisd en betreden, en nu besloot ik eens den geheelen omvang van dezelve om te lopen. Eerst begaven wij ons na de haven, alwaar eene menigte van schepen van alle volken hunne schatting toevoerden. Hier rijst men langs den hogen walle tot eene aanzienlijke verhevenheid het Observatorium genoemd, alwaar, de hemel zij dank, banken en een koffyhuis de Fransche kanonnen vervangen hebben. Hier overziet men den gehelen haven, Hamburg, Altona, etc. Dit gezicht is uitmuntend. Men kan voorts de stad geheel omwandelen en bewondert deszelfs sterkten. Dan eens ziet men op de verwoeste voorsteden naar de zijde van Altona, dan den buiten Alster, dan de voorstad St. Georg naar de kant van het Zuidelijk Duitschland, die alleen nog geheel staan bleef. Dan komt men op eene nog meer verhevene grond, welke de Franschen tot de citadel verkozen haden, van welke zij de rampzalige stad bij den minsten opstand hadden kunnen platschieten. - Zoo betrad men dan die wallen, zoo la(n)g het toneel van overheersing en militair geweld; zoo beschouwt men van daar die volkrijke stad; terwijl zich de spitse torens der vijf hoofdkerken in alle rigtingen vertoonen. Het gedeelte van de stad na de kant van Altona wordt gewoonlijk de Neustadt genaamd en is iets regelmatiger. Het is in de oude stad dat de meeste grachten gevonden worden, die, hoewel zij in de bevalligheid hunner oevers niet met de onze kunnen vergeleken worden, egter dat voordeel bezitten, dat het water steeds vloeit en aan ebbe en vloed onderworpen, een veel aangenamer gezigt oplevert. | |
[pagina 41]
| |
Eerzuil van BüschHet is bij de zoogenoemde citadel dat men de Büsch's Höhe aantreft, welke die naam ontleend van het grafteken hier aan den verdienstlijken Professor BüschGa naar eind41 opgerigt, die door zijne uitgebreide werken over den handel, zijn vaderland, ja het geheel handeldrijvend Europa van zooveel nut was. Het bestaat in eene pyramide die zeer eenvoudig is. Men vindt het uitgehouwen afbeeldsel van den verdienstelijken man. Een navolging van eene antique offerhande als basreliëf, en voorts een opschrift waarin gezegd word dat het dankbare Vaderland aan den edelen burger dit gedenkteken oprigtte. Het blijve dan hier ook prijken, al ware het alleen om te toonen dat MercuriusGa naar eind42, die meestal meer met goud dan met eer beloont, egter ook deze laatste aan zijne lievelingen verschaft en dat handelkunde niet alleen hier ons tijdelijk bestaan bevorderd, maar ons ook bij onze dankbare medeburgers eenen duurzaamen roem kan verwerven. | |
De Michaëlis TorenDewijl het onder de pligten van den reiziger behoort, om, de natuurlijke traagheid welke den mensch aangeboren is, overwinnende, ten koste van de vermoeiing zijns ligchaams, alles te beschouwen wat merkwaardig is of merkwaardig heet; zoo behoort dan ook het beklimmen van torens tot de voornaamsten dier pligten en het was deswegens dat ik mij na de grote Michaëlis kerk begaf. Deze kerk is van binnen zeer sierlijk. Men vindt nog een altaar even als bij de Roomschen. Nu ging het aan het klimmen, en het gelukte mij, na het optreden van zeshonderd zes en vijftig trappen, den top des torens te bereiken. Het laatste gedeelte gaat cylinderswijze om een spil, en dan koomt men eindelijk in een klein kamertje vlak in den top des torens. Nu, men geniet hier dan ook een schoon torengezicht, doch dat zich moeilijk laat beschrijven. Men ziet de menschen als mieren grimmelen, 't geen reeds aan menig reiziger gelegenheid tot stichtelijke bespiegelingen over de nietigheid van het aardsche heeft gegeeven, die wij hier nu niet herhalen zullen. Nergens egter krijgt men een beter topographisch denkbeeld van eene stad dan wanneer men dezelve van zulk een hoogte beschouwt. | |
[pagina 42]
| |
Goede VrijdagGoede Vrijdag, hier Charfreytag genoemd, is hier geheel feestdag. Zij was in vroeger tijden door de kutschenfahrt op den Wal op dien dag beroemd, wanneer zelfs ten steun der zeden, de poorten gesloten waren om de inwoners te beletten het vermaak buiten de stad te vinden. Ik wandelde nu nog op dezen wal alwaar men eenige equipages en vele wandelaars vind. - Ik beschouwde met de meeste oplettendheid de schoonste helft van 't menschelijk geslacht, en bevond dat ook hier, gelijk bij de dochters van Eva in andere landen, het getal der schoone vrouwen het geringste is. Verder zag ik geen een belangrijk paar, veel heeren met twee dames bezet, dames alleen etc. Reeds in een vroeger articul liet ik mij vrij ongunstig over de zedelijkheid der Hamburgers uit, en hoe meer ik hier verneem, hoe meer ik reden heb deze uitdrukkingen te bevestigen. Geen stand is hier welligt naar evenredigheid meer bedorven als die der dienstmeisjes. Men vindt onder hen zeker de schoonste van de vrouwelijke kunne. Hun costuum getuigt van smaak en pracht, en nadat zij des daags de zaken van hunnen Herrschaft bezorgd hebben, gaan zij 's avonds op Privat-geschäfte uit, en hebben allen bijzondere betrekkingen, en loopt het nu eindelijk eens spaak, dan vindt men ligt eenen goeden jongen, uit eenen minderen stand, die in haar zijne wederhelft kiest, en dus het genoegen heeft man en vader te worden. Over het algemeen is huisselijkheid iets, 't geen men hier al zeer zelden vindt. Men zoekt het genoegen naar buiten en men vindt het daar al zeer zelden. O, mijne vaderstad! o beminde boorden van den Amstel!! Ik zal bij mijne terugkomst uwe waarde nog meer leeren schatten. De vreemdeling moge dan ook uwe zuinigheid, uw naauwgezetheid bespotten, hij verstomt nog voor uwe grootheid, en gevoelt alles wat hem zelve ontbreekt. Ja zeker een der genoegens van den reiziger bestaat ook daarin, om bij het zien van vreemde volken, zijn eigen land, zijn eigen gewoontens des te meer te leeren waardeeren. - Ja, heil den Hollander! gerust kan hij Europas rijken doorreizen, kan overal de paleizen der vorsten en de hutten der armoede bezoeken, en wanneer hij dan eindelijk aan den boezem van eene teder minnende gade, al het heil van huisselijke deugd geniet, uitroepen: Heil mij dat ik in Nederland het leven ontfing. - | |
[pagina 43]
| |
De Mislukte KerkgangIk wilde op eerste Paaschdag, coûte que coûte, tempelwaards aantreden en was daartoe zeer in de vlugt om des ochtends gereed te zijn om na Altona op te marcheeren. Ik kwam dan ook daar en vernam waar zich de Mennonitische kerk bevond. Ik trad dezelve in, en vond een klein kerkje, alwaar, tot mijne verwondering, in 't Nederduitsch en zeer goed gepredikt wierd. Ik had de oogen nog niet veel om mij heen geslagen, doch was verwonderd over het deftige zwart, waarin alle de toehoorders gehuld waren. Weldra bemerkte ik dat alhier de plegtigheid des Avondmaals, op zoo vele plaatsen in de belangrijke Paaschweek gesteld, gevierd wierd. Ik vertrok dan van daar en kwam in een allerliefst kerkje een der fraaiste die ik ooit zag, alwaar men in 't Hoogduitsch predikte, doch waar alles zoo vol was, dat men zelfs op de gallerij niet horen kon. Hetgeen ik hoorde was uitgerekte kanselstijl. In een derde kerk was ik niet gelukkiger. Ik geloof dat dit wederom Doopsgezinden waren, want ook hier predikte men in 't Nederduitsch, de kerk was zeer groot, doch zeer leeg en ik zag weldra dat men ook hier Avondmaal vierde. Nu had ik eens vooral genoeg, ik verliet de laatste kerk en stapte huiswaards, alwaar ik het dan maar best vond mij zelfs wat voor te prediken. | |
BlankeneseIk zoude 's middags een togt naar het Land maken, en wierd daartoe in een der hier gewoonlijke stoelenwagensGa naar eind43 geplaatst. Ik gevoelde aan de lugtgesteldheid dat mijne reis Noord- en niet Zuidwaards ging want hoewel de zon scheen sneeuwde het fel, en de koudste voorjaarswind deed ons klappertanden. Wij reden nogmaals langs de bekoorlijke oevers der Elbe, die ik reeds vroeger beschreef. Wij reden Nienstedten voorbij en kwamen te Blankenese of Blankensee, een soort van schippersdorp wiens inwooners zich door hunne bijzondere kleding en de vrouwen door hunne rode rokken onderscheiden. Hier wandelden wij op eene buitenplaats of hier genoemde Garten van den heer Bauer uit Altona, en deze was indedaad verrukkend. Zij legt geheel op aanzienlijke hoogtens en de paden kronkelen zich uit de valeien naar derzelver top, alwaar het | |
[pagina 44]
| |
utizicht over de geheele omstreken, over den golvenden landstroom, onbeschrijflijk schoon is. Op een der hoogste verhevenheden staat een tempel, in eenen zeer goeden smaak gebouwd, onder denzelven ligt eene grot, en het gezigt van daar op de Elbe is verrukkend. Dit gehele landschap, nu reeds zoo schoon, moet dan als alles in het gewaad des zomers getooid is, indedaad verrukkend zijn. De gedurige afwisseling van hoogtens en laagtens, de verscheidenheid der gezichten aan alle kanten; de wel geplaatste versierselen op de schoonste plekjes, alles getuigt van den smaak van den aanlegger of den eigenaar. - Daar het weder nu zeer schoon geworden was, kon men zich met moeite van dit oord losrukken. - Bij het terugkeeren door Altona zagen wij op eenige afstand het graf van alle diegenen, welke gedurende de belegering door Eckmühl uit Hamburg verjaagd wierden, en eindelijk te Altona de eindpaal van alle hunne rampen hadden gevonden. | |
Panorama van ParijsDewijl alhier een Panorama van Parijs was, kon ik niet nalaten hetzelve te gaan zien. Het was niet datgene, dat te Amsterdam geweest is. Het gezichtkundig bedrog van zulk een panorama is gewis zeer vernuftig uitgedacht, en ik geloof dat men op gene wijze een beter denkbeeld van een stad bekomen kan. Dit was volgens mijne zwakke kunde zeer goed geschilderd, alleen schenen mij de beeldjes wat scherp, en de kleuren schoner dan zij indedaad in de natuur zijn. - Hamburgers waren hier in menigte met hunne vrouwen, die er ook veel vermaak in schenen te scheppen en gedurig uitriepen: ‘es ist etwas Einziges’; terwijl iemand van de grote natie aan de Hamburger BadaudsGa naar eind44 aanwees waar de beste restaurateurs woonden. | |
Tell van SchillerIk genoot eindelijk een genoegen, dat ik reeds lang gewenscht had, namelijk een stuk van Schiller goed te zien voorstellen. De schouwburg was zoo tot stikkens toe opgepropt, dat men bijna niet tot staan konde komen. Vivat de ToneelkijkerGa naar eind45, dacht ik. Hier worden de grote mannen doch niet verlaten. Nu gevoelde men eerst hoe Schiller de persoon van TellGa naar eind46 begrepen had. Het is niet gelijk bij de | |
[pagina 45]
| |
Franschen zulk een vrijheidsheld op stelten, die heerlijke magt-spreuken over nationale vrijheid uitgalmt. Het is de zoon der natuur, die geene samenzwering smeed, doch dáár, als hij persoonlijk beledigd word, vrouw en kinderen beschermt! HerzfeldGa naar eind47 als Tell, KühneGa naar eind48 als GesslerGa naar eind49 waren onverbeterlijk. Het toneel van het afschieten van den appel was uitmuntend. Dat van de bijeenkomst van RütliGa naar eind50 deed ook een zeer goed uitwerksel. Herzfeld is een groot acteur, hij had Schiller geheel gevat. - Jammer is het egter dat Schiller een vijfde bedrijf gemaakt heeft. De aankomst van Joannes ParricidaGa naar eind51 hoewel hij dan ook een contrast met Tell oplevert, verwekt geen belang na al hetgeen dat gebeurd is, hoewel het niets ontneemt aan alle de schoonheden in de vorige bedrijven vervat. Herzfeld wierd op het toneel teruggeroepen en betuigde in weinige, doch gepaste woorden het publiek zijnen dank voor dien bijval. | |
Sallon d'ApollonTot eene geheel andere, eene geheel verschillende beschrijving dien ik nu over te gaan. Wie heeft niet van den beruchten Sallon d'Apollon gehoord, die met meer regt de Sallon de CythereaGa naar eind52 zou kunnen genoemd worden. Besloten hebbende eer ik Hamburg verliet, toch ook deze merkwaardigheid te bezigtigen begaf ik mij met mijnen CiceroneGa naar eind53 derwaards. Ik vond bij het inkomen dat zij die mij met zoo veel ophef van den bouw dezer zaal gesproken hadden, de zaak niet overdreven, want indedaad zij is uitmuntend, met den grootsten smaak gebouwd, overal met beelden versierd, schoon verlicht, en ik weet in Amsterdam geen zaal zelfs niet die van Felix, met wien zij het meeste gelijkvormigs heeft, die men boven haar zou kunnen verheffen. Onder de Franschen was hier een Cour Prétoriale,Ga naar eind54 nu is dezelve weder tot hare oude bestemming teruggekeerd. Het orchest is hier geen speelhuis-muzijk maar zeer goed bezet, voor een danszaal is alles uitmuntend ingerigt, en in den omtrek kan men zich overal van ververschingen bedienen. Hier wandelen dames, de priesteressen der ongewijde Venus, doch op zulk eene wijze dat men niet terstond zoude erkennen, op welke altaren zij offeren. Men vindt hier niets van datgene, hetwelk de ondeugd walgelijk is; men vindt alleen hetgeen haar bekoorlijk maakt. Hunne | |
[pagina 46]
| |
kleding is niet onbevallig, zonder dat aanlokkende te hebben dat men anders bij diergelijke voorwerpen vindt. Ik wandelde hier heen en weder en kon niet anders dan de vernedering van het Ideaal der menschheid betreuren bij het bedenken, dat zoo vele indedaad schone vrouwen, die hier nu rond zwierden, geheel aan het verderf ten prooi gegeven waren. Ik zag er wie nog de blos der eerste jeugd versierde en die nog de kunstblos niet tot versterking harer bekoorlijkheden hadden ingeroepen. Men zag, vooral bij de schoonste, weinige ontuchtigheid van gebaarden, en alles scheen meer eene partij van vrolijke meisjes, dan een huis der verleiding. Mannen komen hier zeer veel, ongetrouwde, en zelfs getrouwde, want om hier met zijne vrouw, zij moge dan schoon, braaf en edel zijn, tevreden te zijn is toch geen Hamburger mode. Diep betreurt de beminnaar der menschheid, eene stad alwaar de verfijning der ondeugd reeds tot zulk eene hoogte geklommen is. Indedaad ik moet openhartig bekennen, dat men onder deze vrouwen niet zoo zeer schone gelaatstrekken als de rijzigste schitterende gestaltens vindt. Mijn gids wees mij twee meisjes. Deze, zegt hij, zijn zeer wel opgevoed, zij woonden hier op 't land bij eene oude moeder, en deze zeer arm zijnde, zoo moeten zij op die wijze iets trachten te verdienen. Hemel, hoe gruwzaam. Zij die misschien eens het geluk van eenen braven jongeling had kunnen volmaken, die misschien eens een gezegende moeder geworden was, ziet hier nu de roos der onschuld op eens afgerukt, om nooit weder op te bloeien. Men vond hier waar voor alle liefhebbers en zelfs eene zwartin. Na nog een klein oponthoud verliet ik dit oord, mij als een waar Hollander tot den passief handel bepalende en anderen den actief handel overlatende, dacht ik met Tollens: Teelt den Hemel 't gruwzaam gift,
De ingeschapen toverdrift,
Die het jeugdig hart doet jagen
Zulk een wreede sleep van plagen.
| |
Nog het een en anderBij de vertoning van Tell, zag ik nog eens naar mijn publiek om, of het publiek gevoel had? Nu dit bemerkt men ligt. Dit zij zoo. | |
[pagina 47]
| |
Is dit een volk dat vrij geworden is? Men kan met Attila zeggen: ‘Befreij dich selbst’, men is hier te veel gebildet, om aan iets zoodanigs te denken. Men denkt alleen om gedurende eenigen tijd de verveling te ontvluchten en of het dan de Natuur of de Kunst, of het Schiller of de Sallon d'Apollon zij, indien de tijd maar verdreven wordt. Ik geloof nog aan eene Natie in Duitschland, nog aan Pruissen. Tot hiertoe zullen twintig duizend Franschen weinig wederstand vinden. Er zijn edelen onder het volk, doch wat vermag de diamant in den stofklomp begraven? - Ja, men haat hier de Franschen, en waar deed men dit met meer regt dan hier? Men haat hen hier, omdat men door Davoust en de Franschen bestolen is, daarom zoude men voor hen ook de poorten sluiten. Doch anders wat voor een onderscheid is er, om door een senaat of door een keizer geregeerd te worden? De Franschen hebben hier een schone erfenis nagelaten, namentlijk hunne zeden; de schoonste vrouwen der kooplieden alhier waren hunne maîtressen. Een volk bij wien dit gebeurt, is reeds diep gezonken. Indien de handel voordelig is gaat alles nog goed. Is dezelve nadelig dan zal men toch op de zelfde trant voortleven. Want hoe is het ook mogelijk zich dan uit betrekkingen los te rukken, zich het genot des levens te ontzeggen. Men wandelt hier echter op eenen hollen grond; door de roverijen der Franschen zijn de fortuinen van velen ondermijnd, gelijk de appels aan de oevers der Doode Zee: het is alleen de schijn welke nog iets beduidt. Handelzuchtig egoïsmus, om een staat van weelde te ondersteunen, onverschilligheid over het algemeen, zucht naar het zinlijke, naar het genot van het ogenblik. Ziedaar, hoofdtrekken waarvan ik echter veel uitzonderingen toegeef. Mogt ik mij bedriegen, ik alles te zwart inzien, en met genoegen zag ik de donkere kleuren in dit tafreel opgehelderd, indien de waarheid zelve mij dit gebood te veranderen. - | |
De schrik is het meestTerwijl ik in den Koning van Engeland gerust lag te slapen, werd ik eensklaps door snaphaanschoten opgewekt... O, dit droomde ik zeker, denk ik en wil mij weder in de armen van Morpheus begeven, wanneer eensklaps een twede schot, weldra van een derde ge- | |
[pagina 48]
| |
volgd, mijne glazen doet dreunen. Ik spring op doch uit de vensters ziende, en niets gewaar wordende, ga ik gerust weder slapen, denkende dat de tijd dit raadsel wel zal oplossen, en verneem des morgens dat er 's nachts brand geweest was en men gewoon was dit dus door snaphaanschoten te verkondigen. | |
WandsbeckMet genoegen bereikte ik deze plaats die door den Wandsbecker Bothe van ClaudiusGa naar eind55 zoo bekend is geworden. Op weg vindt men nog de sporen der verwoestingen, door de Franschen aangerigt. Wandsbeck is een allerliefst dorpje met eene sierlijke kerk en eene menigte landhuizen. Een bevallig slot en een klein woud dat dit oord geheel omringt, maken dit oord tot een diergenen waar men bij het genot der natuur, het best van alle de woelige zorgen der Hamburger beurs kan uitrusten. | |
TonyHet was de laatste dag van mijn verblijf in Hamburg. Daar zag ik op het toneelberigt een stuk van Theodor KörnerGa naar eind56 gemeld en dit moest ik nog zien. - ‘Tony of de Europeërs op St. Domingo’, waarvan de redding van eenen Europeër door een meisje dat hij bemint, het onderwerp is, is in eenen bevalligen stijl geschreven. De eenvoudige goedhartigheid van den vereeuwigden schrijver straalt in hetzelve door. Mlle Wrede met den bekoorlijksten Duitschen tongval, dien ik immer hoorde, beviel algemeen. Kühne was als negerhoofdman onverbeterlijk. Hiermede zeide ik nu vaarwel aan den Duitschen schouwburg en ook aan Hamburg, welke plaats ik echter weldra weder denk te bezoeken. |
|